Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

De burgeropsporing van Maurice de Hond bij de Deventer moordzaak ging net te ver. Toch raakte Frank Smilda, sectorhoofd bij politie Groningen, geïnspireerd door de nieuwe werkwijze op internet: Complexe problemen online zetten; de wisdom of the crowd benutten; burgers laten meedenken en participeren. “Wie zijn wij van politie en OM dan, om te zeggen dat wij bij veiligheid en opsporing de regie hebben?”

Als kleine jongen stond hij naast zijn vader in de ‘donkere kamer’. Gefascineerd zag hij foto’s ineens zwartwit opkleuren. Op 16-jarige leeftijd kreeg hij zijn eerste bijbaantje in winkel voor audio en video. Toen de eerste Sony Handycam op de markt kwam, probeerde hij de videocamera thuis uit, om die een dag later met enthousiaste verhalen over de toonbank te laten vliegen. Weer een paar jaar later kwam hij tijdens zijn militaire dienst op een operatiekamer te werken, vol met medische apparatuur. “Dus technologie en innovatie is een rode draad in mijn leven, en in mijn werk bij de politie probeer ik die nieuwe ontwikkelingen te volgen en de vertaalslag te maken naar wat het voor de organisatie betekent. Dé game changer voor elke organisatie was het internet, en vanaf 2005 de social media. Samen met TNO-onderzoeker Arnout de Vries schreef ik er een boek over: ‘Social media: het nieuwe DNA’.”

"Geef burgeropsporing een plek in een fatsoenlijke samenleving"

Hoe veranderden social media het spel?

“Vóór de komst van de social media moest je enige ICT-kennis hebben en zelf je software downloaden om iets online te kunnen. Met de social media had je die technische kennis niet langer nodig. Je had alleen nog een emailadres en wachtwoord nodig, vervolgens kon je zelf een video posten op Youtube, een Facebookaccount maken, teksten twitteren, foto’s online zetten. Dat burgers dat bij de opsporing gingen doen, had een enorme impact op de opsporing. Al die voorbeelden, veel goede en ook een paar die net over het randje gaan, ben ik gaan verzamelen. Maar die technologie omarmen en in rechtstatelijke banen leiden, is voor de overheid een enorme worsteling, net zoals je dat ook ziet bij bitcoins en cryptocurrencies. Maar je houdt de ontwikkeling niet tegen. Omarm het. Geef burgeropsporing een plek in een fatsoenlijke samenleving.”

Wat is de worsteling van de overheid bij dit recente fenomeen van burgeropsporing?

“Wacht eens, burgeropsporing is geen recent initiatief van burgers. Burgeropsporing bestaat sinds de mens bestaat. Kijk, gaandeweg heeft zich een rechtsstaat ontwikkeld, waarin in een ‘sociaal contract’ met burgers is afgesproken dat er bij criminaliteit institúten zijn die dat onderzoeken. Maar die instituten van opsporing, vervolging en berechting, kunnen niet alles aan en sinds burgers gebruik kunnen maken van technologie als social media, loopt de overheid achter de ontwikkelingen aan met haar oude Wetboek van strafvordering.” 

Frank Smilda

Geef eens een voorbeeld?

“Woninginbraak. Daar lossen we in Nederland maar tien procent van op. Maar als burgers dat dan zelf willen doen, schiet de overheid snel in een reflex: ‘Ho, burger! Mag je niet doen! Daar hebben we politie en justitie voor!’

Maar de overheid kán dat niet oplossen en zal het oplossingspercentage niet van tien naar vijftig procent brengen. Dat snap ik. Maar om dan als overheid te zeggen: ‘Burger, je mag niks zelf doen’, dat vind ik heel ver gaan. Datzelfde geldt bij meer delicten. Nou, als je dan alleen maar blijft hangen in je rechtsstatelijke verhaal, blijf je ook hangen in de huidige opsporingspercentages.” 

Mag je van juristen verwachten dat ze hun rechtstatelijke verhaal afschaffen en het wetboek met het oud papier meegeven?

“Ik bedoel: je moet niet alléén dat verhaal vertellen. Kijk, woninginbraak is gedaald maar maakt nog steeds zo’n zestig-, zeventigduizend slachtoffers. Veel mensen hebben zelf camerabeelden en doen dan aangifte. Omdat de politie ook heel veel andere dingen moet doen, leidt die aangifte niet altijd tot veel urgentie. Die burger wil heus wel even wachten, maar als na een half jaar nog niets is gebeurd, zegt hij: ‘Ja hallo! Ik heb hem hier zélf op camera staan. Jullie doen niks? Dan zet ik die beelden gewoon online’. Moet ik die burger dan zeggen dat hij dat niet mag doen? Dat vind ik ingewikkeld hoor.”

Ja, zeg ik dan makkelijk vanuit mijn studeerkamer 

“Klopt. Maar je kan hem ook zeggen dat er nú nog geen capaciteit is, of dat we met een heel lichte capaciteitsvariant misschien iets kunnen doen. Of je zegt dat áls de burger die beelden plaatst, hij dat in elk geval met de ogen zwart moet doen. En dat hij, als hij de naam van een verdachte achterhaalt, die dan aan ons geeft, en dan werken wij het uit. Maar vanwege capaciteit niets doen, en dan gelijk erachteraan zeggen dat de burger ook niets mag doen… Ik ben tegen eigenrichting, dus dat gat moet je als overheid zien te vullen.”

Hoe vul je dat gat, zonder dat officieren en rechters daar nachtmerries van krijgen?

“Als politie hanteren we daar drie leidende principes. Bekrachtigen, begrenzen, beschermen. Als burgers zich aan de spelregels van de rechtsstaat houden, kun je dat bekrachtigen en moet er wederkerigheid zijn tussen burger, politie en OM: als een burger een zaak die wij laten liggen netjes oppakt en met bewijs komt, zouden wij dat ook moeten oppakken.

We begrenzen, als burgerparticipatie ten koste gaat van het recht. Toen Maurice de Hond de klusjesman noemde, was dat smaad en is hij daar voor veroordeeld. Gaat een burger voor eigen rechter spelen, dan stoppen wij onze samenwerking direct.
En bescherming: de veiligheid voorop. Mensen mogen gefrustreerd zijn en het niet eens zijn met de strafmaat, maar ga je actief en agressief op pedofielen jagen, dan moeten wij begrenzen en die pedofielen beschermen. Sowieso moet je in zedenzaken alleen onder zeer strikte voorwaarden met burgers participeren.”

Zeggen klassieke rechercheurs niet: ‘Man, jij hebt toch ook geleerd dat je zuinig moet zijn op informatie en daderkennis’ en ‘Ík maak een PV van verhoor op ambtseed, en jij laat die burgers maar rommelen!’

“Tuurlijk. Die maak ik al vijftien jaar mee. Ik laat ze dan concrete voorbeelden zien, vertel erover. Sommigen vinden het geen mooie ontwikkeling. Anderen zeggen: het is niet meer te stoppen, daar moet je in meebewegen. De zoektocht naar Anne Faber was een gamechanger. De politie, die zelf volop aan de slag was, zag dat een enorme burgerkracht op gang kwam. Niet dat de politie veel keus had, maar gelukkig is de politie naar de familie gegaan en heeft gezegd: ‘Fantastisch wat jullie doen; laten we onze krachten bundelen’. Sindsdien hebben we vanaf de start van zo’n onderzoek die burgeropsporing in ons achterhoofd zitten.”

Je wil gebruik maken van web 2.0 – en dan komt daarna rechtstaat 2.0 nog wel een keer. Zouden togadragers die volgorde niet liever omdraaien?

“Dat lukt niet, omdat maatschappelijke ontwikkelingen sneller gaan dan de rechtsstaat kan bijbenen. Denk ook aan Burgernet. Toen dat in 2005 in Nieuwegein begon, twijfelden mensen: ‘Maar je kan toch niet zomaar burgers bellen en hen vragen naar buiten te kijken.’ Nou, het is opgezet, bestaat nog steeds, en inmiddels zijn 1,7 miljoen Nederlands lid. Wist je dat er geen land ter wereld is, waarbij dat bestaat? In veel landen zou, vanwege ontbrekend vertrouwen in de politie, Burgernet helemaal niet lukken.”

Zwart-wit gezegd: Burgeropsporing is niet tegen te houden, dus wen d’r maar aan? En bovendien: Politie en burgers hebben hetzelfde doel, dus burgers kunnen hun gang gaan?

“Geen misverstand: ik ben dolgelukkig dat we een réchtstaat hebben. En ik word ook heel blij van het programma burgeropsporing van politie en OM. Daarin bouwen zij al twee, drie jaar aan een manier om aan die leidende rechtstatelijke principes geen afbreuk te doen, terwijl ze wel kijken hoe we daar de rol van burgeropsporing in kunnen positioneren. Dat is ook best ingewikkeld, maar het is fantastisch dat dat nu gebeurt.
Tegenwoordig denken we niet alleen meer in termen van ‘burgerparticipatie in politieonderzoek’, maar ook aan ‘politieparticipatie in de opsporing van de burger’. Vervolging hoeft daarbij niet het einddoel te zijn. Alternatieve interventies buiten het strafrecht kunnen ook een uitkomst zijn.”

"De politie kan echt profiteren van de grote bereidheid van de burgers om de opsporing te helpen"

Hoe gaan rechters om met zaken waarin informatie afkomstig is van burgeropsporing?

“In rechtbank Haarlem kwam een burger met bewijsmateriaal vanaf haar Facebook-account. Dat leidde bij de advocaat van de tegenpartij tot kritiek: ‘Ja, hoezo Facebook!? Wat is daar dan de bewijswaarde van?’ Toen sprak de rechter legendarische woorden: ‘Welkom in deze nieuwe wereld. Ik bestempel dit als rechtmatig’. De jurisprudentie zal zich nog wel uitkristalliseren, en hopelijk zijn rechters ook wel gevoelig zijn voor burgeropsporing als die binnen de spelregels van de rechtstaat blijft. Zelf wil ik burgers daarbij vooral helpen.”

Hoe wil je helpen?

“Arnout de Vries en ik hebben bijvoorbeeld een ‘Eerste hulp bij opsporings’-kitje bedacht. Daarin leggen we met een infographic uit wat je als burger simpel zelf kan doen bij de start van een opsporingsonderzoek. Beantwoord de 7 gouden w’s. Wie, wat, waar, wanneer, waarom, waarmee, op welke wijze. We hebben ook een eerste hulp bij buurtonderzoek, een eerste hulp bij signalen van ondermijning. Het zit soms nog in een experimenteerfase, maar het is er wel en we maken nu plannen om dit breder te delen. Het leuke is dat die kitjes getoetst zijn door het programma burgeropsporing: het past binnen de leidende principes van politie en OM.”

Ik had ooit een collega met op zijn kamer een spreuk aan de muur: “Burgers zijn levende organismen die het bedrijfsproces verstoren”

“Haha. Zo’n gedachte is heel herkenbaar, ook wel bij mij.”

Is het lastig om de regie te houden, als allerlei trollen, waarzeggers en waanzinnigen je strafrechtelijke onderzoek de verkeerde kant opsturen?

“Je zegt ‘regie houden’. Maar heb niet de illusie dat je altijd de regie hebt. Wie zijn wij dan wel als politie en justitie, om te denken dat we regie hebben op het onderwerp veiligheid en opsporing? Ja, in de wet staat wel dat de officier leider van het onderzoek is, maar die burger denkt anders: ‘Als mijn zaak niet wordt opgepakt, ga ik zelf aan de slag en heb ik de regie’. En dat trollen en waarzeggers zich ermee bemoeien, voorkom je gewoon niet. Niet in TGO-onderzoeken en niet in het burgeropsporingswerk.

Maar ik benadruk graag de positieve kant van de burger die in actie komt. De politie kan echt profiteren van de grote bereidheid van de burgers om de opsporing te helpen. Van hun deskundigheid – velen zijn hoogopgeleid – en hun acties hebben politie en justitie juist in deze maanden kunnen profiteren.”

Doel je op de avondklokrellen?

“Jazeker. Bekend is natuurlijk dat burgers de politie heeft voorzien van veel beeldmateriaal. Maar burgers hebben ook de politie gewezen op oproepen die gedaan werden op socialmediaplatforms om te gaan rellen. Daarmee heeft de politie in een aantal gevallen rellen kunnen voorkomen of dempen.

Zet als overheid – en zeker als overheid die een probleem zelf niet kan oplossen – burgers niet te snel weg als amateurs die de verkeerde dingen doen. Want het tegendeel is vaak waar. Daarom is het zo goed dat burgeropsporing nu door politie en OM serieus genomen wordt en steeds meer kansen krijgt om zich te ontwikkelen. Iedereen profiteert daarvan.”