Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer
Stabiele, veilige ICT-systemen. Dat is prima te organiseren als je daar tijd en geld in wilt steken, zegt Eveline de Greeve. Interessanter vindt de rechtbankpresident van Noord-Holland de vraag hoe je strafrecht in de cloud rechtstatelijk organiseert. “Denk daarbij goed na over hoe beeldmateriaal het strafproces gaat veranderen.”
“Mag ik vooraf iets zeggen? Dit interview over ICT en technologische ontwikkeling gaat ook over de ‘robotrechter’, begreep ik? Laten we die term niet gebruiken.” Zo start Eveline de Greeve, president van rechtbank Noord-Holland, het vraaggesprek. De Greeve is ook voorzitter van de landelijke Strategie & Innovatieboard binnen de Rechtspraak.
Waarom wilt u het niet over de robotrechter hebben?
“Omdat het van alles suggereert dat er nog lang niet is. En omdat dat dan vaak niemand weet waar je het over hebt. Bovendien roept ‘robotrechter’ weerstand op, waardoor niemand meer wil luisteren. Zonde, want artificial intelligence bijvoorbeeld kent prachtige mogelijkheden.”
Dan beginnen we in het hier en nu. Hoe schetst u de huidige stand van de ICT bij de sector straf van de Rechtspraak?
“Daar moeten we ronduit blij mee zijn. We hebben het KEI-debacle (het project Kwaliteit En Innovatie rechterlijke macht dat in 2018 digitaal procederen mogelijk had moeten maken – red.) echt achter ons gelaten. Mijn eigen gerecht is eigenlijk honderd procent digitaal als het om strafzaken gaat en andere gerechten zijn ook al heel erg ver. Het is best een ingewikkelde klus, maar voor je het weet zijn we, ook de kabinetten RC, honderd procent digitaal. Dat betekent dat we alles wat met dossiers te maken heeft, op een digitale manier verwerken. En we hebben een viewer – ‘Divos’, die kennen jullie bij het OM wel – waarin je documenten kunt bewerken, voorbereidingsformulieren maken, links naar pagina’s in het dossiers kunt maken, highlighten, zoeken. Die viewer werkt heel fijn. Veel rechters hebben een iPad, waardoor ze op een comfortabele manier hun dossiers kunnen lezen, en ze ook niet meer enorme stapels naar huis hoeven sjouwen.”
Zijn alle rechters daarover zo vrolijk als u klinkt?
“Jazeker. Het heeft allemaal wel lang geduurd en dan denken mensen op enig moment: ‘Mijn hemel is het er nu nog niet!’ Maar dan zijn ze ook extra blij als het er is.”
Wat is een volgende stap voor de Rechtspraak?
“We ontwikkelen nu een ‘cloudbeleid’. De uitdaging is om bij technologische ontwikkelingen ook onze rechtsstatelijkheid te bewaken. In zo’n cloudsysteem staan onderdelen her en der: daar waar zij het best gemaakt kunnen worden. Dat vraagt veel, ook van de contracten waarmee je je leverancier managet. Onze systemen moeten efficiënt, wendbaar, veilig en afgeschermd zijn. Het is niet de bedoeling dat OM en Rechtspraak in dezelfde bak informatie zitten te graaien. Het moet wel duidelijk zijn wat de dossiers van de Réchtspraak zijn en waarop onze uitspraken gebaseerd zijn.”
Zouden OM en Rechtspraak niet beide magistratelijk in zo’n informatiesysteem kunnen werken? Of zou dat voor de advocatuur niet wenselijk zijn?
“Voor alle procespartijen moeten er waarborgen zijn voor afscherming van hun eigen informatie. Kijk, het OM put natuurlijk weer uit de systemen van de politie, die straks – maar nu ook al – een hele bak met filmpjes heeft. De rechtbank moet alleen de filmpjes zien die in het procesdossier komen. De rechtbank moet niet de mogelijkheid hebben om in tienduizenden filmpjes van de politie te kunnen grasduinen. Je moet dus netjes scheiden welke informatie voor het domein van de Rechtspraak is welke niet. Dat los je deels technisch op en deels door afspraken. Dat is een grote uitdaging. We moeten zeker weten en voor iedereen zichtbaar kunnen maken dat het ICT-systeem goed is en ‘onder de motorkap’ deugt. En erop kunnen vertrouwen als partijen ons dat garanderen. Want laten we wel wezen: in hoeverre kan je er zelf veel verstand van hebben? Maar de informatie moet bijvoorbeeld goed gecompartimenteerd zijn. En waar systemen van politie, OM en Rechtspraak verbindingen hebben, moeten die verbindingen aan allerlei eisen voldoen. Een gewone rechter hoeft niet alles te weten over hoe de technologie is ingeregeld, dat is een vraagstuk voor de Rechtspraak als organisatie.”
Wat moet een gewone rechter op het gebied van ICT en moderne technologie kunnen en weten?
“In individuele zaken waarin die technologie speelt, moeten ze enigszins begrijpen waarover het gaat. Dat speelt eigenlijk altijd. Zo kunnen rechters ook niet alles over het menselijk lichaam weten, terwijl we daar soms veel van moeten weten voor de beoordeling van een zaak. Daarover kunnen we ons door deskundigen prima laten voorlichten. Rechters moeten vooral op een zeker abstractieniveau kunnen denken. Altijd kritisch blijven. Doorvragen als ze het niet begrijpen. In bestuursrechtelijke zaken speelt al regelmatig dat bestuursorganen met algoritmes werken bij hun beslissingen. Dat moeten wij kunnen volgen. Laat ze het maar uitleggen waarom ‘de computer het zegt’. Zolang je het als rechter niet snapt, vind je het verhaal gewoon niet onderbouwd genoeg.”
Gebruikt de Rechtspraak zelf al algoritmes?
“Nee, nog niet.”
Wij spreken elkaar nu via een smartphone die er bol van staat.
“Zeker, maar de Rechtspraak past het nog niet toe bij het maken van beslissingen. We zoeken natuurlijk af en toe via bepaalde woorden in een dossier, dat is superhandig. We laten echter nog geen bigdata-algoritme los op een groot dossier. Als je me vraagt hoe de Rechtspraak zich gaat ontwikkelen bij het ontsluiten van grote bestanden en onze kennissystemen, dan is dát volgens mij een van de eerste dingen om te gaan exploreren. De politie doet het al, bij het analyseren van taps. Ik denk dat wij in megazaken ons zouden laten kunnen helpen door die heel grote dossiers door de computer te laten analyseren. Dat moeten we kunnen; niet als beslissysteem, maar als hulpsysteem.”
Welke opleiding of cursus is handig voor rechters?
“Eentje over beeldmateriaal, bijvoorbeeld. Daar gaan we steeds meer mee werken. In het nieuwe Wetboek van Strafvordering zou beeldmateriaal zelfstandig als bewijs kunnen gaan gelden. Dan is het belangrijk dat je ook begrijpt hoe je filmpjes zou kunnen bewerken en wat je zou kunnen doen met deepfakes en voicecloning. Net zoals we vroeger moesten leren hoe je met identiteitsbewijzen en DNA zou kunnen knoeien.
Ik hoop dat als beeldmateriaal van het OM en politie straks echt als bewijsmateriaal kan gaan gelden, jullie er een ‘stempel’ op kunnen zetten: het voldoet aan deze en deze voorwaarden. Wij toetsen dan die voorwaarden, en voldoet het daaraan, dan is het betrouwbaar. In een strafproces heeft het NFI daar natuurlijk een rol, zal er vanuit de advocatuur tegenspraak komen, en kunnen wij deskundigen inschakelen.”
Ziet de Rechtspraak over tien jaar nog het onderscheid nog tussen een echt filmpje en een nepfilmpje?
“Misschien niet. Maar met DNA hebben we zo’n zelfde technische ontwikkeling doorgemaakt. Ook bij beeldmateriaal zal er altijd wel een manier zijn om te zien of ergens mee geknoeid is. Dat geldt overigens ook voor fotomateriaal. Ik heb in een cursus weleens geleerd hoe je achteraf nog steeds kan zien of een foto bewerkt is. Dat heeft met de ontstaansgeschiedenis van de foto te maken en van met welke camera de foto afkomstig is. Dus ik maak me daar niet zo’n zorgen over. We hebben in de Rechtspraak bovendien forensisch medewerkers die ons daarbij helpen.”
In het verleden begrepen juristen niet altijd de NFI-rapportages. En ook het werken met likelihood ratio’s bij bewijswaardering is geen hobby van togadragers.
“Tja, volgens mij snappen de meeste mensen statistiek niet zo goed, he? In zaken die tot dwalingen hebben geleid, zijn er best wat deskundigen geraadpleegd, dus ook een aantal van hen hebben het weleens mis. Dat vraagt van ons dat we kritisch moeten zijn en moeten weten waar de risico’s zitten. Wat dat betreft test de Rechtspraak bij het werven van rechters kandidaten niet op technische kennis, maar op dat kritisch en hoogabstract kunnen denken, op kunnen doorvragen en het kunnen benutten van deskundigen.”
Terug naar de robotrechter, als dat mag. U ziet hem niet komen. In de komende tien jaar niet of nooit niet?
“Zeg nooit nooit. En het hangt er dus erg van af wat je met ‘robotrechter’ bedoelt. Maar een geschil in een computer gooien, waarna de robotrechter dan rechtspreekt – het lijkt me om allerlei redenen nog heel ver weg.”
In ‘Homo Deus’ schreef Yuval Harari over hoe menselijke breinen aan computers gekoppeld kunnen gaan worden. Vond ik griezelig. Dat kan bij rechtspreken misschien ook gaan gebeuren.
“Zeker, in dat geval zou het de computer zijn die het menselijk brein onderstéunt, en niet zelf een beslissing neemt. Dat de computer ooit de werking van het menselijk brein compleet kan imiteren, kan je niet uitsluiten, maar zo ver zijn we nog lang niet. Een computer kan regels toepassen: als jij zo veel te hard rijdt, krijg je zo veel boete. Maar een computer kan op dit moment nog niet allerlei huis-tuin-en-keukeninformatie toepassen op een casus. Daarvoor zou hij enorm veel gegevens moeten hebben – iets wat wij mensen van nature makkelijk en snel kunnen. En volgens mij kan een computer nu ook nog niet echt argumenteren, want dat is gebaseerd op taal en volgens mij kan een computer gewone taal niet omzetten in juridische kwalificaties.”
U ziet vooral kansen bij technologie en ICT, nietwaar?
“Ja, volgens mij kunnen we daar met optimisme naar de toekomst kijken. Corona heeft daar een boost aan gegeven: iedereen voelde de noodzaak om digitaal te gaan werken en ging mogelijkheden inzetten die er al lang waren. Ik denk dat we in het strafrecht het moment hebben bereikt waarop we ook echt verder kunnen gaan denken. Eerst was het de kunst om alle informatie digitaal te maken. Nu zijn we zover dat we kunnen onderzoeken hoe we gebruik kunnen maken van al die data en digitale informatie.”
Dan moeten we erop kunnen vertrouwen systemen stabiel en veilig zijn
“Ik denk dat ‘performance’ vooral een kwestie van geld is. Onze maatschappij is – denk ook aan het aantal IC-bedden – geneigd om alles maar zo efficiënt mogelijk te doen. Maar wil je heel robuuste systemen bouwen die nooit uitvallen, dan kost het gewoon veel geld. Daar ben ik laconiek in: geven we dat geld niet uit, dan komen die robuuste systemen er niet.
En zeker, veiligheid en privacy horen bij die discussie. Beveiliging tegen hackers is wel een ander verhaal dan performance. Natuurlijk loop je risico’s – zoals vroeger papieren dossiers ook weleens in de hens gingen en mensen dossiers konden weghalen. En ja, bij digitale lekken gaat het meteen om veel gegevens. Maar realiseer je ook dat er in onze openbare rechtspraak maar een klein deel van onze data is waar écht helemaal niemand bij moet kunnen. MH17 is daar een voorbeeld van en dat hebben we ook gewoon georganiseerd en apart gezet. Die data hebben we het label ‘hoogbeveiligd’ gegeven en dan ga je er echt anders mee om.”
Dan kunnen de Russen er niet bij?
“Nee. Nou ja, ‘hoogbeveiligd’ betekent in elk geval dat je dat soort gegevens nooit in de cloud zult zetten. Het betekent dat je misschien eens met standalone computers werkt. En dat je in het uiterste geval op papier overgaat – papier is niet weg, hè? Als je in deze gevallen verstandig met data omgaat, met deskundigen over risico’s nadenkt en veiligheidsmaatregelen neemt, denk ik dat er weinig aan de hand is.”
Heeft u op het gebied van ICT een tip voor het OM?
“Zelf ben ik gefascineerd door hoe wij in de toekomst in het strafrecht met beeldmateriaal om moeten gaan. Het OM brengt zaken trouwens nu soms al fantastisch in beeld. Een beeld zegt meer dan duizend woorden, maar roept ook duizend nieuwe vragen op. Dus is mijn tip: ga daarover met elkaar nadenken, veel en lang. Niet vanuit de techniek, maar vanuit je vak. Wat gaat beeld betekenen voor strafrechtspraak? Hoe wil je omgaan met beelden van verhoren, beeldmateriaal van burgers, met nabestaanden die filmpjes van hun geliefden in de rechtszaal willen laten afspelen? Hoe geef je zo’n proces vorm en doe je het rechtstatelijk?”
Beantwoordt u die vragen zelf eens?
“Die vraag kan ik ook niet beantwoorden. Die zullen we stap voor stap moeten zien te beantwoorden. Mensen gaan vaak als eerste plaatjes kijken. Willen we een filmpje zien van hoe het slachtoffer heeft geleefd? Hoe het er op een plaats delict uitzag? Hoe de verdachte bij de politie de vragen heeft beantwoord? Hoe ga je beeldmateriaal in het dossier als bewijsmiddel opnemen, zonder dat het – daar is die beveiliging weer – op YouTube komt? Die antwoorden moeten we ontdekken. Ze zijn heel bepalend voor hoe je uiteindelijk je strafproces voert.”