In het volgende hoofdstuk worden de prestaties van het OM in 2018 in kerncijfers gepresenteerd. In dit hoofdstuk staat de toelichting daarop. Eerst komen enkele algemene ontwikkelingen aan bod. Vervolgens worden specifieke onderdelen van het werk van het OM uitgelicht.
Verschillende soorten zaken
Het OM kent vijf verschillende werkomgevingen, elk specifiek ingericht voor de optimale behandeling van een bepaald soort zaken.
- Productie betreft zaken die het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) behandelt. Daarbij gaat het om zogenoemde standaardzaken (veelal verkeerszaken): beroepszaken bij feitgecodeerde overtredingen en misdrijven alsook beroepen en appellen tegen Mulder-overtredingen.
- Interventies betreft veel voorkomende criminaliteit waarbij altijd een verdachte in beeld is. Het gaat om strafzaken die door het OM zelf afgedaan kunnen worden of aan de rechter worden aangeboden voor een ‘enkelvoudige zitting’. Deze zaken worden veelal met de ZSM-werkwijze afgedaan. De essentie daarvan is dat in elke zaak maatwerk wordt geleverd via een aanpak die recht doet aan de belangen van de dader, het slachtoffer en de maatschappij. Daarbij is snelheid een belangrijk element; daders en slachtoffers weten snel waar ze aan toe zijn. Het OM is zeven dagen per week veertien uur per dag aanwezig op de ZSM-locatie om de zaken te behandelen. Deze zaken worden door alle arrondissementsparketten behandeld.
- Bij Onderzoeken gaat het om de strafrechtelijke aanpak van ernstige misdrijven met een grote impact op het slachtoffer, de directe omgeving en het veiligheidsgevoel in de samenleving; de zogenaamde high impact crimes. Deze zaken worden door alle arrondissementsparketten behandeld.
- Bij Ondermijning gaat het om de veelal integrale aanpak van vormen van criminaliteit met potentieel ingrijpende gevolgen voor maatschappelijke systemen, instituties, sociale verbanden en structuren. Deze zaken worden door de arrondissementsparketten, het Landelijk Parket en het Functioneel Parket behandeld.
- In Hoger Beroep komen alle zaken samen waarin op initiatief van de verdachte of het OM appel is ingesteld. Deze zaken worden door het Ressortsparket behandeld.
Het werk in cijfers
Eerste veiligheidsagenda succesvol uitgevoerd
De minister van Justitie en Veiligheid, de regioburgemeesters en het College van procureurs generaal hebben met instemming van de Korpsleiding van de Nationale Politie een gemeenschappelijke veiligheidsagenda opgesteld voor de periode 2015-2018. Daarin zijn afspraken gemaakt over de aanpak van enkele specifieke criminaliteitsthema’s, namelijk georganiseerde misdaad, cybercrime, horizontale fraude, kinderporno, high impact crimes en afpakken.
De veiligheidsagenda is de afgelopen vier jaar succesvol uitgevoerd. De doelstellingen zijn bijna allemaal gehaald. Voor de periode 2019–2022 zijn inmiddels nieuwe thema’s en doelstellingen bepaald.
Aanpak criminele samenwerkingsverbanden groeit verder
Om de georganiseerde misdaad terug te dringen, pakken politie en OM sinds 2012 criminele samenwerkingsverbanden (csv’s) intensiever aan. Van een csv is sprake als meerdere personen gezamenlijk ernstige delicten plegen of voorbereiden die vooral gericht zijn op financieel gewin. Denk aan de productie en in- en uitvoer van verschillende soorten drugs, mensensmokkel of de handel in illegaal vuurwerk of vuurwapens. Het aantal aangepakte csv’s stijgt sinds 2012. In 2018 zijn 2.201 onderzoeken uitgevoerd; een toename met 3 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. In dat getal zijn niet alleen de 1.406 door de politie aangepakte csv’s opgenomen die het resultaat in de veiligheidsagenda vormen, maar ook de door andere opsporingsdiensten aangepakte csv’s.
De toename van het aantal gestarte of lopende onderzoeken is mogelijk geworden door de extra financiële middelen die het kabinet voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit heeft uitgetrokken. De meeste uitgevoerde onderzoeken hebben betrekking op de productie en handel in drugs, fraude, witwassen en jihadisme. Het aantal onderzoeken naar high tech crime en cybercrime en mensenhandel en mensensmokkel bleef redelijk stabiel. Steeds meer van deze opsporingsonderzoeken hebben een internationaal karakter.
Het aantal ondermijningszaken dat in 2018 is afgerond met een vonnis, steeg met 16 procent van 1.270 naar 1.471. In 1.173 van die zaken is de verdachte schuldig verklaard door de rechter. De rechter legde in 988 gevallen, ofwel in 84 procent, een celstraf op. Het aantal personen dat veroordeeld werd tot een vrijheidsstraf van meer dan 2 jaar nam toe met 9 procent, het aantal personen dat veroordeeld werd tot een vrijheidsstraf van meer dan 5 jaar nam toe met 35 procent.
Aanlevering vanuit politie stabiel
Ondanks dat het aantal ter kennis van de politie gekomen misdrijven met 6 procent is gedaald, is het aantal strafdossiers dat de politie aanlevert na jarenlange daling gestabiliseerd. Of sprake is van een trendbreuk valt nog niet te zeggen. De cijfers geven in ieder geval de indruk dat de sterke afname van de instroom van nieuwe strafzaken afvlakt.
Het OM ontving in 2018 169.800 nieuwe misdrijfzaken. In 2017 waren dat nog 177.600 strafzaken; een afname van 4 procent. Van de 169.800 strafzaken zijn er 154.700 afkomstig van de politie. Het aantal strafzaken met een minderjarige of met een rechtspersoon als verdachte daalde met 13 procent. Het aantal strafzaken tegen meerderjarige natuurlijke personen als verdachten daalde met 4 procent. De daling was het grootst in de zogenaamde interventiezaken: de veelvoorkomende aangiftecriminaliteit. In de zwaardere onderzoekszaken is sprake van een lichte toename van de instroom.
Naast nieuwe misdrijfzaken stromen bij het OM ook strafzaken in die het OM al eerder heeft behandeld. Het gaat dan meestal om strafzaken die zijn afgedaan met een strafbeschikking, maar waartegen de bestrafte in verzet is gegaan, of waarin het voor het CJIB niet mogelijk is gebleken om de strafbeschikking te executeren. In 2018 behandelde het OM 10.900 misdrijfzaken opnieuw. Ten opzichte van 2017 is dat een stijging van 2.600 zaken.
Om zaken die niet tot vervolging kunnen leiden zo vroeg mogelijk te signaleren en af te kunnen sluiten, beoordeelt het OM jaarlijks vele duizenden dossiers van de politie nog voordat het dossier ter behandeling naar het OM wordt verzonden. Bij het grootste deel van deze dossiers is de inschatting dat van vervolging om bewijstechnische redenen geen sprake kan zijn, maar is wel een verdachte gehoord. Het grootste deel van deze dossiers eindigt in een sepot. Een klein deel van deze zaken wordt buiten het strafrecht afgehandeld, zoals een HALT+-verwijzing of een reprimande van de officier van justitie. In 2018 beoordeelde het OM bijna 34.200 van dit soort strafdossiers.
De behandeling van misdrijfzaken door het OM
In 2018 behandelde het OM – naast de hierboven genoemde 34.200 verdachtendossiers in de voorfase – in totaal 185.600 misdrijfzaken; 2 procent minder dan in 2017. Van de 185.600 strafzaken deed het OM 48 procent, ofwel 88.500 strafzaken, zelfstandig af. Dat is 2 procent meer dan vorig jaar. In 39.900 strafzaken besliste de officier van justitie tot een onvoorwaardelijk sepot en in 8.800 zaken werd het sepot voorwaardelijk opgelegd. In 32.300 strafzaken werd een strafbeschikking opgelegd en in 5.600 een transactie.
Het aantal sepotbeslissingen is in 2018 met 16 procent gestegen ten opzichte van 2017. In dat jaar daalde juist het aantal sepots en werden 32.000 zaken geseponeerd. De belangrijkste oorzaak voor de toename in 2018 is een gewijzigd registratiebeleid. Vanaf 2019 worden in principe alle technische sepots in de OM-systemen GPS en COMPAS ingevoerd. Tot 2018 zijn de beslissingen zowel in een politiesysteem (BOSZ) als in de OM-systemen vastgelegd. Een aantal parketten is in de laatste maanden van 2018 al begonnen om alle beslissingen in GPS vast te leggen, zodat in de OM-cijfers het aantal technisch sepots met 17 procent is toegenomen van 17.900 naar 21.000. Per saldo is hier geen sprake van een toename.
Het aantal beleidssepots is gestegen. Dat komt vooral door oude zaken waarin strafrechtelijk ingrijpen niet meer opportuun was. Het gaat om delicten zoals eenvoudige diefstal of rijden onder invloed. Deze zaken zijn dus geëindigd in een sepotbeslissing vanwege de ouderdom van het strafbare feit. Wat verder opvalt, is dat het aantal opgelegde transacties ter voorkoming van strafvervolging met meer dan 35 procent is afgenomen. In 2017 werden 8.700 zaken afgedaan met een transactie, in 2018 is dat aantal gedaald tot 5.600. Duidelijk is dat de transactie, waarbij het OM afziet van strafvervolging als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, op zijn retour is. De strafbeschikking, waarmee de officier van justitie zelfstandig een straf als een geldboete of een taakstraf kan opleggen, neemt steeds meer de plaats van de transactie in.
De behandeling van misdrijfzaken door de rechter
In 2018 heeft de rechter 97.100 zaken afgedaan na een dagvaarding of een oproeping door het OM. Dat is 6 procent minder dan in de twee voorgaande jaren, toen circa 103.000 zaken werden afgehandeld via de strafrechter. In lijn met het beeld dat strafzaken complexer worden, zijn verhoudingsgewijs meer zaken afgehandeld door een meervoudige kamer (MK) dan in 2017. Een meervoudige kamer bestaat uit drie rechters en deze behandelt de zwaardere of ingewikkelde zaken. De andere zaken worden aan een enkelvoudige kamer (EK) voorgelegd, waarin één rechter de zaak behandelt. Van alle zaken die via de rechter uitstroomden was 14 procent een MK-vonnis, terwijl dat in 2016 nog 12 procent was.
Waar in 2015 in meer dan 10 procent van alle vonnissen een vrijspraak volgde, is dat percentage in 2018 gedaald tot 8 procent. Het aantal schuldigverklaringen is in die periode iets toegenomen tot 81 procent van alle vonnissen.
Rechtszaak blokkade A7
Op 18 november 2017 rijdt een groep mensen op de snelweg bij Joure drie bussen klem met daarin demonstranten die op weg zijn naar een anti-Zwarte Piet-demonstratie in Dokkum. De blokkeerders zorgen voor een gevaarlijke verkeerssituatie en verhinderen een demonstratie. Daarnaast wordt hen ook het toepassen van dwang verweten. Dat zijn zaken die strafbaar zijn. Het OM besluit de 34 blokkeerders strafrechtelijk te vervolgen.
“Deze rechtszaak gaat helemaal niet over Zwarte Piet, of over de vraag wie gelijk heeft in die maatschappelijke discussie. Deze zaak gaat over het gedrag van deze verdachten”, benadrukken de officieren van justitie tijdens de behandeling van de rechtszaak. “Het recht op demonstratie is een belangrijk recht in onze Grondwet. Als mensen het niet eens zijn met het standpunt waarover wordt gedemonstreerd, zijn er in een democratische samenleving vele manieren om daar uiting aan te geven. Het verhinderen van een demonstratie is echter een strafbaar feit. Ongeacht het onderwerp van discussie.”
Vanwege het in gevaar brengen van de verkeersveiligheid en het inperken van de grondrechten van anderen op een dwingende, intimiderende en dreigende manier eist de officier tegen de meeste verdachten werkstraffen van 120 uur. Bij een aantal verdachten valt de eis hoger uit, omdat de verdachte al een strafblad heeft of een grote rol had. Tegen de initiator van de blokkade eist de officier een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, omdat bij haar ook opruiing ten laste is gelegd.
De rechtbank neemt de strafeisen van het OM grotendeels over en veroordeelt de verdachten voor het blokkeren van de weg en voor dwang. Met de tenlastelegging en bewezenverklaring van dwang komt het intimiderende karakter van de blokkade tot uiting. Uiteindelijk gaan 15 verdachten in hoger beroep. Tijdens het hoger beroep wil het OM opnieuw benadrukken dat de verdachten ook met geweld of bedreiging met geweld een betoging hebben verhinderd. Voor dat strafbare feit heeft de rechtbank hen in eerste aanleg vrijgesproken.
1 De hier getelde eindbeslissingen zijn niet hetzelfde als een eindvonnis in een strafzaak, maar bevatten ook uitspraken van de rechter over verlengingen en omzettingen van (voorwaardelijke) straffen.
Zittingscapaciteit
Het OM en de rechtspraak besteden meer tijd aan de behandeling van strafzaken. Regelmatig moet een strafzaak meerdere malen op een zitting terugkomen, voordat de rechter het eindvonnis kan uitspreken. Dat betekent uiteindelijk dat het OM en de rechtspraak meer zittingen moeten organiseren om de strafzaken te kunnen afronden. In totaal hebben OM en rechtspraak afgesproken om in 2018 5.100 MK-zittingen te houden, goed voor bijna 30.000 zittingsuren. Op die zittingen zijn uiteindelijk 33.700 strafzaken één of meerdere keren behandeld, wat uiteindelijk heeft geleid tot 16.600 eindbeslissingen.1 Daarnaast zijn in 2018 11.300 enkelvoudige zittingen gepland, goed voor bijna 39.500 zittingsuren. Uiteindelijk zijn bijna 121.600 zaken één of meerdere keren op zitting behandeld, met 84.000 eindbeslissingen als resultaat.
Hoewel het aanbod aan zittingscapaciteit in 2018 groter was dan in 2017, was op onderdelen sprake van een tekort aan zittingscapaciteit. Dit tekort geldt niet voor alle rechtbanken en niet voor alle zaakstromen. Enkele rechtbanken kunnen volledig aan de vraag van het OM voldoen, terwijl de meeste rechtbanken een beperkt tekort aan zittingscapaciteit hebben in één of twee zaakstromen. Een tekort aan zittingsruimte gaat vaak ten koste van zaken van het parket CVOM. Die zaken krijgen als gevolg van het relatief lichte karakter een minder hoge prioriteit. Daarnaast leidt een tekort tot vertraging van de zware zaken die veel zittingsdagen vergen.
2 Dat leverde het rapport ‘Afstemming zittingscapaciteit Openbaar Ministerie en Rechtspraak in strafzaken’ op dat door de Raad voor de rechtspraak op 21 december 2018 is aangeboden aan de minister voor Rechtsbescherming.
In 2018 onderzochten rechtspraak en OM gezamenlijk de omvang en oorzaken van het tekort aan zittingscapaciteit.2 Uit de analyse blijkt dat het tekort aan zittingscapaciteit samenhangt met meerdere factoren. Zo is sprake van een (tijdelijk) tekort aan inzetbare rechters. Daarnaast blijkt de zaakzwaarte toegenomen. Het frequentere gebruik van de strafbeschikking leidt tot een afname van eenvoudige zaken op zitting. Strafzaken die wel op zitting komen, zijn ingewikkelder geworden, groter in omvang en vergen meer tijd. Bovendien is in grotere zaken meer inzet van de rechter-commissaris nodig en moet een zaak meerdere malen op zitting terugkomen, voordat een vonnis kan worden gewezen. Bijvoorbeeld omdat tussentijds nader onderzoek moet worden verricht, zoals het horen van getuigen of het onderzoeken van de geestesgesteldheid van de verdachte. Daardoor neemt de doorlooptijd toe. Daarbovenop leiden – maatschappelijk gezien positieve – ontwikkelingen in wetgeving, zoals de uitbreiding van slachtofferrechten, ertoe dat meer tijd per zaak nodig is.
De behandeling van overtredingszaken
Een overtreding is in het strafrecht een relatief licht strafbaar feit. Vaak betreft het strafbare feiten die worden gepleegd in het verkeer of schendingen van de openbare orde. In 2018 legden politie en bijzondere opsporingsinstanties iets meer dan 230.000 strafbeschikkingen op voor overtredingen. Dat doen zij via een zogenaamde politiestrafbeschikking of een bestuurlijke strafbeschikking. Het CJIB stuurt in dat geval, zonder tussenkomst van het OM, direct een strafbeschikking met een geldboete aan de betrokkene. Bijna 57.500 van deze strafbeschikkingszaken werden in 2018 overgedragen aan het OM, omdat de betrokkene in verzet was gegaan of omdat het CJIB de strafbeschikking niet ten uitvoer kon leggen. In totaal, dus inclusief de zaken die het CJIB overdroeg, ontving het OM iets meer dan 111.800 nieuwe overtredingszaken. Dat is 5 procent minder dan in 2017.
Het aantal behandelde overtredingszaken is groter dan het aantal nieuw ingestroomde zaken. In 2018 heeft het OM 134.200 overtredingszaken behandeld. Daarmee is de voorraad overtredingszaken verder afgenomen. Van de 134.200 zaken heeft het OM 76.600 zaken zelfstandig afgedaan, waarvan iets meer dan de helft (39.800) met een sepot en 35.400 met een strafbeschikking. In totaal heeft het OM 57.500 zaken via de kantonrechter afgedaan. De kantonrechter kwam in 92 procent van de zaken tot een schuldigverklaring en in 7 procent tot een vrijspraak.
Het OM heeft in 2018 een flink aantal overtredingszaken moeten seponeren vanwege de ouderdom van de zaak. Het ging vooral om zaken die in 2015 of eerder zijn ingestroomd. Overtredingen zijn drie jaar na het plegen daarvan verjaard. Het OM is vanaf dat moment niet-ontvankelijk in de vervolging. Omdat het OM het belangrijk vindt dat in deze relatief eenvoudige zaken een verdachte snel uitsluitsel krijgt over zijn of haar zaak, wordt sinds 2016 gewerkt met een zogenaamde “fast lane”. Dat betekent dat recente zaken eerst worden behandeld en op zitting worden gepland. Als er zittingsruimte over is, worden de oudere zaken opgepakt. Zoals in de voorgaande paragraaf is beschreven, was in 2018 onvoldoende zittingsruimte beschikbaar om alle kantonzaken uit de OM-voorraad op tijd aan de rechter voor te leggen. De gezamenlijke analyse van de Raad voor de rechtspraak en OM geeft inzicht in de oorzaken en mogelijke oplossingen om te voorkomen dat deze ongewenste situatie voortduurt.
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Als burgers het niet eens zijn met een verkeersboete, kunnen ze in beroep gaan bij de officier van justitie conform de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). In 2018 zijn bijna 9,2 miljoen verkeersboetes opgelegd. Dat is vergelijkbaar met 2017. Meer dan 410.000 burgers, 4 procent, gingen vervolgens in beroep bij de officier van justitie tegen deze boete. De medewerkers van parket CVOM behandelden uiteindelijk 430.800 beroepschriften. Dat zijn 28.000 beroepschriften meer dan in het jaar daarvoor.
Een klein deel van de burgers is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gaat vervolgens in beroep bij de kantonrechter. Het aantal behandelde beroepen bij de kantonrechter nam iets af; in totaal deed de kantonrechter in 45.100 beroepszaken een uitspraak. Dat zijn 2.300 beroepszaken minder dan in 2017.
Afleiding in het verkeer
Bestuurders die afgeleid zijn, vormen een groot risico op de weg. Daarom zoekt het OM naar nieuwe methoden om op afleiding te handhaven. Denk aan de touringcar van waaruit de politie kan zien of een chauffeur van een vrachtwagen of auto een telefoon vasthoudt (foto). Of denk aan de camera in een skikoffer, die zicht geeft in een auto. Nu is het nog zo dat iemand vervolgens staande moet worden gehouden. Het OM hoopt dat ‘slimme' camera's binnenkort handheld bellen kunnen detecteren, en dat er dan ook op kenteken bekeurd kan worden. Dat vergroot de pakkans en de preventieve werking.
Het CJIB registreerde in 2018 80.425 zaken voor handheld bellen. Drie opvallende zaken:
Ook al rijd je in een Tesla, je blijft bestuurder
Een Teslarijder maakte bezwaar tegen een boete voor handheld bellen. Zijn verweer: de auto bestuurde zichzelf, dus kon hij zelf bellen of appen. De rechter oordeelde anders: als je achter het stuur zit, moet je te allen tijde zelf kunnen ingrijpen. Je blijft bestuurder van de auto en mag geen telefoon vasthouden. De Teslarijder is in beroep gegaan.
Telefoon bedienen in houder mag
Het OM wilde een beslissing van het Gerechtshof over de vraag of aanraken van de telefoon in de houder ‘vasthouden' is. De kantonrechter oordeelde van wel. Het hof dacht er anders over: met het verboden ‘vasthouden’ heeft de wetgever echt vasthouden bedoeld, dus aanraken in de houder mag. Als iemand daardoor gevaarlijk rijdt, kan hij wel bekeurd worden voor gevaarlijk rijden. Eerder werd in de rechtspraak geoordeeld dat het klemmen van de telefoon tussen oor en schouder niet mag.
Appende fietser schuldig aan dodelijk ongeval
In maart 2018 werd een vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, omdat zij een dodelijk verkeersongeval had veroorzaakt op de fiets. De vrouw was druk met haar smartphone en zag daarom een 83-jarige vrouw met een rollator die op het fietspad liep, over het hoofd. De fietsende vrouw botste vol op de bejaarde vrouw en viel met haar fiets over haar heen. De 83-jarige vrouw overleed aan haar verwondingen. Volgens de rechtbank is de fietsende vrouw “te veel en te lang” afgeleid geweest door haar smartphone. “Het ongeval is daarmee veroorzaakt door aanmerkelijke onoplettendheid van de vrouw en dus aan haar schuld te wijten”, aldus de rechtbank in Zutphen.
De laatste zaak laat zien dat ook appen of bellen op de fiets zeer gevaarlijk kan zijn. Daarom geldt er vanaf 1 juli 2019 een verbod op handheld bellen of appen op de fiets. Ook het verbod op handheld bellen in de auto wordt uitgebreid: nu geldt dat alleen voor een mobiele telefoon, vanaf 1 juli 2019 voor alle mobiele devices.
Hoger beroep
In 2018 werd in 19.000 gevallen door de verdachte of de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechter. In 2.700 gevallen werd het beroep op een later moment ingetrokken, zodat 16.300 strafzaken overbleven. Dat is nagenoeg gelijk aan het aantal strafzaken in hoger beroep van 2017.
Bij het Ressortsparket stroomden in 2018 meer dan 15.000 strafzaken uit met een arrest van het gerechtshof. Ten opzichte van 2017 steeg daarbij het aantal afgehandelde hoger beroepen in kantonzaken met 24 procent. De uitstroom van standaardzaken en maatwerkzaken daalde ten opzichte van 2017. Dat zijn zaken die vergelijkbaar zijn met de interventiezaken en de onderzoekszaken van de arrondissementsparketten. Het aantal megazaken en het aantal verdachten van een megazaak bleef gelijk. Een megazaak is een grote strafzaak met meerdere verdachten waarbij minstens 30 zittingsuren nodig zijn om tot een arrest te komen.
Het aantal behandelde artikel 12-klachten en verzoeken bij het gerechtshof daalde ten opzichte van voorgaande jaren. Ingevolge artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechtstreeks belanghebbende zich bij het gerechtshof beklagen over (in het bijzonder) de beslissing van het OM om in een zaak niet tot vervolging over te gaan. Met name het aantal artikel 12-klachten daalde met 25 procent fors; van 2.800 tot 2.100.
Doorlooptijden misdrijfzaken
Binnen de strafrechtketen is verkorting van de doorlooptijd een actueel thema. De doorlooptijd van een strafzaak is om meerdere redenen van belang. Te lange doorlooptijden zijn onwenselijk, omdat zij tekort doen aan het belang van slachtoffers van misdrijven en het recht van verdachten op berechting binnen een redelijke termijn. Daarnaast houdt de rechter er bij een veroordeling rekening mee dat iemand lang op de uitspraak heeft moeten wachten. Het OM heeft zelf invloed op de doorlooptijd vanaf het moment dat de zaak instroomt tot het moment dat de zaak zelfstandig door het OM kan worden afgedaan, bijvoorbeeld met een strafbeschikking. De doorlooptijd vanaf het moment dat het OM besluit de zaak voor de rechter te brengen tot aan het vonnis of het arrest is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het OM en de rechtspraak.
De doorlooptijd van een strafzaak is afhankelijk van veel factoren, maar vooral het type strafzaak bepaalt de doorloopsnelheid. De gemiddelde doorlooptijd van eenvoudige misdrijven (zoals rijden onder invloed of verlaten plaats ongeval) die het parket CVOM zelfstandig afdoet met een strafbeschikking of een transactie, is gedaald van 45 dagen in 2017 tot 37 dagen in 2018. De gemiddelde doorlooptijd van alle door het parket CVOM zelfstandig afgedane zaken, inclusief sepotbeslissingen, is opgelopen van 143 dagen naar 306 dagen. De opgelopen doorlooptijd is het gevolg van het feit dat OM heeft moeten beslissen om de vervolging in een flink aantal eenvoudige misdrijfzaken te staken vanwege de ouderdom van de zaak. Deze zaken konden niet meer op tijd aan de rechter worden voorgelegd (zie ook de paragraaf over zittingscapaciteit). De doorlooptijd van zaken die via de rechter zijn afgedaan, is afgenomen. Het duurde in 2018 gemiddeld 206 dagen voordat de zaak door de rechter was afgedaan. In 2017 was dat gemiddeld 243 dagen.
Gemiddeld duurde het 197 dagen voordat het OM een interventiezaak zelfstandig had afgehandeld. Dat is vrijwel gelijk aan vorig jaar. 77 procent van alle verdachten was echter binnen 90 dagen op de hoogte van de beslissing van het OM.
De zaken die door de rechter zijn afgedaan, stroomden gemiddeld na 212 dagen uit met een eindvonnis; 64 procent van de zaken werd binnen 6 maanden afgerond. Zaken die via het ZSM-traject lopen, hebben een kortere behandeltijd. In 2018 deed het OM een ZSM-zaak gemiddeld binnen 128 dagen na instroom af. 82 procent van de verdachten vernam binnen 3 maanden de afloop. De ZSM-zaken die via de rechter werden afgedaan, stroomden gemiddeld binnen 187 dagen uit. 72 procent van de ZSM-verdachten hoorde binnen 6 maanden het eindvonnis.
Kenmerkend voor onderzoekszaken is dat bijna altijd sprake is van een verdachte die in voorlopige hechtenis zit. Dat betekent dat de wettelijke termijnen voor de verschillende fasen van de voorlopige hechtenis de doorlooptijd van de strafzaak in positieve zin beïnvloeden. De verdachte moet immers op tijd voor de rechter staan. De gemiddelde doorlooptijd van een onderzoekszaak loopt echter langzaam maar zeker op. Onderzoekszaken die aan de rechter werden voorgelegd (meer dan 80 procent), stroomden gemiddeld na 240 dagen uit. In 2017 was dat gemiddeld 21 dagen sneller, het jaar daarvoor zelfs bijna 40 dagen sneller.
De doorlooptijd van een ondermijningszaak is, niet verrassend, een stuk langer dan die van de andere zaakstromen. Het zijn immers voor het grootste deel complexe strafzaken, vaak met meerdere verdachten, waarvoor meerdere zittingsdagen nodig zijn om de zaak tot een eindvonnis te brengen. De doorlooptijd van ondermijningszaken bedroeg in 2018 gemiddeld 572 dagen (een jaar en 7 maanden) van instroom tot eindvonnis. Dat is vergelijkbaar met 2017.
Bij hoger beroep duurt het gemiddeld 232 dagen, ofwel bijna 8 maanden, voordat het Ressortsparket het dossier ontvangt voor de behandeling in hoger beroep. Dit onderdeel van de doorlooptijd is in de laatste jaren niet veel gewijzigd. Zo’n 25 procent van de hoger beroepszaken stroomt binnen 3 maanden na het appèl in. In gemiddeld 223 dagen stroomt de hoger beroepszaak weer uit met een arrest. Uiteraard zijn ook hier verschillen tussen de zaakstromen. De eenvoudiger hoger beroepszaken worden gemiddeld binnen 177 dagen afgedaan, de complexere maatwerkzaken binnen 293 dagen. In megazaken is, net als bij de behandeling door de rechtbank, de doorlooptijd bij het gerechtshof uiteraard ook een stuk langer. Gemiddeld duurde het in 2018 750 dagen voordat het hoger beroep was afgerond.
Doorbraak in langlopende zaken
Op Tweede Pinksterdag 1992 wordt de 19-jarige Milica van Doorn dood aangetroffen in een vijver in Zaandam. Zes jaar later, in de nacht van zondag 9 op maandag 10 augustus 1998 verdwijnt de 11-jarige Nicky Verstappen tijdens een zomerkamp in Limburg. De volgende avond wordt vlakbij het kamp zijn lichaam aangetroffen. Voor de nabestaanden van beide slachtoffers breekt een lange periode van onzekerheid aan. Jaren later zorgt grootschalig DNA-onderzoek voor een doorbraak in de afzonderlijke zaken en kan in beide zaken een verdachte worden aangehouden.
Onderzoek dood Nicky Verstappen
Op 22 augustus 2018 maakte hoofdofficier Jan Eland van arrondissementsparket Limburg bekend dat na twintig jaar de donor van de verdachte sporen bekend is. “Er is een één op één match uitgekomen.” De doorbraak is mede het resultaat van het grootste DNA-onderzoek in de Nederlandse geschiedenis. Samen met andere onderzoeksresultaten brengt dit politie en OM op het spoor van een verdachte, die op dat moment nog onvindbaar is, maar een paar dagen later dankzij de tip van een getuige in Spanje wordt aangehouden.
Cold case Milica van Doorn
In het cold case-onderzoek naar de verkrachting en de gewelddadige dood van Milica van Doorn leidt grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek tot een doorbraak en kan de politie 25 jaar na haar dood een verdachte aanhouden.
“Toen zij na een feestje op weg was naar huis heeft verdachte het 19-jarige meisje gedwongen tot seksueel contact. Vervolgens heeft hij haar het meest kostbare dat een mens bezit, het leven, ontnomen”, aldus de officier van justitie tijdens de inhoudelijke behandeling van de rechtszaak in november 2018. “Milica moet de laatste momenten van haar leven onvoorstelbaar bang zijn geweest. Schrijnend is het vast te moeten stellen dat ze nooit heeft geweten dat zij geslaagd was voor haar eindexamen HAVO.”
De verdachte krijgt een gevangenisstraf van twintig jaar opgelegd conform de eis van het OM. De verdachte is in hoger beroep gegaan.