In dit jaarbericht legt het OM verantwoording af over de inzet, prestaties en resultaten in 2019. De cijfers, toelichting en verhalen geven weer op welke wijze het OM zijn maatschappelijke opdracht heeft ingevuld. Het werk van het OM leidt niet zelden tot nieuwe inzichten in maatschappelijke ontwikkelingen en criminele fenomenen. Uit de ervaringen kunnen lessen voor de toekomst worden getrokken. In dit hoofdstuk wordt het werk van het OM vanuit het perspectief van enkele bredere ontwikkelingen beschreven.
Het OM is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en draagt bij aan een rechtvaardige samenleving. Het OM zorgt ervoor dat aan zowel verdachten als slachtoffers recht wordt gedaan en dat misdaad niet loont. Onder gezag van het OM sporen politie, Koninklijke Marechaussee (KMar), bijzondere opsporingsdiensten en buitengewoon opsporingsambtenaren criminaliteit op en wordt opgetreden tegen strafbaar gedrag. Daarna besluit het OM over de vervolging, waarbij het jaarlijks bijna de helft van alle zaken zelfstandig afdoet. De andere zaken worden voor de rechter gebracht.
Nederland verandert, het werk verandert mee
De gemoederen in het publieke debat lopen door polarisatie hoog op. Ondermijning van de samenleving door georganiseerde criminaliteit moet een halt worden toegeroepen. Veel verdachten hebben psychische of andere problemen die van invloed zijn op het plegen van een misdrijf. De samenleving wordt bedreigd door nieuwere vormen van strafbaar gedrag, bijvoorbeeld van ‘terugkeerders’ uit voormalig IS-gebied of van geradicaliseerde verdachten en veroordeelden. De bestrijding van terrorisme, maar ook van cybercrime, staat hoog op de maatschappelijke agenda. Het OM is steeds meer betrokken bij het voorkomen van misdrijven. Deze ontwikkelingen hebben belangrijke invloed op het werk van het OM en hebben tot gevolg dat de complexiteit en de ernst van strafzaken toenemen, terwijl de hele strafrechtketen kampt met beperkte capaciteit.
In 2019 was na jaren van daling sprake van een toename van de geregistreerde criminaliteit, met een opvallende stijging van het aantal aangiften van (online) fraude en oplichting. Ook het aantal aangiften van verkrachting, diefstal met geweld, bedreiging en mensenhandel/mensensmokkel liet een toename zien.
De aantrekkende instroom en gegroeide taken en verwachtingen betekenen dat er voldoende middelen moeten zijn om het OM zijn werk op hoogstaand niveau te kunnen laten (blijven) doen. Tegelijkertijd is er langjarig bezuinigd op onder meer het OM en verwacht de maatschappij steeds meer.
Slachtofferrechten
Het OM houdt rekening met de belangen van verdachten en slachtoffers, zodat zowel sprake is van een eerlijk proces als van eerbiediging van de rechten van het slachtoffer. De afgelopen jaren is de positie van slachtoffers in het strafproces versterkt, waarbij de ontwikkelingen en maatregelen elkaar snel hebben opgevolgd. Het is belangrijk dat slachtoffers en nabestaanden zich herkennen in de wijze waarop misdrijven worden berecht en afgedaan en waarop straffen worden tenuitvoergelegd. Om het precaire evenwicht tussen rechten van verdachte en slachtoffer te bewaken, is tijd en ruimte nodig om de ontwikkelingen die elkaar de afgelopen jaren snel zijn opgevolgd, goed te kunnen verwerken.
Het OM binnen de strafrechtketen
Het OM moest de afgelopen jaren meer leveren voor minder geld. Sinds 2011 heeft het OM te maken gehad met structurele bezuinigingen van meer dan 100 miljoen euro per jaar. De bezuinigingen op het OM hebben de basis van de organisatie geraakt. De verschraling wordt vooral gevoeld bij reguliere strafzaken; doordat er substantieel minder kon worden uitgegeven aan ondersteuning en ontwikkeling van de benodigde ICT is de werkdruk toegenomen. Die neemt nog verder toe doordat zittingen langer duren en het OM met andere taken op het terrein van preventie en zorg en hogere eisen van doen heeft gekregen, zoals de privacy-eisen aan het uitwisselen van gegevens.
Tegenover de bezuinigingen stond de afgelopen jaren een aantal investeringen op verschillende beleidsterreinen. Dit extra geld ging wel samen met extra taken, bijvoorbeeld op het gebied van slachtofferrechten, terrorismebestrijding of de aanpak van ondermijning. Daardoor wordt blijvend veel gevraagd van de OM-medewerkers.
Niet alleen het OM staat voor grote uitdagingen. De hele strafrechtketen wordt belast, van politie tot rechter, van (sociale) advocatuur tot reclassering en van gevangenissen tot slachtofferhulp. En bovendien is er sprake van onderlinge afhankelijkheid. Knelpunten bij één partner hebben gevolgen voor de hele keten. In 2019 was al sprake van onbalans tussen beschikbare en benodigde zittingscapaciteit. In 2020 is deze onbalans toegenomen. Het lukte de rechtbanken ondanks flinke inspanningen niet om alle zaken die het OM had willen aanbrengen, ook tijdig te behandelen. Het OM verwachtte eind 2019 dat ruim 20.000 strafzaken, die gereed zijn voor behandeling, niet op zitting behandeld zouden kunnen worden door gebrek aan zittingscapaciteit. Daarbovenop komt de achterstand die opgelopen is door de coronacrisis. Om de uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, hebben de organisaties binnen de strafrechtketen de handen ineen geslagen en gezamenlijk gewerkt aan het digitaliseren van het werk in de strafrechtketen en zijn afspraken gemaakt om de doorlooptijden in strafzaken terug te dringen. Die gezamenlijkheid is goed en nodig, en illustreert dat het belangrijk is om bij intensiveringen, bezuinigingen of stelselherzieningen de gevolgen voor de strafrechtketen als geheel in kaart te brengen.
De kwaliteit van de rechtsstaat
Het maatschappelijk vertrouwen in de Nederlandse rechtspleging is groot. Dat mag geen geruststelling zijn, maar is bovenal een aanmoediging om te blijven werken aan de kwaliteit van de rechtsstaat. Doorlooptijden die niet meer te begrijpen zijn of het niet goed effectueren van rechterlijke vonnissen tasten de legitimiteit van het strafrecht aan. Het niet opnemen van aangiften van slachtoffers door de politie, of om capaciteitsredenen geen opvolging geven aan die aangiften, leiden tot cynisme bij de burger. De uitdagingen waar het OM zich voor gesteld ziet zijn niet enkel van organisatorische of financiële aard. Zij raken de strafrechtketen als geheel en het OM als instituut en zonder adequate actie staat de geloofwaardigheid van de rechtsstaat op het spel.
De verhouding tussen het OM, de politiek en de samenleving roept regelmatig vragen op. Vaak zijn er in de media en in de politiek discussies over wel of geen (taak)straf of over de hoogte van de straffen en of het OM en alle partners die betrokken zijn bij een gevoelige strafzaak wel voldoende hebben geacteerd. Dat laat zien dat de rechtsstaat een levend onderdeel van een beweeglijke samenleving is. Dat is een groot goed. Van het OM mag worden verwacht dat het in de strafzaken met een koel hoofd en een warm hart invulling geeft aan zijn onafhankelijke rol. Voortdurend hoort het belang van de scheiding der machten te worden benadrukt, in het maatschappelijk en politiek debat. Dat is essentieel voor een rechtvaardige samenleving, maar die onafhankelijkheid is kwetsbaar in het publieke debat over individuele zaken als het besef van, en begrip voor, institutionele waarborgen langzaam vervagen.
Het besef dat onafhankelijkheid niet zonder verantwoording is, zit diep in het DNA van iedere OM’er verankerd. De rechter beoordeelt in veel zaken het optreden van het OM. Het OM doet echter ook een groot deel van de zaken zelfstandig af. Het oordeel van de rechter komt er dan aan te pas wanneer verdachten verzet instellen tegen de beslissing van de officier van justitie. Daarnaast oefent de procureur-generaal bij de Hoge Raad sinds enkele jaren, mede op initiatief van het OM, toezicht uit op de taakuitoefening van het OM. Dat neemt niet weg dat het OM een intrinsieke gerichtheid heeft op rechtvaardig, rechtmatig en magistratelijk handelen. Opleidingen helpen om daarbij de benodigde vaardigheden te onderwijzen, en op vele niveaus wordt het professionele gesprek gevoerd en gestimuleerd, zowel dagelijks en informeel als meer geïnstitutionaliseerd in werkoverleg of ten overstaan van landelijke of regionale reflectiekamers. Dat professionele gesprek is een illustratie van het belang dat het OM hecht aan legitimatie van het eigen optreden. Natuurlijk worden fouten gemaakt; ook daarom hoort het OM verantwoording af te leggen en ervan te leren.
Euthanasie en vergevorderde dementie
Is een arts verplicht de wilsbekwaam afgelegde schriftelijke euthanasieverklaring nog te verifiëren bij een wilsonbekwame patiënt? Dat is de kernvraag in de euthanasiezaak die eind augustus 2019 in Den Haag op zitting staat.
In april 2016 verricht een specialist ouderengeneeskunde euthanasie bij een 74-jarige vrouw in een verpleeghuis. Door de vergevorderde dementie is deze vrouw volledig wilsonbekwaam. Over haar wens om te sterven spreekt zij zich wisselend uit. De arts vindt het daarom niet zinvol de euthanasie met haar te bespreken en gaat uit van de eerder afgelegde schriftelijke wilsverklaring. Daarin staat dat de vrouw euthanasie wil als zij zou moeten worden opgenomen in een verpleeghuis.
Die verklaring is niet op alle punten even duidelijk. De Regionale Toetsingscommissie Euthanasie vindt dat de arts niet zorgvuldig heeft gehandeld en stuurt haar oordeel naar het OM. Het OM besluit de zaak aan de rechter voor te leggen. Vooral omdat het OM antwoord wil op een belangrijke vraag: hoe moeten artsen omgaan met euthanasie bij wilsonbekwame patiënten die nog wél kunnen communiceren en die daarbij aangeven (in afwijking van hun eerdere wilsverklaring) een levenswens te hebben?
De officier van justitie vindt dat zo lang de patiënte nog kon spreken, de arts het euthanasieverzoek met haar had moeten bespreken en had moeten verifiëren of zij nog dood wilde. De officier van justitie vraagt de rechtbank om de arts geen straf op te leggen omdat zij volledig aan het onderzoek heeft meegewerkt en zij ook al een tuchtrechtelijke procedure heeft doorlopen.
Op 11 september 2019 ontslaat de Rechtbank Den Haag de arts van alle rechtsvervolging. De arts is volgens de rechtbank niet strafbaar omdat zij heeft gehandeld in overeenstemming met de zorgvuldigheidseisen van de ‘Wet toezicht levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding’. Het OM is het niet eens met dat vonnis, maar gaat niet in hoger beroep omdat dit belastend is voor de arts. Wel vraagt het OM de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad om een vordering tot ‘cassatie in het belang der wet’ in te dienen. Die wordt in december 2019 ingediend. Het gaat hier om een bijzonder rechtsmiddel waarmee vragen kunnen worden gesteld aan de Hoge Raad terwijl tegelijkertijd het eerdere vonnis in stand blijft. Het voor de arts gunstige vonnis van de rechtbank wordt dus definitief.
Op 21 april 2020 doet de Hoge Raad uitspraak via een zogenoemd ‘arrest’. Daarin staat dat euthanasie ook mogelijk is bij mensen met een vergevorderde vorm van dementie. De Hoge Raad vindt dat de arts in dit geval ook mocht afgaan op de schriftelijke verklaring omdat haar patiënte niet meer in staat was zich een relevante wil te vormen. Dit betekent overigens niet dat artsen nooit met patiënten hoeven te spreken. De Hoge Raad bepaalt nadrukkelijk dat een arts bijvoorbeeld moet vaststellen of de patiënt nog in staat is zich een relevante wil te vormen. Als dat zo is, mag de arts niet afgaan op de schriftelijke euthanasieverklaring. Verder moet worden voldaan aan alle wettelijke zorgvuldigheidseisen, zoals het bestaan van actueel lijden. Op de arts rust dus een onderzoeksplicht.
Het OM is blij met de duidelijkheid die het arrest geeft. Omdat de Hoge Raad vooral naar de onderliggende zaak heeft gekeken en niet alle rechtsvragen zijn beantwoord, blijft het mogelijk dat het OM andere zaken zal onderzoeken en waar nodig aan de strafrechter zal voorleggen.
Ondermijning
Ondermijnende criminaliteit wordt gedefinieerd aan de hand van een aantal eigenschappen. Eén van de eigenschappen was lang onzichtbaarheid. Daarmee wordt bedoeld dat het om criminaliteitsvormen gaat die zich verhullen en waarvan het ontwrichtend effect niet meteen zichtbaar is. Het is criminaliteit waar actief onderzoek naar moet worden gedaan omdat de gepleegde misdrijven anders niet in beeld komen. De afgelopen jaren hebben laten zien dat ondermijning steeds zichtbaarder wordt. Het dreigen met en plegen van geweld speelt zich de laatste jaren steeds minder in het beslotene af. Schietpartijen op straat, moorden op mensen van wie vermoed wordt dat ze met de politie praten, ‘vergismoorden’ en het niets en niemand ontziend aanpakken van concurrenten in het criminele milieu zijn al langer een serieus en zichtbaar probleem. Met in 2019 als treurig dieptepunt het neerschieten van advocaat Derk Wiersum die bijstand aan een kroongetuige met de dood moest bekopen.
Moord Derk Wiersum schokt Nederland
“Een zaak die in Nederland voor zeer veel beroering heeft gezorgd. Een absoluut schokkende moord. Door velen ook wel bestempeld als een aanslag op de rechtsstaat, een ongekende aanval op de waarheidsvinding, op veiligheid en op rechtvaardigheid. Maar Derk Wiersum was niet alleen advocaat, hij was vooral ook een vader, een echtgenoot, zoon, familie, vriend, collega.”
Zo begint de officier van justitie het requisitoir tijdens de pro-formazitting tegen een van de verdachten van de moord op Derk Wiersum. De 44-jarige advocaat wordt in de ochtend van 18 september 2019 bij zijn huis in Amsterdam neergeschoten. Nederland reageert vol ongeloof en verdriet op deze afschuwelijke moord.
Omdat de moord mogelijk verband houdt met het feit dat Wiersum een kroongetuige bijstond, volgen beveiligingsmaatregelen van advocaten, rechters, politiemensen en officieren van justitie. De juridische wereld staat op zijn kop.
Negen dagen na de moord wordt op Schiphol de eerste verdachte aangehouden. Hij zou een vaste gebruiker zijn geweest van de witte Opel Combo die op de plaats delict heeft staan wachten op de vluchtende schutter. In diezelfde auto zijn ook bloedsporen aangetroffen die een match opleverden met DNA-materiaal van Wiersum.
Inmiddels zitten drie verdachten in voorlopige hechtenis op verdenking van medeplegen moord. Het politieonderzoek, onder leiding van meerdere officieren van justitie, is nog in volle gang. Meer aanhoudingen worden niet uitgesloten.
Bewaken en beveiligen in 2019
"2019 is een heel heftig jaar geweest voor het OM. Ik denk dan vooral aan de afschuwelijke moord op advocaat Derk Wiersum. Een flink aantal collega’s, maar ook politiemensen, rechters en advocaten kreeg daarna te maken met beveiligingsmaatregelen. En ik denk ook aan burgemeesters en journalisten die al lange tijd niet zonder beveiliging over straat kunnen. Dat heeft een ongelofelijke impact op hen. Ik heb veel respect voor hun moed om door te gaan ten behoeve van onze rechtsstaat", aldus Gerrit van der Burg.
Wie in Nederland wordt bedreigd en beveiliging nodig heeft, krijgt te maken met het stelsel bewaken en beveiligen. Het waken over de veiligheid van personen is onderdeel van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en vindt in de meeste gevallen plaats onder gezag van het OM.
Dit stelsel ondervindt de laatste jaren in toenemende mate de effecten van de steeds zichtbaarder wordende ondermijnende criminaliteit. 2019 vormde in dat opzicht een dieptepunt. Bedreigingen, maar ook het daadwerkelijk aanwenden van extreem geweld, maakten ingrijpende beveiligingsmaatregelen noodzakelijk die in omvang ongekend zijn voor Nederland. Dit raakte het OM in sommige gevallen ook rechtsreeks, doordat verschillende collega’s lange tijd niet zonder beveiliging over straat konden.
De beveiligingsmaatregelen die complexer en langduriger in omvang en zwaarte zijn geworden, zorgen voor een aanzienlijke druk op de capaciteit van OM medewerkers die vanuit hun functie werken met het stelsel bewaken en beveiligen. Van hen werd de afgelopen tijd veel gevraagd.
De komende jaren wordt aanpak van ondermijning verbreed en versterkt. Een meer succesvolle aanpak leidt onherroepelijk ook tot meer weerstand vanuit de criminaliteit. Om ook de komende jaren voldoende toegerust te zijn om de juiste bescherming te kunnen bieden, is het OM gestart met het uitbreiden van de capaciteit voor bewaken en beveiligen. Deze uitbreiding zal de komende periode worden voortgezet, in samenhang met versterking binnen andere bij het stelsel betrokken organisaties.
Met man en macht wordt gewerkt aan het bestrijden van deze en andere vormen van ondermijnende criminaliteit. De samenleving is niet machteloos en daders en opdrachtgevers worden opgespoord en vervolgd. Het aantal onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden is in 2019 opnieuw gestegen en ook is zichtbaar dat zwaarder wordt bestraft.
Dat doet niets af aan het verdriet en leed van nabestaanden en daarom is het belangrijk dat de aanpak van ondermijning de komende jaren wordt verbreed en versterkt. Het Multidisciplinaire opsporingsteam (MIT) moet daarin een centrale rol vervullen. Om ondermijnende criminaliteit blijvend in te dammen, is meer nodig dan opsporing en vervolging. Een meerjarige, stabiele aanpak door een groot aantal partners, zoals decentrale overheden, bedrijfsleven en politie en opsporingsdiensten. Met oog voor repressie én preventie. Dat vraagt om een innovatieve en intensieve blik. In dat verband blijft het OM voorstander van uitbreiding van de huidige kroongetuigeregeling.
De aanpak van ondermijning vraagt om continuïteit in de financiering. En om samenwerking, die nog meer dan nu landsgrenzen moet overstijgen. Globalisering heeft niet alleen de legale economie veranderd. De illegale economie maakt gebruik van dezelfde mechanismen. Nederland vervult in de drugsindustrie een rol als consument, producent en facilitator. Drugshandel is wereldhandel. Ook cybercrime of mensenhandel en –smokkel kunnen niet zonder samenwerking met het buitenland worden bestreden. Naast illegale goederenstromen, verwerkt Nederland de bijbehorende criminele geldstromen. In Nederland behaalde winsten worden naar het buitenland weggesluisd en criminelen voor wie de grond hier te heet onder de voeten wordt, wijken uit naar het buitenland. Het onderzoek naar deze criminelen en hun vermogens maakt het verlenen van bijstand aan andere landen en hulp uit die landen noodzakelijk. Het OM kan door middel van rechtshulpverzoeken andere landen vragen om informatie te verstrekken ten behoeve van een Nederlands strafrechtelijk onderzoek of om daarvoor opsporingshandelingen te verrichten. Het OM stuurde in 2019 ongeveer 14.600 rechtshulpverzoeken naar andere landen. Andersom voert Nederland dergelijke verzoeken ook voor het buitenland uit. Dat gebeurt niet alleen op verzoek. Het OM kan ook zelf besluiten om informatie met betrekking tot strafbare feiten over te dragen. Alles bij elkaar werden in 2019 meer dan 43.000 rechtshulpverzoeken uit andere landen in behandeling genomen.
Criminaliteit in de wijk
De georganiseerde, ondermijnende criminaliteit opereert wereldwijd, maar heeft onmiskenbare lokale trekken. Ook internationaal opererende criminelen manifesteren zich lokaal, bijvoorbeeld omdat ze ook lokale markten bedienen en daar in zekere zin jongeren verleiden tot een crimineel bestaan. Daarom kent de aanpak van ondermijning ook een wijkgerichte aanpak. Niet alleen vanwege de effecten van lokale criminaliteit op de leefbaarheid in de wijk, maar ook met het oog op het in de kiem smoren van criminele carrières is aanpak van veel voorkomende criminaliteit belangrijk. De verschijningsvormen zijn groot en veranderen. Dat vraagt om variatie in de aanpak. Delicten als (winkel)diefstal, vernieling, uitgaansgeweld of verduistering kennen een lange historie en zorgen voor veel overlast. Ze vragen om een daadkrachtig, snel en afgewogen optreden en vereisen dat steviger en sneller wordt opgetreden. Dit gebeurt in de zogeheten ZSM-locaties door het hele land, zeven dagen per week veertien uur per dag.
Daarbij gaat steeds meer aandacht uit naar de achterliggende problematiek van de verdachte (psychisch, schulden, scheiding, huisvesting, werkloosheid). In 65% van de strafzaken is sprake van een verdachte met achterliggende problemen, bijvoorbeeld met de psychische gezondheid, schulden of verslaving. Bij een derde van de verdachten is sprake van een combinatie van problemen. Het OM houdt hier bij de beoordeling van de strafzaak rekening mee. Dat vereist goede samenwerking met maatschappelijke organisaties.
Veel van de klassieke delicten hebben een digitale component. De digitalisering van de samenleving heeft het leven van mensen ingrijpend veranderd. Wifi- en mobiele dataverbindingen zijn voor veel mensen primaire levensbehoeften. Het internet heeft compleet nieuwe markten gecreëerd en maakt dienstverlening mogelijk die het leven voor veel burgers gemakkelijker en comfortabeler maakt. Digitalisering biedt echter ook kansen voor criminelen. Gestolen goederen die via internet worden aangeboden. Babbeltrucs via chatapps als Whatsapp of Messenger waarmee niet alleen argeloze maar ook oplettende burgers worden opgelicht. Het gebruik van social media om mensen te chanteren en te bedreigen. Digitale criminaliteit kan ogenschijnlijk eenvoudig zijn, bijvoorbeeld het niet leveren van een via een digitale marktplaats gekocht artikel, maar wordt ook in georganiseerd verband gepleegd. Deze vormen van criminaliteit zijn veel minder zichtbaar op straat, maar de impact is er niet minder door. Inmiddels is deze verschuiving ook zichtbaar in de statistieken. Steeds minder Nederlanders geven aan slachtoffer te zijn geweest van traditionele vormen van criminaliteit zoals geweld, inbraak, diefstal en vernieling. Meer burgers zijn daarentegen slachtoffer geworden van cybercrime. Dat raakt burgers rechtstreeks. Een effectief antwoord vraagt zowel om de aanpak van de in georganiseerd verband opererende criminelen, als om een lokale aanpak van in de wijk opererende daders.
Net als in andere landen vindt het tegen gaan van radicalisering vaak een grondslag in gezinnen en andere netwerken in de wijken. Vele overheidsorganisaties dragen verantwoordelijkheid om kwetsbare burgers perspectief te bieden, problemen in de wijken op te lossen en de wijkagent en de welzijnswerker nog meer een sleutelpositie te geven in de wijken. Ook het OM vervult in ketenoverleg een rol jegens burgers die strafbaar of strafwaardig ernstig gedrag (kunnen gaan) vertonen. Het is een permanente uitdaging om de samenleving en de politiek het strafrecht niet als de enige oplossing voor maatschappelijke problemen in de wijken te laten zien. Een duurzame wijkaanpak vraagt om investering in zowel de ZSM-aanpak als in de lokale zorg-, jeugd- en welzijnsaanpak.
Milieucriminaliteit
Van oudsher wordt het zogenaamde ordeningsrecht ook strafrechtelijk gehandhaafd. Op het eerste gezicht gaat het vaak om delicten waar geen rechtstreekse slachtoffers bekend zijn en het enige verbeeldingskracht vergt om de ernst van een strafbaar feit goed te snappen. Dan gaat het om overtreden van uitstootnormen, het overschrijden van een maximale hoeveelheid deeltjes per kubieke meter lucht of het over het land uitrijden van meer mest dan is toegestaan. Achter de ogenschijnlijk technische regels gaat serieuze criminaliteit schuil, met soms gelegenheidsdaders maar zeer zeker ook georganiseerde criminaliteit die met milieucriminaliteit fors geld verdienen.
Het belang van dergelijke regels kan, zeker in een druk bevolkt land als Nederland, moeilijk worden onderschat. Uiteindelijk zorgen deze regels voor behoud van natuur, milieu, gezondheid en leefklimaat. Milieucriminaliteit draait vaak om personen en bedrijven die geld verdienen en een groot deel van de kosten afwentelen op de samenleving. Bijvoorbeeld criminelen die grof geld verdienen aan de illegale handel in pesticiden, zonder te investeren in ontwikkelkosten en zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor mens en milieu. De maatschappij is hiervan de dupe, omdat de integriteit van het maatschappelijke en economische stelsel aangetast wordt. Daarnaast kan (groot) gevaar ontstaan voor milieu en gezondheid.
Strenge regelgeving voor behoud van het milieu is een wassen neus als er onvoldoende aandacht voor naleving en handhaving is. Wanneer dergelijke regels structureel worden overtreden, tast dat de legitimiteit en de geloofwaardigheid van de overheid aan. De aandacht voor klimaat en milieu, alsook het debat daarover, is in 2019 tot nieuwe hoogten gestegen. Realisatie van door de overheid gestelde klimaatdoelen, vergt ook dat meer wordt ingezet op de aanpak van milieucriminaliteit. Ook moet structureel geregeld worden dat de vaak gespecialiseerde capaciteit die nodig is voor de opsporing, niet wordt ingezet voor andere doelen.
Journalistiek
Vrije nieuwsgaring en een onafhankelijke pers zijn pijlers onder een democratische rechtsstaat. Journalisten moeten dan ook in vrijheid en zonder gevaar hun werk kunnen doen. Helaas kan dat niet altijd. Op 1 april 2019 is PersVeilig gelanceerd, een initiatief van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Genootschap van Hoofdredacteuren, het Openbaar Ministerie en de politie. Het project heeft tot doel de positie van journalisten te versterken tegen geweld en agressie op straat, op social media en/of via juridische claims.
Vanaf 1 april 2019 geldt een verdubbeling van de strafeis voor agressie- en geweldsdelicten tegen journalisten. Politie en OM geven hoge prioriteit aan de opsporing en vervolging in gevallen van agressie en geweld tegen journalisten. Lik-op-stuk-beleid wordt zo veel mogelijk toegepast.
Journalisten die te maken krijgen met agressie en geweld, kunnen hiervan een melding doen op www.persveilig.nl. Persveilig is voortgekomen uit het akkoord dat de betrokken partijen in 2018 ondertekenden in het bijzijn van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid.
Aanwijzing
Het OM heeft de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden bij journalisten in 2019 aangepast. Het gaat om journalisten die als ‘bijvangst’ in beeld zijn gekomen in een tapgesprek en waarvan het gespreksverslag in een strafdossier is gevoegd. Voortaan zal de journalist daarvan op de hoogte worden gesteld wanneer het belang van het onderzoek dat toelaat, en voor zover duidelijk is dat het een journalist betreft. Dat was eerder niet verplicht. Een van de aanleidingen om de aanwijzing aan te passen, was een onderzoek naar een lek rond een burgemeestersbenoeming.
In oktober 2019 diende een strafzaak bij de rechtbank in Den Bosch die draaide om het lekken van informatie vanuit de vertrouwenscommissie tijdens de sollicitatieprocedure voor de nieuwe burgemeester van ’s-Hertogenbosch in 2017. In dit onderzoek, dat zich richtte tegen een raadslid en een voormalig wethouder, zijn onder andere de printgegevens van de telefoon van een journalist van het Brabants Dagblad opgevraagd. Deze journalist is in het onderzoek nooit als verdachte aangemerkt. Het OM eiste tegen het tweetal een geldboete van duizend euro. De rechtbank legde hen echter taakstraffen op. Het raadslid kreeg zestig uur taakstraf, waarvan een derde voorwaardelijk. De voormalig wethouder werd veroordeeld tot veertig uur onvoorwaardelijke taakstraf.
Gijzeling
In oktober 2019 werd een journalist van de NOS in gijzeling genomen. De rechter-commissaris in een strafzaak van parket Rotterdam nam die beslissing, omdat de journalist geen vragen wilde beantwoorden als getuige in dit onderzoek. Het onderzoek draait om een vergismoord uit 2015, waarbij een 41-jarige man uit Berkel en Rodenrijs om het leven kwam. In dit onderzoek is een getuige enige tijd getapt. Door die tap heeft het OM kennis gekregen van gesprekken tussen een getuige en de NOS-journalist. De uitwerking van die gesprekken is door de officier van justitie opgenomen in het dossier, omdat de gesprekken relevante informatie bevatten met betrekking tot de strafzaak.
In februari 2019 verzocht de verdediging in deze zaak de rechtbank om de journalist te horen als getuige. Het OM verzette zich tegen dat verzoek, de rechtbank wees het echter toe.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris vertelde de journalist dat hij op geen enkele vraag antwoord wilde geven. Hij beriep zich op zijn verschoningsrecht, waarin wettelijk is vastgelegd dat journalisten hun bronnen mogen beschermen. Het OM vond in deze zaak dat de journalist zich niet kon beroepen op het recht op bronbescherming, omdat de identiteit van de bron al bekend was. Daarnaast was ook bekend onder welke omstandigheden de informatie door de bron aan de journalist is verstrekt.
Het OM heeft tegenover de rechter wel uitgesproken dat de gijzeling moest worden beëindigd. De journalist had aangegeven geen antwoord te zullen geven op vragen. Gijzeling is bedoeld als middel om een getuige te bewegen antwoord te geven, en niet als straf voor een journalist die een gemotiveerd beroep doet op het recht van informatievergaring en bronbescherming.
De raadkamer van de rechtbank Rotterdam maakte een dag later de beslissing van de rechter-commissaris ongedaan en de journalist werd in vrijheid gesteld.