Tekst Daan Langkamp
Foto Loes van der Meer

De aanpak van terrorisme gebeurt in Nederland niet alleen op nationaal niveau, ook op regionaal en lokaal niveau wordt er druk gewerkt aan onze veiligheid. Dat gebeurt in de regio Rotterdam onder andere door officier van justitie Bernice de Ruijter en door Ko Minderhoud, politieteamleider Contra Terrorisme en Radicalisering (CTER): "Het wegnemen van gevaar is voor ons hoe dan ook het belangrijkste."

Het is halverwege 2018 als er in Rotterdam, zoals elke week, wordt vergaderd over de 'risicogevallen' binnen de regio. Aan tafel zitten mensen van onder meer de gemeente, de GGZ en de reclassering. Ook Bernice de Ruijter, officier van justitie bij het Openbaar Ministerie en Ko Minderhoud, teamleider CTER van de politie Rotterdam-Rijnmond zijn zoals elke week aangeschoven. Er wordt al een tijd gepraat over iemand uit de regio die onderdeel uitmaakt van een flink geradicaliseerde groep en daarmee een dreiging vormt voor de veiligheid. Daarom denkt de gemeente na over het opleggen van bestuurlijke maatregelen en het brengen van een huisbezoek. Als de gemeente dit aangeeft in het zogenoemde casusoverleg (zie kader), mailt Bernice de Ruijter de informatie gelijk naar het CTER-team van het betrokken parket van het OM. 

De Ruijter krijgt bijna meteen antwoord. Wat niemand aan tafel weet is dat er een zeer geheim onderzoek loopt naar deze groep. "Er werd door de collega’s die bezig waren met dit zogenaamde embargo-onderzoek direct op de rode knop gedrukt. Het ingrijpen door de gemeente zou hun politieonderzoek zeer ernstig verstoren. Dus toen heb ik tegen de partijen aan tafel gezegd dat dit plan absoluut niet door mocht gaan. Maar ik kon en mocht niet zeggen waarom." Deze informatie heeft De Ruijter zelf namelijk ook niet, vanwege het geheime karakter en het afbreukrisico van het onderzoek. Uiteindelijk, weken later, wordt de persoon opgepakt. De verdenking? Het beramen van een aanslag.

Casusoverleg

Allerlei partijen houden zich bezig met de aanpak en het voorkomen van  terrorisme. De belangrijkste partijen komen wekelijks bij elkaar om te praten over personen waar een mogelijke terroristische dreiging vanuit gaat. In dit zogenoemde Casusoverleg Radicalisering  worden concrete gevaren, personen en acties besproken. Voor de regio Rotterdam vindt deze samenwerking plaats binnen het Zorg- en Veiligheidshuis Rotterdam Rijnmond (ZVHRR). Naast de vaste partners als de gemeente, de politie en het Openbaar Ministerie kunnen ook instanties als de Reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming, de GGZ en Jeugdzorg aansluiten. Zo zitten er allerlei instanties uit zowel de straf-, zorg- en sociale keten bij elkaar. 

Deze partijen kijken in het casusoverleg met elkaar welke zorgen en risico’s er zijn. Ze beoordelen wat er nodig is, wisselen daar waar mogelijk informatie uit en bepalen  welke maatregelen genomen kunnen worden. Er valt te denken aan het brengen van een huisbezoek, het bespreken van onderwijsmogelijkheden of  het nemen van bestuurlijke maatregelen. Zo’n maatregel kan bijvoorbeeld  het toekennen of stopzetten van uitkeringen zijn, het weigeren van reisdocumenten of zelfs het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit. 

Jaarlijks komen er in de regio Rotterdam zo'n 2000 terrorisme gerelateerde meldingen binnen bij instanties als de politie en de gemeente. Dat kan van alles zijn, van scholen die een leerlinge zien radicaliseren tot buurtbewoners die een wijkagent inschakelen omdat ze zich zorgen maken over de buurjongen. De meldingen worden verzameld en bekeken door Ko Minderhoud en zijn politieteam, gespecialiseerd in de aanpak van terrorisme. Een deel van die meldingen is het waard om met het Openbaar Ministerie te bespreken. Daarom heeft hij veel contact met officier van justitie Bernice de Ruijter. Veel van deze meldingen worden ter bespreking ingebracht bij het casusoverleg.

"Eigenlijk ben ik een soort informatiemakelaar", glimlacht De Ruijter, "ik breng informatie van het casusoverleg naar mijn collega's bij het Openbaar Ministerie en vice versa." Zelf draait ze geen terrorismezaken, om zo neutraal mogelijk het strafrechtelijke belang van het Openbaar Ministerie in het casusoverleg te kunnen neerleggen: "Het is voor mij van het grootste belang om te weten welke strafrechtelijke onderzoeken er lopen, zodat ik de belangen van het OM duidelijk kan maken in die lokale aanpak." Politieteamleider Ko Minderhoud sluit daarbij aan: "Je moet niet onderschatten hoe belangrijk en waardevol het is dat Bernice rechtstreeks vanuit een overleg tegen het onderzoeksteam van officier en recherche kan zeggen: de gemeente wil morgen bij persoon X langsgaan om een brief af te geven. Zo’n bezoek kan mogelijk je onderzoek helemaal verpesten, dus het is cruciale informatie om zoiets te weten. Daar kan je op acteren." 

Ko Minderhoud
Ko Minderhoud, politieteamleider Contra Terrorisme en Radicalisering
Bernice de Ruijter
Bernice de Ruijter, officier van justitie

Vanuit het Rijk is bedacht dat de aanpak van radicalisering het best lokaal en preventief kan gebeuren. Onder radicalisering wordt niet alleen jihadistische radicalisering verstaan, maar ook het radicaliseren van links- en rechtsextremisten en dierenactivisten. In het casusoverleg wordt vooral gekeken naar een preventieve aanpak om te voorkomen dat iemand tot een terroristische daad komt. Minderhoud: "In die aanpak is er sprake van een balans tussen zorg en veiligheid. En wij, de politie en het OM, houden ons vanuit onze rol voornamelijk bezig met het veiligheidsaspect."  

Als een school melding maakt van een leerling die zich ineens afzondert, een gewaad draagt, niet meer op vrijdag naar school gaat om het vrijdagmiddaggebed bij te kunnen wonen en een baard laat staan, dan is er nog geen sprake van een strafbaar feit. Maar het kunnen wel signalen van radicalisering zijn. "Dan zien wij daar wel een taak voor de gemeente om eens te gaan praten. Wij proberen dan via de zorgkant de veiligheid te vergroten. Er kan dan al worden meegedacht aan de voorkant van het probleem", zegt officier Bernice de Ruijter: "We willen voorkomen dat er een voedingsbodem ontstaat waardoor iemand na gaat denken over een terroristische daad. Soms lijkt het tegenstrijdig als we zeggen dat iemand een dreiging vormt voor de nationale veiligheid, maar dat we hem wél een uitkering willen geven. Maar dat kan wel voorkomen dat iemand zich afkeert van zijn omgeving of van de maatschappij en tot een vreselijke daad komt."

Vrouwen

In de regio Rotterdam worden betrekkelijk veel vrouwen besproken in het casusoverleg, zo’n 25 procent van alle zaken. Minderhoud: "Dat is best een grote groep, in vergelijking met andere regio’s. Als je persoonlijk met deze vrouwen praat hoor je veel schrijnende verhalen, waardoor ze slachtoffer lijken. Ze hebben vaak een instabiele achtergrond, zijn bekeerling of er is geweld op ze uitgeoefend om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Neem het verhaal van Laura H.  Haar verhaal in een pas uitgekomen boek is erg heftig, je denkt na het lezen direct: dit is echt een slachtoffer. Dit soort verhalen maken indruk. Maar onder aan de streep is het wel mogelijk dat deze vrouwen IS hebben verheerlijkt, hebben meegestreden of misschien zelfs mensen hebben doodgeschoten. Als je het politiedossier leest over wat Laura H. heeft uitgevreten in het strijdgebied, dan is ze zeker geen slachtoffer. Dat geeft spanning. We moeten kritisch blijven." Dat is ook de reden dat het OM en politie relatief veel afstand bewaren en feitelijk naar een strafzaak blijven kijken. 

In het casusoverleg kan het duo niet  altijd alles zeggen over de onderzoeken, veel is geheim. Het draait dan ook om vertrouwen: "We proberen achteraf altijd uit te leggen waarom we bepaalde informatie niet konden delen, zodat de partijen aan tafel zien dat we niet zomaar aan de handrem trekken." Dat gebeurde ook na de arrestatie van de geradicaliseerde persoon. De aanpak van terrorisme is een portefeuille in beweging, maar De Ruijter en Minderhoud zitten wel continu samen aan tafel. Hierdoor is er continuïteit en dat is erg belangrijk zeggen ze:  "Dat is juist voor het vertrouwen naar andere partijen toe. We kunnen blijven uitleggen hoe, wat en waarom we als OM iets doen. Dat we het zo hebben georganiseerd kunnen we andere regio’s zeer aanraden."

Wat De Ruijter de laatste tijd vaker opvalt zijn de meldingen over personen met verward gedrag die terroristisch getinte uitspraken doen. Dat soort uitspraken zorgen voor angst bij omstanders en  kunnen grote maatschappelijke onrust veroorzaken. Deze verwarde mensen komen regelmatig langs in het casusoverleg, maar zij vergen volgens De Ruijter wel een andere aanpak dan daadwerkelijk geradicaliseerde mensen die vanuit hun ideologie iets roepen: "Verwarde mensen kunnen makkelijk dingen roepen over een bom, over een geloof of een aanslag. Die mensen hebben vooral hulp nodig. Het casusoverleg denkt mee welke aanpak voor deze personen het meest passend en geschikt is. Of de achterliggende oorzaak ideologie, waan of een beetje van beide is - voor ons is het wegnemen van het gevaar altijd het belangrijkste." 

Toch werkt de lokale aanpak volgens De Ruijter en Minderhoud goed. "We willen bereiken dat mensen het gevoel van veiligheid behouden. Dat mensen het gevoel hebben dat een terroristische aanslag een ver-van-hun-bed-show is”, zegt De Ruijter. Het Nederlandse systeem van goede zorg en een sociaal vangnet draagt daar ook aan bij, evenals de vrijheid van godsdienst. Hierdoor wordt volgens het duo de voedingsbodem voor terrorisme weggenomen. Minderhoud: “Hier in Nederland heeft iemand perspectief. Mensen die in het buitenland aanslagen pleegden, hadden veelal dit perspectief niet meer." 

Degene die wel een gevaar kunnen vormen zijn over het algemeen goed in beeld bij de veiligheidsdiensten. Dat komt mede door de grote meldingsbereidheid in Nederland. "Iedereen kan iets vreemds melden bij allerlei instanties zoals de wijkagent, de gemeente, de politie en het OM", zegt De Ruijter. Omdat mensen dat daadwerkelijk doen hebben politie en justitie een goed beeld van wat er op straat gebeurt. Ook het ZSM-systeem van het Openbaar Ministerie werkt goed voor meldingen, merkt Minderhoud op. "Zaken die bij ZSM op zitting komen kunnen heel simpel zijn, zoals een winkeldiefstal. Maar als een officier goed oplet in de zaak en er tekenen van radicalisering in opmerkt, dan zorgt dat voor een goede melding bij het CTER-team. Daar kunnen zaken bij zitten die, als ze niet gemeld hadden, onder de radar waren gebleven."

Wat nou als er iemand die wekelijks besproken wordt in het casusoverleg ineens wel een aanslag pleegt? "We zouden dat verschrikkelijk vinden en enorm balen, want dat betekent dat we hem niet goed genoeg in de gaten hadden. Maar alle risico’s afdekken bestaat gewoon niet, hoe graag iedereen dat ook zou willen", zegt officier De Ruijter. "Dat is voor veel mensen in ons vakgebied een zware last, want ze voelen het als een hele verantwoordelijkheid. En dat is ook zo, maar je moet er wel mee kunnen leven",  peinst Minderhoud. 'Toch durf ik wel te beweren dat we alles doen wat in onze macht ligt." 

Pakketje

Het komt wel eens voor dat een professional in de lokale aanpak van terrorisme iemand tegenkomt die besproken is in het casusoverleg. Ko Minderhoud had ooit een pakketbezorger op de stoep van zijn huis, iemand die hij ’s middags nog besproken had in het casusoverleg. "Dat was wel bizar", lacht Minderhoud. "Ik had wel even een teken van herkenning, maar die man moet gedacht hebben dat ik erg blij was met het pakketje. Er was ook  geen directe dreiging. De groep die we in de gaten houden omdat ze echt een aanslag willen plegen is heel erg klein en die staan altijd onder enige vorm van controle."

Meer informatie over de aanpak van terrorisme: