Tekst Jochem Davidse
Foto Loes van der Meer
Vier jaar geleden verruilde officier van justitie Maarten Groothuizen het OM voor de landelijke politiek. Als Tweede Kamerlid maakte hij zich namens D66 met name hard voor een nóg betere rechtsstaat. Dit jaar keert hij terug op het oude nest: “Ik blijf OM'er in hart en nieren.”
Wat deed je vier jaar geleden besluiten om het OM te verruilen voor de landelijke politiek?
“Eigenlijk was het meer toeval. Het idee speelde al toen in 2012 het kabinet viel en ik, naast mijn werk bij het OM, voor D66 in de Nijmeegse gemeenteraad zat. Rob Jetten, destijds mijn fractievoorzitter daar, vroeg of het niet wat voor mij was, die Tweede Kamer. Na wat wikken en wegen heb ik ja gezegd. Uiteindelijk stond ik net te laag op de kieslijst om daadwerkelijk verkozen te worden. Bij de verkiezingen van 2017 probeerde ik het nog een keer. Toen zat ik erbij. Er zat geen strategie of roeping achter of zo, het is gewoon zo gelopen.”
Geen strategie, maar wel een bepaalde ambitie wellicht?
“Dat wel. Ik was al een redelijk ervaren officier van justitie. Dat is een baan met heel veel vrijheid, waar je echt je eigen tent mag runnen, maar waarbij je af en toe ook tegen zaken aanloopt die je niet kunt veranderen omdat ze buiten je macht liggen. Zaken die samenhangen met wetgeving, bezuinigingen of andere politieke keuzes. Als officier had ik daar natuurlijk mijn ideeën over, maar daar kon ik niets mee. Als je die dingen wilt veranderen moet je de politiek in.”
Kun je concrete voorbeelden geven?
“Dat zijn er een hoop, maar bijna allemaal vloeien ze voort uit het feit dat er sinds 2008 flink bezuinigd is op het OM. Volgens mij was de initiële bezuiniging zo'n 25 procent. Het OM is daardoor heel stevig geraakt. Daar heb ik zelf als officier de gevolgen van ondervonden, maar ik zag vooral hoe het op mijn collega's drukte. Het begon met kleine, praktische ingrepen die je werk bemoeilijkten, maar uiteindelijk heeft het geresulteerd in een aanzienlijke toename van de werkdruk.”
Heb je de indruk dat die werkdruk bij OM'ers de laatste jaren lager is geworden?
“Die indruk heb ik helaas niet. Het werk van het OM wordt de laatste jaren alleen maar complexer. Er komen alleen maar taken bij. Taken op het gebied van terrorismebestrijding, georganiseerde misdaad, slachtofferrechten, noem maar op. En dat is niet erg, want OM'ers zijn doeners, aanpakkers, maar als je er simpelweg de capaciteit niet meer voor hebt, dan stapelen zaken zich op. Dat is een kwalijke zaak.”
Wat heb je voor het OM concreet kunnen bereiken in de vier jaar dat je in de Tweede Kamer zat?
“Toen ik als Kamerlid begon lag er voor het OM nog een resterende taakstelling, een nog door te voeren bezuiniging. Die is door een motie van mij en mijn collega-Kamerlid Chris van Dam, die ook van het OM komt, gelukkig teruggedraaid. Dat ging om een bedrag van 17 miljoen structureel op jaarbasis. Geen enorme klapper misschien, maar wel een concreet resultaat. Daar was ik best trots op.”
Heb je het als een cultuuromslag ervaren, je overstap van het OM naar de Tweede Kamer?
“Wanneer je als officier op zitting staat, acteer je in een zekere professionele omgeving, omringd door andere professionals, rechters en advocaten, met allemaal min of meer dezelfde juridische basis en achtergrond. Je spreekt dezelfde taal, zeg maar. In Den Haag is dat anders. De Tweede Kamer bestaat uit 150 mensen met een heel diverse achtergrond en expertise. Het aantal juristen met juridische praktijkervaring is er heel beperkt. Ik heb ook echt wel eens collega-Kamerleden dingen horen zeggen, waarvan ik dacht, misschien moet je dat nog even checken. Niet iedereen is tot in de puntjes geïnteresseerd in het Wetboek van Strafrecht. Dat is ook logisch, maar het maakt het soms lastig om je ideeën en argumenten goed over het voetlicht te krijgen. Laat staan om er een meerderheid voor te vinden. Want je kunt wel gelijk hebben; zolang je daar niet minstens 75 collega's van kunt overtuigen ga je er niets mee bereiken. Dat betekent dus veel praten met mensen, veel koffie drinken, veel geduld hebben... Maar dat wist ik al van mijn tijd in de Nijmeegse gemeenteraad. Zo werkt het in de politiek.”
Het verkiezingsprogramma van D66 pleit voor meer geld en capaciteit voor 'de rechtspraak, het OM, gerechtstolken, de reclassering, het gevangeniswezen, de forensische psychiatrie en psychologie en de sociale advocatuur'. Dat rijtje beslaat zo'n beetje het hele spectrum van de strafrechtketen. Hoe slecht staat het er voor?
“Wij hebben echt een fatsoenlijke rechtsstaat, daar ben ik van overtuigd. Veel dingen gaan goed, maar door die opeenstapeling van bezuinigingen van de afgelopen jaren, en doordat het werk steeds complexer is geworden, hebben we op meerdere terreinen wel te maken met achterstallig onderhoud dat dringend moet worden aangepakt. Met name bij het OM en de sociale advocatuur zie ik dat de situatie echt problematisch aan het worden is. Bij de politie is dat relatief minder omdat daar onlangs nog flink is geïnvesteerd. Dat zie je vaak in Den Haag: als het gaat om de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wordt er als eerste extra geld vrijgemaakt voor de politie. Maar daarbij vergeet men voor het gemak dat, als je investeert in de politie, dat tot meer zaken en meer verdachten leidt waarvoor je dus ook meer rechters nodig hebt, meer officieren, meer capaciteit bij de reclassering, meer capaciteit bij justitiële inrichtingen, noem maar op. Je kunt niet alleen aan de voorkant investeren en aan de achterkant niets doen. Ergens in het proces loopt het dan onvermijdelijk vast. Het is eigenlijk bizar dat je dat nog moet uitleggen, maar zo is het helaas. Daarom heb ik die tekst voor het verkiezingsprogramma ook bewust zo aangeleverd. Over de hele linie moet er geld bij. En dan vooral bij het OM en de sociale advocatuur. Als je het mij vraagt is de situatie daar het meest nijpend.”
Je hebt je de afgelopen jaren met name ingezet voor meer capaciteit voor de bestrijding van cybercrime. Wat heb je daar concreet bereikt?
“Op dat gebied had ik graag iets meer willen bereiken. In het laatste regeerakkoord zijn wel afspraken gemaakt over extra geld daarvoor en die afspraken zijn ook in de breedte uitgerold. Zo is er flink geïnvesteerd in de digitalisering van de strafrechtketen. Dat zit niet specifiek op cybercrime, maar het hangt er wel mee samen. Ik heb eind vorig jaar nog wel een motie ingediend waarin gesteld werd dat als er bij de politie geïnvesteerd wordt in meer cyberrechercheurs, dat zo'n zelfde investering dan ook aan de OM-kant moet worden gedaan, maar dat voorstel heeft het helaas niet gehaald. Om de simpele reden dat er gewoon geen geld voor was. Daar ben ik wel enigszins teleurgesteld over.”
In de discussie over opsporingsbevoegdheden is het recht op privacy vaak een spelbreker. Jij zit als OM'er bij een partij die het recht op privacy bovengemiddeld hoog in het vaandel draagt. Is dat wel eens lastig?
“Absoluut. Voorop gesteld: het recht op privacy is belangrijk. Zeker in de huidige digitale wereld is dat iets dat je gewoon goed geregeld moet hebben en ook continu in de gaten moet blijven houden. Zeker als je hoort hoe andere partijen daar in Den Haag nog wel eens over willen denken. Dan krijg je soms de indruk dat alles overboord mag. In die zin ben ik heel blij dat D66 daar zo'n waarde aan hecht. Tegelijkertijd: als OM'er is het natuurlijk wel deels je werk dat je de privacy van mensen schendt. Dat is vaak gewoon nodig om mensen die verkeerde dingen doen te kunnen pakken. Ik heb daar binnen de fractie regelmatig lastige discussies over gevoerd. Het belang van privacy mag niet worden onderschat, maar pas op dat je er niet in doorslaat, want er zit ook een keerzijde aan. Dat is een heel precair evenwicht.”
Op welke behaalde resultaten als Tweede Kamerlid ben je trots?
“Zo'n twee jaar geleden heb ik een plan ingediend voor non-conviction based confiscation. Dat wil zeggen dat je ook zonder veroordeling vermogen kunt afnemen van mensen die geen logische verklaring hebben voor dat vermogen. We hebben in Nederland best goede wetgeving op het gebied van ontneming en witwassen, maar in de praktijk blijken daar vaak nog de nodige gaten in te zitten. Daar kan non-conviction based confiscation, een model dat ze bijvoorbeeld ook in Engeland en Italië hanteren, zeker bij helpen. Naar aanleiding van dat plan loopt nu een wetgevingstraject. Het gaat me nog niet snel genoeg, maar er wordt aan gewerkt.
Daarnaast heb ik begin dit jaar nog een stuk ingediend over bedrijfscriminaliteit. Gerrit van der Burg heeft ooit gezegd dat als wij een transactie sluiten met een bedrijf en we maken ook afspraken over het verbetertraject dat zo'n bedrijf moet doorlopen, dat we eigenlijk niet of nauwelijks toezicht hebben op de naleving daarvan. Daarvoor zou je een soort bedrijfsreclassering moeten hebben. Dat idee ben ik gaan uitwerken en dat heeft tot een motie geleid die het in de Kamer ook net heeft gehaald. Daar zal de minister dus mee aan de slag moeten.
Iets wat nog loopt is een initiatiefwetsvoorstel om de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid van de minister te schrappen. Nu is het nog zo dat de minister het OM kan opdragen om tot vervolging over te gaan, of om dat juist niet te doen. De discussie over de wenselijkheid daarvan is al oud, maar door een aantal uitspraken van het Europese Hof van Justitie is die de laatste jaren weer actueler geworden. Door die aanwijzingsbevoegdheid zien zij het Nederlandse OM niet als een onafhankelijke rechterlijke autoriteit. Dat heeft onder andere gevolgen gehad voor internationale overleverings- en aanhoudingsbevelen. Maar ook in de zaak tegen Geert Wilders, waarin de minister weliswaar geen gebruik maakte van die bevoegdheid, ontstond er discussie over. Het is een instrument dat tot rare situaties kan leiden die volgens mij niet gunstig zijn voor het OM, noch voor de beeldvorming. Volgens mij moeten we daar gewoon van af. Ik ben heel benieuwd of we dat door de Kamer gaan krijgen, maar dat laat ik aan mijn collega's over.”
Heeft je verblijf in de landelijke politiek je visie op het OM veranderd?
“Op zich niet. Ik was altijd een OM'er in hart en nieren en dat ben ik nog steeds. Ik vind het echt een mooie club waar ontzettend hard wordt gewerkt en waar veel goede dingen worden gedaan. Het OM wordt door de buitenwereld altijd afgerekend op de dingen die misgaan. Je doet 200.000 zaken per jaar en uiteindelijk wordt je afgerekend op die paar zaken waar het niet goed gaat. Dat is nu eenmaal zo. Daar moet je mee leren leven, maar ik denk wel dat het goed is om binnen de grenzen van het redelijke, en binnen de grenzen van de rechtsstaat, iets meer naar buiten toe te laten zien wat je allemaal doet als OM en waarom je de keuzes maakt die je maakt. Het zou goed zijn om dat nog meer uit te venten. Laat je successen maar zien, waarom niet? En tegelijkertijd, als het misgaat, wees daar dan open en eerlijk in. In elke professionele organisatie gaan dingen mis. En zeker bij het OM, waar je vaak moet handelen op basis van beperkte informatie, is dat helemaal niet raar. Door te laten zien hoe complex het werk soms is, kweek je alleen maar meer begrip. Communicatie is anno 2021 echt een cruciaal onderdeel van het werk. Denk je daar te licht over, dan schaadt dat je organisatie vroeg of laat. We weten allemaal hoe het kan gaan op social media. Een ongenuanceerde mening wordt al snel een sneeuwbal en voor je het weet gaat een politicus met iets te weinig feitenkennis ermee aan de haal, met alle gevolgen van dien.”
Het OM moet zich naar de buitenwereld transparanter opstellen?
“Ik snap dat dat soms ingewikkeld is, maar daar valt zeker nog winst te behalen. Het OM zou zijn geluid ook best wat vaker in de publieke discussie mogen laten horen. Daarin voeren wetenschappers, journalisten en advocaten vaak de boventoon, en houdt het OM zich grotendeels afzijdig. Deels begrijpelijk, vanwege de verhouding ten opzichte van de minister en de rechter, maar volgens mij is er meer speelruimte dan nu wordt benut. Het OM is in de rechtsstaat een kernspeler waar verschrikkelijk veel kennis en ervaring zit. Dat mogen we best meer laten zien. Bij praatprogramma's op tv zitten relatief weinig OM'ers aan tafel, wat vaak ook begrijpelijk is omdat een zaak bijvoorbeeld nog onder de rechter is, maar die enkele keer dat het wel gebeurt vind ik het vaak heel goed en verhelderend. Het OM heeft mensen in huis die dat echt heel goed kunnen.”
Wat zijn de meest urgente uitdagingen voor het OM in de nabije toekomst?
“Er zal in de eerste plaats een flinke investering moeten komen. Die zal deels opgaan aan het wegwerken van achterstanden, met name op het gebied van ICT. Daarnaast zal er extra moeten worden ingezet op het bestrijden van cybercrime, georganiseerde misdaad en andere vormen van ondermijnende criminaliteit. Maar ook in de basis moeten er dingen veranderen. Met name als het gaat om de doorloopsnelheid, het tijdig en goed afhandelen van zaken, valt er veel te verbeteren. Het gebeurt nu te vaak dat ernstige zaken, zoals bijvoorbeeld zedenzaken, te lang blijven liggen omdat er simpelweg geen capaciteit voor is. Dat is moeilijk te accepteren. Voor de slachtoffers en hun dierbaren, maar ook voor OM'ers. En voor de hele samenleving.”
Je hebt besloten je niet meer verkiesbaar te stellen en terug te keren naar het OM. Hoe ben je tot dat besluit gekomen?
“Dat is een optelsom geweest. Ik ben vier jaar geleden de Kamer in gegaan met een terugkeergarantie van het OM. Die terugkeergarantie geldt voor één termijn. Zou ik langer in de Kamer blijven dan zou ik dus ontslag moeten nemen en daar heb ik geen trek in. Zoals gezegd: ik ben OM'er in hart en nieren.”