Tekst Theo Hofstee
In de vorige Opportuun deed ik de uitspraak dat ik graag ‘even mag relativeren’. Maar ik verzeker iedereen: bij ondermijnende drugscriminaliteit relativeer ik helemaal niks. Drugsmisdaad stort ons land in noodsituaties. Bedreigt OM-collega’s, bestuurders, gezinnen en ondernemingen. Maakt dodelijke slachtoffers, waaronder moedige dienaars van onze rechtstaat. Drugsmisdaad houdt kwetsbare wijken in een wurggreep. Wijken die als ‘kraamkamer’ voor jonge drugscriminelen dienstdoen. Jongens die in no time opklimmen op de criminele ladder en voor wie het gebruik van een wapen vanzelfsprekend is. We zien dan ook steeds meer steek- en schietincidenten. Hier herken ik de buikpijn waarover officier Carla van Aert in dit nummer spreekt als jonge jongens op klaarlichte dag op elkaar insteken. Waarna ze interessant worden om drugsklussen uit te voeren. Het aantal vergismoorden maakt bovendien pijnlijk duidelijk hoe weinig een leven waard is voor zware drugscriminelen.
Hoe keren we het tij? Hoe dringen we de macht terug die drugscriminelen hebben in onze wijken, in onze economie, in onze legale sectoren en bedrijven? Hoe maken we het ze onmogelijk hun crimineel verdiende geld veilig te stellen of wit te wassen? Hoe voorkómen we dat de drugs überhaupt ons land binnenkomen? En de vraag die mij vooral aan het hart gaat: wat is er voor nodig om jongeren uit de drugscriminaliteit te weren of te halen?
Daar blijf ik me met veel OM’ers en partners van buiten het OM, de komende jaren hard voor inspannen. De noodzaak hiertoe onderschrijft ook het kabinet dat – na toekenning van geld voor het Multidisciplinair Interventie Team en intensivering van bewaken en beveiligen en werkgeversbeveiligingsmaatregelen – recentelijk structureel extra geld beschikbaar heeft gesteld voor de bredere aanpak van ondermijnende criminaliteit, waaronder de persoons- en wijkgerichte aanpak. Dat geld is noodzakelijk.
Het OM reageert vanuit zijn kerntaken met keiharde repressie en hoge strafeisen in zaken zoals Operatie Alfa, waar de rechter alle 14 verdachten van een criminele organisatie met betrokkenheid in de drugshandel, veroordeelde. Maar de waarschuwing die Heleen Rutgers na afloop van de veroordeling gaf, slaat de spijker op de kop: “De strijd tegen ondermijnende criminaliteit is hiermee allesbehalve voorbij. Deze vraagt om een lange adem en een intensieve samenwerking met onze partners.”
Want als het érgens wel geldt, is het hier: We moeten doen wat we doen, maar met louter de aanpak van OM en politie redden we het niet. Als OM zijn we dan ook een actieve partner in de brede coalitie tegen ondermijnende criminaliteit. Landelijk maken we beleid en zorgen we voor goede analyses vanuit verschillende expertises en ketenpartners. Lokáál slaan we de handen ineen met jongerenwerkers en straatcoaches, met gemeente, reclassering, schuldhulpverleners en GGD, met credible messengers. In veiligheidshuizen en Regionale Informatie- en Expertisecentra ontstaan hoopvolle aanpakken. Aanpakken waarin de mix van persoonsgerichte aandacht, repressie, preventie, zorg en begeleiding zorgt voor een goed overwogen reactie in iedere casus. Zoals Olivier Dutilh (teamchef van politiedistrict Zuidoost) het verwoordt: “Er bestaat niet één oplossing voor een complex probleem. In de integraliteit zit de sleutel voor het succes dat je kan boeken.”
En luister naar de Mokumse moeder Diana Sardjoe (zie de achterpagina). Zij is streng voor iedereen (inclusief de moeders zelf) en ziet ook onze ‘vakjescultuur’ en vooroordelen. Zij ziet wat instanties soms niet zien. Ze verbindt en haar zoon is het levende bewijs van hoop: Op de criminele snelweg liggen altijd afslagen naar een leven met perspectief.
Theo Hofstee, lid van het College van procureurs-generaal