Tekst Jochem Davidse
Foto Loes van der Meer, ANP en anderen
Operatie Alfa/Onderzoek Noord
Begin september veroordeelt de rechtbank in Den Bosch Martien R. tot een celstraf van 16 jaar. Ook dertien medeverdachten, onder wie zijn zoon, broer, schoonzus, schoonzoon, neef en oom, moeten voor langere tijd de cel in. Allemaal maakten zij deel uit van een criminele organisatie die zich vanaf een woonwagenkamp in Oss bezighield met grootschalige wapenhandel, internationale drugshandel en witwassen. Met zeven betrokkenen blikt Opportuun terug op een van de grootste zaken van het arrondissementsparket Oost-Brabant ooit.
Op de ochtend van woensdag 13 november 2019 worden inwoners van Oss opgeschrikt door een politiemacht zoals ze die in hun Brabantse woonplaats nog nooit hebben gezien. Ze zien agenten, rechercheurs, een peloton ME’ers, een arrestatieteam en meerdere hondenteams. En er is niet alleen politie op de been. Ook Defensie, het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst zijn bij de grootschalige actie betrokken. In totaal zo’n 400 mensen. Hun bestemming: het woonwagenkamp aan de Hoogheuvelstraat, aan de zuidkant van de stad. Een plek die lokaal al jaren een zekere reputatie geniet.
Met duizend meter hekwerk wordt het kamp, plus een aanpalend stuk bos, afgeschermd van de buitenwereld. Even verderop wordt de dan 48-jarige Martien R. klemgereden en aangehouden. Op het kamp worden rond dezelfde tijd ook zijn zoon Anton R. en zijn broer Toon R. in de boeien geslagen en afgevoerd. Wanneer ook de rest van het woonwagenkamp is ontruimd wordt een begin gemaakt met een zoekactie die drie dagen in beslag zal nemen.
In ondergrondse containers en andere verborgen ruimtes, maar ook elders op het kamp, wordt een grote hoeveelheid drugs gevonden, waaronder zo’n 100 kilo aan MDMA-kristallen en zakken vol xtc-pillen, duizenden liters chemicaliën bestemd voor het vervaardigen van synthetische drugs, 265.000 euro aan cash en een vuurwapenarsenaal bestaande uit acht kalasjnikovs, twee M16’s, zes handvuurwapens en een stengun. In de weken die volgen, vinden op meer plaatsen in en buiten Brabant soortgelijke politieacties plaats, waarmee de toch al indrukwekkende oogst nog aanzienlijk wordt uitgebreid. Ook worden er meer aanhoudingen verricht, zowel binnen als buiten de familie R.
De acties die plaatsvinden onder de codenaam Operatie Alfa zijn het resultaat van Onderzoek Noord, een jarenlang politieonderzoek dat in het diepste geheim is uitgevoerd en dat zich richt op Martien R., door de media ook wel bestempeld als ‘The Godfather van Oss’, en de criminele organisatie waaraan hij leiding zou geven. In het verleden had justitie hem vaker op de korrel. Zo werd hij in verband gebracht met meerdere liquidaties, maar tot onherroepelijke veroordelingen leidden deze zaken niet.
Kalasjnikovs & Radio Hollandio
Dat zal dit keer uiteindelijk wel gebeuren, is de stellige overtuiging van politie en justitie wanneer men in november 2019 besluit tot actie over te gaan. Een anderhalf jaar durende OVC-operatie (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie) in een schuur op het woonwagenkamp, door de verdachten zelf ook wel ‘Het Kantoor’ genoemd, heeft direct en indirect een ongekende hoeveelheid bewijsmateriaal opgeleverd. Agenten die de opnames terugluisteren en uitwerken horen – met op de achtergrond steevast Radio Hollandio, een piratenzender die non-stop Nederlandstalige muziek uitzendt – de verdachten vrijwel dagelijks in plat Brabants praten over wapenleveringen, drugstransporten en geweldpleging, alsof het de normaalste zaak ter wereld is. ‘Ik wil ook schieten!’ horen ze een kinderstem zeggen, nadat er tijdens een eindejaarsfeestje omwille van de feestvreugde met een kalasjnikov is geschoten.
Wat politie en justitie al jaren wisten maar niet eerder konden bewijzen, wordt door de OVC-opnames en alles wat daaruit voortkomt meer dan bevestigd: Martien R. geeft leiding aan een criminele organisatie die zich op grote schaal bezighoudt met wapenhandel, de productie van, en de handel in synthetische drugs, internationale cocaïnetransporten, witwassen en heling.
Tot die conclusie komt afgelopen september ook de rechtbank in Den Bosch. Na een atypisch proces, waarbij de meeste verdachten, onder wie ook hoofdverdachte Martien R., nog voordat de inhoudelijke behandeling goed en wel is begonnen, besluiten de zittingen niet meer bij te wonen (en ook hun advocaten gevolg geven aan de kennelijke wens van hun cliënt niet aanwezig te zijn), rept het vonnis van ‘een schrikbarende inkijk in de belevingswereld van een criminele organisatie’. Martien R., die zich jarenlang onaantastbaar waande, wordt conform de eis veroordeeld tot een celstraf van zestien jaar. Ook zijn dertien medeverdachten, onder wie zeven familieleden, krijgen stuk voor stuk onvoorwaardelijke celstraffen opgelegd, variërend van 1 tot 10 jaar. De zaak van een vijftiende verdachte wordt vanwege een advocatenwissel aangehouden.
‘En dat allemaal in een schuurtje in Oss’
In haar werkkamer op het arrondissementsparket Oost-Brabant blikt hoofdofficier Heleen Rutgers samen met Wilbert Paulissen, politiechef van de Eenheid Oost-Brabant, terug op hun succesvolle samenwerking en op een omvangrijk onderzoek dat de voorbije jaren een zware wissel trok op hun beider organisaties.
Rutgers: “Een kundig opgebouwde organisatie met een duidelijke rol- en taakverdeling, met contacten in binnen- en buitenland, maar ook bij douane en politie, met verschillende zakelijke schijnconstructies... Eentje bovendien die liep als een trein. Wat er daar allemaal werd beraamd aan wapenhandel, aan grootschalige cocaïnetransporten, maar ook aan geweld, dreiging en afpersing; en dat allemaal in een schuurtje in Oss.”
Paulissen: “Brabant is van oudsher de bakermat van de synthetische drugs. Die problematiek speelt nog steeds op grote schaal, maar het is meer dan dat. Veel mensen zijn geneigd te denken dat het hier allemaal wel meevalt, maar qua omvang en professionaliteit doet de georganiseerde misdaad in het zuiden weinig onder voor die in het westen van het land.”
Rutgers: “Zo’n langdurig onderzoek als Onderzoek Noord vergt veel van je capaciteit, maar dat deed deze organisatie daarvoor ook al. Aan het aantal afzonderlijke incidenten dat we meenden aan hen te kunnen relateren hadden we als politie en justitie in Oost-Brabant al jaren onze handen vol. Dan komt er een moment waarop je moet gaan kijken naar de mogelijkheden die je hebt om zo’n groepering daadwerkelijk aan te pakken. En naar je kans van slagen. Als zo’n besluit dan uiteindelijk genomen is, is het vooral een kwestie van volhouden. Wat automatisch betekent dat je ervoor kiest om andere zaken niet te doen.”
Paulissen: “Dat is de keerzijde. We zijn een relatief kleine eenheid, de op een na kleinste van het land. Achteraf moet je concluderen dat dit onderzoek een paar jaar lang belangrijke ondersteunende capaciteit in beslag heeft genomen. Dat heeft ingrijpende gevolgen gehad voor andere operaties, dat is gewoon zo. Toch ben ik achteraf blij dat we het hebben gedaan. Vooral vanwege het maatschappelijk belang van de zaak. Deze organisatie had door de jaren heen in Oss, maar ook ver daarbuiten, een soort van onaantastbare status verworven. In hun eigen ogen, maar ook in die van anderen. Het beeld bestond dat deze groep overal mee weg kwam. Dat beeld moesten we kantelen.”
Rutgers: “Door het onderzoek te richten op het aantonen van een criminele organisatie, kun je heel selectief bepalen voor welke strafbare feiten je wel, en voor welke je niet vervolgt. In deze zaak waren we er bijvoorbeeld vrij zeker van dat we genoeg bewijs hadden om het voorhanden hebben van vuurwapens en de handel daarin te kunnen bewijzen. Hetzelfde gold voor twee internationale cocaïnetransporten. Maar in het dossier zit bijvoorbeeld ook een aantal aanwijzingen voor allerlei geweldsdelicten die de verdachten uiteindelijk niet ten laste zijn gelegd. Dat zou het onderzoek nog tijdrovender hebben gemaakt, en de kans van slagen eerder kleiner dan groter.”
Paulissen: “Wat het soms lastig maakte was dat Onderzoek Noord een embargo-onderzoek was. Dat betekent in de praktijk dat je collega’s in andere onderzoeken vaak niet kunt uitleggen waarom je ze voor de zoveelste keer ‘nee’ moet verkopen. Je wilt niets liever dan het uitleggen, maar je mag er niets over zeggen.”
Rutgers: “Nee, want Noord... Nee, want Noord... Hoe vaak hebben onze officieren in andere onderzoeken dat niet te horen gekregen? Als officier heb je de drive om elk onderzoek tot een goed einde te brengen. Maar als je daar niet de benodigde middelen voor krijgt omdat die elders worden ingezet... Natúúrlijk is dat frustrerend. Maar uiteindelijk merk ik op het parket toch vooral een algeheel gevoel van trots over de afloop van deze zaak. Daarmee is Onderzoek Noord uiteindelijk een onderzoek van ons allemaal geworden. Zowel van de mensen die er rechtstreeks bij betrokken waren, als van de collega’s die hen daar de ruimte voor boden.”
Paulissen: “Zeker, en het is breder dan dat. Als politie-eenheid Oost-Brabant hebben wij dit natuurlijk niet alleen gedaan. Ook de inspanningen van de Landelijke Eenheid en die van anderen, en de onderlinge samenwerking, zijn in deze zaak van cruciaal belang geweest.”
Rutgers: “Dat geldt ook voor het OM. Vanaf het begin van de vervolgingsfase was bijvoorbeeld de tweede lijn al nauw bij de zaak betrokken. Ook hebben we met collega’s van het Landelijk Parket, en van andere parketten meerdere keren over deze zaak gebrainstormd. Hun expertise en hun frisse blik hebben zeker bijgedragen aan het resultaat. Ook de collega’s van het Functioneel Parket hebben een belangrijke rol gespeeld. Dat is fijn om te merken, dat je als OM je krachten kunt bundelen. Dat je er als relatief klein parket in zo’n grote zaak niet alleen voor staat.”
‘Niet één of twee stappen vooruit denken, maar vijf of zes’
Marita van Thiel is vanaf het prille begin bij de zaak betrokken. Van het opstarten van Onderzoek Noord eind 2016, tot en met de uitspraak op 6 september 2021. Eerst als rechercheofficier, later als Teamleider Ondermijning van het parket Oost-Brabant.
Van Thiel: “Mijn taak als teamleider was in eerste instantie het samenstellen van het team. Al snel was duidelijk dat deze zaak, vanwege de omvang en de complexiteit ervan, een dubbele bezetting vereiste. Twee officieren en twee parketsecretarissen. Die keuze maak je op basis van ervaring en expertise, maar ook op basis van complementariteit. Wat voegen mensen aan elkaar toe?
Daarnaast moet je je mensen ook de ruimte en de tijd bieden om zo’n mega-zaak te kunnen doen. Dat is een uitdaging. Zo’n onderzoek neemt jaren in beslag. Zo lang kun je mensen simpelweg niet uitroosteren. Wat je wel kunt doen is ervoor zorgen dat zij zich op piekmomenten volledig kunnen focussen op deze zaak. Ook vond ik het belangrijk dat het team een aparte ruimte ter beschikking kreeg, een projectkamer, waar ze met elkaar ongestoord aan Noord konden werken.
Verder ben je als teamleider ook een soort manusje van alles. Een soort smeerolie. De lijst van dingen die ik moest regelen en afstemmen leek soms eindeloos. Met onze administratie, die door deze zaak een enorme puist extra werk kreeg. Met het Functioneel Parket, met het oog op een eventuele ontneming. Met het Ressortsparket om alvast een AG aan de zaak te koppelen.
Vooral de actiedagen vormden een gigantische puzzel. Bij de eerste actiedagen waren er zeven officieren op de been. Die kun je niet met hun eigen auto op pad sturen. Die hebben dus allemaal een eigen dienstauto nodig. Dat moet je regelen. Om onderling contact tussen de aangehouden verdachten te voorkomen wilden we hen zoveel mogelijk verspreiden over verschillende PI’s. Ook dat moet je regelen. De gevonden wapens wilden we laten onderzoeken op DNA-sporen, maar het waren er zoveel dat we ze onmogelijk allemaal tegelijk konden aanbieden voor onderzoek. Dan ben je voor de rest van het jaar gelijk door je quotum heen. Je moet dus keuzes maken, maar welke? En wat betekenen die keuzes voor andere onderzoeken die daardoor wellicht langer blijven liggen?”
"Een ander logistiek probleem vormde de enorme hoeveelheid beeld- en geluidsmateriaal dat we tijdens de anderhalf jaar durende OVC-operatie hadden verzameld. De zogenaamde ‘grasduinbepaling’ in de wet- en regelgeving stelt dat verdachten en hun advocaten al in een vroeg stadium het recht hebben om alle opgenomen gesprekken zelf te bekijken en te beluisteren, maar dat was in dit geval zoveel dat we dat onmogelijk op een USB-stick of iets dergelijks konden verstrekken. Daarvoor moesten speciaal externe harde schijven worden aangeschaft. Die vervolgens dus over verschillende PI’s door het hele land verspreid moesten worden...
Met al dat soort logistieke uitdagingen en ander gedonder wil je je zaaksofficieren niet lastig vallen. Die moeten zich puur kunnen richten op de inhoud. Wat overigens niet wil zeggen dat ik mij niet met de inhoud heb bemoeid. Dat heb ik wel degelijk. Dat wilde ik ook nadrukkelijk. Het is niet mijn stijl om alleen maar over de potloden en de roosters te gaan. Ik ben een inhoudelijk gedreven teamleider. In overleg met het team hebben we daarom besloten dat ik als teamleider ook een soort sparringpartner zou zijn. Een soort tegenspreker. Niet zozeer om tunnelvisie te voorkomen, maar ook om soms te zeggen: wat zou ik nu doen als ik de verdediging was? Wat zou nu mijn volgende stap zijn, en hoe zou je daarop kunnen anticiperen? Zo hebben we deze zaak heel bewust aangepakt. Niet één of twee stappen vooruit denken, maar wel vijf of zes.
Dit onderzoek heeft af en toe best zwaar op onze maag gelegen, maar ik vind dat we het goed gedaan hebben met z’n allen. Zo’n grote en complexe zaak heeft alles in zich om op een logistieke nachtmerrie uit te draaien, maar door met goede mensen te werken en door goede regie te voeren, is dat niet gebeurd. Daar ben ik best trots op. En die 16 jaar vind ik echt terecht. Een paar jaar geleden had ik nog de indruk dat ondermijningszaken als deze op zitting minder hard werden afgestraft. Een celstraf van 16 jaar, de maximum straf, stemt wat dat betreft hoopvol.”
‘Het kon hier soms flink knetteren’
Edwin en Stef (achternamen bij de redactie bekend), twee ervaren parketsecretarissen, brachten hun werkzame leven de afgelopen jaren door in de Zevende Hemel, ook wel ‘het penthouse’ genoemd: de projectkamer van Onderzoek Noord op de zevende en hoogste verdieping van het AP Oost-Brabant. Een bijzondere werkplek, voor een bijzondere zaak.
Edwin: “Stef en ik hebben in het verleden vaker aan grote zaken gewerkt, maar zo intens en zo langdurig als bij Onderzoek Noord was die samenwerking nooit eerder. Dag in dag uit samen aan dezelfde zaak werken, in een ruimte die daar speciaal voor gereserveerd is, dat vraagt behoorlijk wat van de onderlinge relatie. Bovendien genereert het ook de nodige druk. Dat wij werden vrijgesteld om ons langdurig en vrijwel uitsluitend op dit onderzoek te focussen was uniek, maar het schept ook verwachtingen. Dan moet je ook leveren. Zo voelde ik dat wel. Ik realiseerde me heel goed dat collega’s van ons in andere onderzoeken bij bijzondere opsporingsverzoeken vaak nul op het rekest kregen omdat wij, met onze luxe werkplek op de zevende verdieping, alle capaciteit opslokten.”
Stef: “In deze zaak was voor ons eigenlijk alles anders dan anders. Het is zo’n enorm dossier dat we ons onmogelijk konden beperken tot onze reguliere taken en onze gebruikelijke manier van werken. Onderzoek Noord bestaat uit heel veel verschillende deelonderzoeken en telt vijftien verdachten die in totaal meer dan 75 strafbare feiten ten laste werden gelegd. Dat zijn heel veel borden waarop je moet schaken. Om het werk te kunnen behappen hebben we al die delicten gecategoriseerd en verdeeld over ons vieren, over de twee officieren en ons.”
Edwin: “Dat ging in goed overleg. Ik heb mij gericht op de wapens en de 140, de criminele organisatie, Stef op de drugsdelicten en heling. Ook de twee officieren hebben ieder een aantal feiten geadopteerd. Zo zijn we uiteindelijk al die verschillende tenlasteleggingen steeds verder gaan finetunen. Maar ook bij het opstellen van de requisitoiren hebben Stef en ik een behoorlijke rol gespeeld. Normaal gesproken is dat echt het werk van de officier, maar omdat we hier inhoudelijk zo nauw bij betrokken waren, hebben we daar ook zelf concepten voor aangedragen.”
Stef: “Dat is heel ongebruikelijk. Dat gebeurt eigenlijk nooit. Als secretaris ben je ondersteunend aan de officier, maar bij dit onderzoek heb ik dat nooit zo ervaren. Ik heb me altijd vrij gevoeld om inhoudelijk de discussie aan te gaan. Om mijn mening te ventileren. Ook als die afweek van die van de officieren en de onderlinge professionele verhoudingen soms op scherp zetten.”
Edwin: “Vooral bij het opstellen van de verschillende tenlasteleggingen zijn er hier in de Zevende Hemel een aantal pittige discussies gevoerd. Het kon hier soms flink knetteren. Ook omdat er een paar verdachten bij zaten die in het verleden een flink aantal vrijspraken hadden gescoord, ook in grote strafzaken, wilden we absoluut voorkomen dat er ook maar iets in de tenlastelegging niet zou kloppen. Geen kansen onbenut laten, maar ook zeker geen te grote risico’s nemen. Over die balans konden onze meningen nog wel eens verdeeld zijn, zeg maar. Ik heb de deur hier in elk geval wel een paar keer vloekend achter me dicht getrokken. Dan was ik er echt even klaar mee.”
Stef: “Maar uiteindelijk wordt het eindproduct er wel beter van. Als je het vonnis bestudeert dan moet je vaststellen dat er heel weinig vrijspraken zijn geweest voor de verschillende ten laste gelegde feiten. Daaruit concludeer ik dat wij de goede keuzes hebben gemaakt en dat we ons werk zorgvuldig gedaan hebben. Afgezien van een aantal verdachten in het onder- en middensegment van de organisatie, die er in onze ogen qua straf relatief genadig van af kwamen, is alles behoorlijk volgens plan verlopen.”
Edwin: “Alles behalve het afhaken van de verdediging nog voor de inhoudelijke behandeling. Het niet erkennen van de rechtbank, maar vervolgens niet de verdediging neerleggen, maar gewoon niet meer verschijnen, was een wending die niemand had voorzien. Zoveel jaren werk en dan, op het moment dat in de zittingszaal de inhoudelijke standpunten, ook die van de verdediging, op tafel kunnen gaan komen, blijft het stil. Dat is heel onbevredigend. De officier stond daar z’n requisitoir af te draaien voor een lege zaal. Geen verdachten, geen advocaten, en ook geen publiek in verband met corona. Alleen wat pers.”
Stef: “Een onbegrijpelijk anticlimax. Ik kan daar met mijn verstand nog steeds niet bij. Het is voor de verdachten een enorme gemiste kans. Voor ons betekende het vooral dat we ineens tijd overhielden. Vooraf houd je rekening met lange zittingsdagen, nu waren we vaak rond lunchtijd al klaar. Dat is gewoon raar.”
‘Voor een persofficier was dit onderzoek een feestje’
Ook persofficier Janine Kramer en persvoorlichter Bart Vaessen hebben hun handen vol aan de zaak. Over geen enkele andere zaak communiceerde het parket Oost- Brabant zoveel als over Onderzoek Noord/Operatie Alfa. Duizenden uren aan heimelijk afgeluisterde gesprekken, een heel arsenaal aan vuurwapens in ondergrondse ruimtes, grootschalige cocaïnetransporten, een drugslab... Publicitair is de zaak een goudmijn, maar wel eentje waarbij instortingsgevaar continu op de loer ligt.
Vaessen: “Als politie en justitie blazen we al jarenlang hoog van de toren als het gaat om de aanpak van ondermijnende criminaliteit, maar voor veel mensen is ondermijning nog altijd een vaag begrip. Met deze zaak konden we heel concreet laten zien wat ondermijning is en hoe ontwrichtend de gevolgen ervan zijn. Ook in een bescheiden provinciestad als Oss.”
Kramer: “Ik ben persofficier geworden omdat ik het belangrijk vind om over ons werk te vertellen. Omdat ik vind dat we in simpele taal moeten kunnen uitleggen wat we doen en waarom we het doen. Wat dat betreft was dit onderzoek een feestje. Hier pak je echt de zware jongens, een belangrijke criminele organisatie in onze regio. Daar doe je het uiteindelijk voor. We hebben echt laten zien waartoe we als politie en justitie in staat zijn. Daar ben ik heel trots op. Rondom de familie R. gingen in deze regio al jarenlang verhalen rond dat het daar hartstikke foute boel was. Met enige regelmaat hadden we een van de familieleden ook op zitting, zij het niet altijd even succesvol. Met enige regelmaat kwam het tot een vrijspraak. Maar dit keer niet.”
Vaessen: “Ook in Oss is de overheid de baas. Dat moest de boodschap zijn.”
Kramer: “In de onderzoeksfase ben je nog vooral bezig met het voorkomen dat er iets over het onderzoek naar buiten komt. Pas na de voorgeleiding van de aangehouden verdachten aan de rechter-commissaris hebben wij ons voor het eerst tegenover de media uitgelaten over de zaak. Dat was drie dagen na de eerste actiedag. Niks melden was ook toen geen optie meer. Een actie waarbij 400 man op de been is en waarbij een groot gebied drie dagen lang hermetisch wordt afgesloten, daar hoort tekst en uitleg bij. Maar ook dan kun je de zaak nog in gevaar brengen. Dat is vanaf het begin een spanningsveld geweest. Je wil de buitenwereld genoeg vertellen om duidelijk te maken wat er speelt en waarom het je ernst is, maar tegelijkertijd moet je heel erg op je tellen passen omdat er nog niets bewezen is. Elk woordje moest op een weegschaal worden gelegd.”
Vaessen: “Toch hebben we er bewust voor gekozen om concreet te benoemen wat er bij de doorzoekingen allemaal gevonden was. Zoveel vuurwapens, zoveel drugs, zoveel duizend euro in cash... Ik denk dat dat heel goed is geweest. Dat maakte voor het publiek wel duidelijk waar het hier om ging. Dat soort vondsten doen we niet elke dag. Maar het liefst had ik nog veel meer gedeeld. Tijdens de zitting zijn er bijvoorbeeld audiovisuele weergaven getoond ter ondersteuning van het requisitoir. Ik zat daarbij in de zaal. Daar zag ik doorgewinterde misdaadjournalisten met open mond naar luisteren. Zo indringend zijn die fragmenten. Voor een goede beeldvorming zou je die beeld- en geluidsfragmenten het liefst met een veel breder publiek delen, dan zou de ernst en de omvang van de gepleegde feiten in één klap duidelijk zijn, maar dat kan gewoon niet. De Aanwijzing Voorlichting Opsporing en Vervolging is daar heel duidelijk in. Daarin staat precies beschreven wat je in welk stadium precies wel en niet mag zeggen.”
Kramer: “Daar hebben we ons netjes aan gehouden. De verdediging dacht daar anders over, zoals ook te verwachten was. Volgens hen hadden wij ons schuldig gemaakt aan naming en shaming en aan trial by media, maar daar ging de rechtbank niet in mee.”
Hoger beroep
Hoewel het Openbaar Ministerie in grote lijnen tevreden is met de uitspraak van de rechtbank, stelt het in de zaken van acht verdachten hoger beroep in. Op OM.nl schrijft men: ‘Het OM kan zich op veel punten vinden in de motivering van de rechtbank. Echter, in meerdere zaken is het OM van oordeel dat de straffen niet in verhouding staan tot de ernst van de bewezen feiten. Daarbij komt dat de rechtbank ook verdachten op een aantal punten deels heeft vrijgesproken. Het gaat dan bijvoorbeeld om ernstige delicten als wapenhandel en het vervoer van een grote partij drugs. Het OM kan zich niet vinden in deze beslissingen en wil ook deze zaken graag voorleggen aan de rechter in hoger beroep.’