Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer
In de zaak-Vidar zette het OM een criminele burger in
Als een crimineel begin 2018 informatie verstrekt over mogelijke drugshandel door outlaw motorcycle gangs, staan zaaksofficieren voor een enorme uitdaging. Gaan ze deze beroepscrimineel inzetten in een informanten-, pseudokoop- en infiltrantentraject? En dus precies doen wat de commissie-Van Traa ooit met klem afraadde nadat de IRT-affaire tot een crisis in opsporing en vervolging had geleid? Ze dóen het, gebaseerd op de geldende regelgeving, balancerend op de dunne lijn tussen recht en risico, tussen afscherming en transparantie. Inmiddels hebben de rechtbank en het hof over de zaak-Vidar geoordeeld. Twee officieren en twee advocaten-generaal blikken terug.
“In een tijd waarin de zwaarte en omvang van de georganiseerde misdaad toeneemt, was ‘Vidar’ de zaak waarin het OM voor het eerst sinds lange tijd met de inzet van een criminele burgerinfiltrant naar zitting ging. We realiseerden ons dat we daarin niet alleen magistraat richting procespartijen zijn. We zijn ook vertegenwoordigers van de democratische rechtstaat, die die misdaad een halt moeten toeroepen en die het grote publiek willen uitleggen waarom we dit opsporingsmiddel als ultimum remedium nodig hebben om de rechtstaat te borgen.”
Dat zeggen advocaten-generaal Inge Schepers en Peter van der Spek, die op 9 februari 2024 voor het hof in Leeuwarden in hoger beroep straffen eisten tegen verdachten die zich bezig zouden hebben gehouden met internationale drugshandel, wapenhandel en witwassen.
Lange tijd gold de inzet van de criminele burgerinfiltrant als uiterst omstreden. Niet inzetten, was het dringende advies van de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa, die drie decennia geleden had blootgelegd dat politie en OM in de IRT-affaire de regie kwijt waren bij de inzet van deze linke opsporingsbevoegdheid. Daardoor was het schimmig geworden of rechercheurs toen informanten en infiltranten runden – of dat sprake was van het omgekeerde.
Niet doen, was ook de strekking van een Kamermo tie (Kalsbeek). Later kwam de Tweede Kamer daar wat op terug, in de motie-Recourt: in uitzonderingsgevallen en met grote zorgvuldigheid mocht het.
Red Devils
De aanloop naar de inzet van de omstreden opsporingsbevoegdheid in de zaak-Vidar start op 3 januari 2018. Een criminele burger – die in de zaak-Vidar A-4110 zal heten – heeft dan een ontmoeting met Justin S., die lid is van de Red Devils MC, een supportclub van de Hells Angels. ‘Doe je nog wat?’ vraagt de Red Devil aan A-4110. Daarmee bedoelt S. of A4110 nog in wapens of drugs handelt. Een kleine twee weken later ontmoeten de twee elkaar weer. Dan krijgt A-4110 een meer concrete vraag. Of hij nog een afnemer van speed kent, liefst in het buitenland?
Dan zet A-4110 een stap met grote gevolgen, ook voor zijn eigen leven. Hij gaat met zijn informatie naar de politie, met de vraag of zij voor deze en meer informatie belangstelling hebben. Er volgt overleg met officieren van justitie Martijn Kappeyne van de Coppello en Petra Hoekstra, officier bij respectievelijk Arrondissementsparket Noord-Nederland en vestiging Zwolle van het Landelijk Parket.
“Deze burger was een beroepscrimineel, die zich al jaren bewoog in verschillende netwerken,” zegt Kappeyne van de Coppello. “Maar de man,” vult Hoekstra aan, “had zich bedacht. Hij voelde zich niet langer de crimineel die hij jaren geweest was. Hij was ook al wat ouder en besloot dat hij in de herfst en winter van zijn leven niet meer in dat criminele milieu wilde verkeren.”
Het OM, zegt het duo, had in die tijd de Hells Angels en Red Devils al in het vizier, in een tijd waarin de Outlaw Motorcycle Gangs topprioriteit binnen het OM hadden. Met name in de Hells Angels en hun vermeende drugshandel waren de officieren geïnteresseerd. “Ook al omdat we vermoedden dat voor alle belangrijke beslissingen die de Red Devils nemen, zij toestemming nodig hebben van de Hells Angels. Maar ja, zeker bij gesloten organisatie die de Hells Angels vormen, kom je niet zomaar aan tafel.”
Het contact dat A-4110 met de iets minder gesloten Red Devils had, bood plots een kans. Er zou een antwoord kunnen komen op de belangrijkste vraag die de officieren formuleerden in het gestarte onderzoek- Vidar: Kunnen we vaststellen of uitsluiten dat leden van de Hells Angels betrokken zijn bij internationale handel in harddrugs?
Met de informatie van A-4110 gaan politie en OM aan de slag. De informatie van de burger klopt, blijkt onder meer uit politiesystemen. Justin S. is de sergeant at arms van de Red Devils in Leeuwarden en heeft als zodanig contacten met kaderleden van de Harlinger Hells Angels.
Op 20 april 2018 wordt in een procesverbaal de verdenking uitgesproken dat S. zich bezighoudt met internationale handel in harddrugs. Op 22 mei 2018 heeft A-4110 weer contact met verdachte S. – voor de eerste keer nu in opdracht van begeleiders van het Team Burgeroperaties.
Tussen 3 januari en 22 mei 2018 hebben politie en OM van alles moeten regelen, zeggen officieren Kappeyne van de Coppello en Hoekstra. Wat willen ze met alle informatie van deze criminele burger die in veel netwerken actief is? En hoe gaan ze de burger zorgvuldig inzetten?
Daarbij helpt het mee dat de twee officieren elkaar goed liggen en al vaak hebben samengewerkt. “We denken verschillend,” zegt Kappeyne van de Coppello, “en dan bereik je samen meer.” Hoekstra: “Het is heel fijn als iemand ervoor openstaat dat ik ongezouten mijn kritiek kan geven. En van ons is Martijn de nadenker, de luisteraar; vaak ben ik dan al aan de overkant van de straat. Die combi wérkt.”
Het plan is dat naast A-4110 ook burgerpseudokoper (en oud-politie-infiltrant) A-4133 wordt ingezet. Dat vraagt om het opbouwen van een geloofwaardig en veilig verhaal over hoe de twee A’s elkaar hebben leren kennen. Daarbij zullen alle gesprekken die A-4110 met verdachten voert heimelijk worden opgenomen, uitgezonderd gesprekken waarbij risico’s op ontdekking van de apparatuur te groot worden geacht.
Kappeyne van de Coppello: “Het ging om een inzet van een criminele burger, dat vraagt om grote zorgvuldigheid gelet op het rapport-Van Traa. Dus besloten we dat álles zou worden opgenomen, álles direct zou worden uitgewerkt, dat ik óveral verslag van kreeg. En dat pas nadat een inzet was besproken, ik zou besluiten hoe we verder zouden gaan.”
Hoekstra: “Daar is Martijn heel sturend en precies in geweest: dit is aanvaardbaar, dát niet; zo gaan we het uitvoeren. Bij de rechter moest controleerbaar zijn hoe de bevoegdheid is ingezet en wat precies gezegd is in de gesprekken die de criminele burger voerde.”
Tijdens zijn inzet weet burger A-4110 overtuigend zijn rol te spelen, door zich te gedragen zoals hij altijd al deed. “Hij had bovendien een klein persoonlijk netwerk, was niet getrouwd, had geen kinderen,” zegt Kappeyne van de Coppello. “Mede daardoor was hij relatief makkelijk te beveiligen, onvindbaar te maken en te houden.”
Hoekstra: “Als je zelf met een 3D-printer de ideale criminele burgerinfiltrant zou kunnen maken, zou onze A-4110 eruit zijn gerold.”
Uitlokking
Aanvankelijk is het niet de bedoeling dat A-4110 als burgerinfiltrant zal worden ingezet. Hij zou van het toneel moeten verdwijnen als hij na de politiepseudokoper ook een politie-infiltrant heeft geïntroduceerd, die het onderzoek verder kan helpen.
Bij alle inzetten worden de justitiële grenzen steeds streng bewaakt. Die inzet moet proportioneel zijn, in verhouding met de ernst van de misdrijven waartegen een verdenking zich richt. Bovendien moet de inzet voldoen aan de eis van subsidiariteit: de inzet mag niet, als net zo goed resultaat kan worden geboekt met een minder vergaand opsporingsmiddel. Er mag ook geen sprake zijn van ongeoorloofde uitlokking. De opsporing zal moeten zorgen voor eerbiediging van het in de jurisprudentie ontstane ‘Tallon-criterium’: verdachten mogen niet worden verleid tot het verrichten van handelingen waarop hun opzet niet van tevoren al was gericht.
Maximale transparantie en controleerbaarheid tegenover de rechter spreekt voor zich. Tegelijkertijd hebben de aanklagers alle reden het Vidar-onderzoek gedurende de opsporingsfase binnen een kleine kring te houden. “Als bekend raakt dat deze criminele burger wordt ingezet als pseudokoper, informant en infiltrant, heb je een groot risico op geweld of zelfs een liquidatie.”
Samen met de rechercheofficier van het parket zorgt Kappeyne van de Coppello ervoor dat binnen het parket zo min mogelijk mensen ervan weten en dat zij al hun informatie in een afgeschermde omgeving verwerken, dus niet in systemen die voor veel collega’s raadpleegbaar zijn.
Uiteindelijk slaagt de opzet. Er vindt op 18 oktober 2018 een eerste pseudokoop plaats. Namens pseudokoper A-4133 bestelt A-4110 bij Justin S. een kleine hoeveelheid cocaïne en amfetamine, waarvoor A-4110 op 18 oktober betaald wordt. In het onderzoek vindt het opsporingsteam aanwijzingen dat S. in die dagen contacten met de Hells Angels heeft, al blijft de inhoud van die contacten verborgen.
Er volgen pseudokopen in november en december 2018, en in februari 2019. In maart 2019 vindt een vijfde pseudokoop plaats en wordt aan S. succesvol een grote baas geïntroduceerd: politie-infiltrant A-2369. Van een rechtstreeks gesprek tussen hem en Hells Angels komt het echter niet.
Dat is ook het moment dat de rol van A-4110 overgaat naar criminele burgerinfiltrant. Liever trekken de officieren hem eerder terug. Maar omdat de verdachten, vanuit het grote vertrouwen dat ze in hem hebben, A-4110 steeds betrekken bij hun gesprekken met andere buitenstaanders, kan het OM zijn inzet niet kleiner en korter houden dan het nu doet. Dat terugtrekken kan pas na 2 maart 2020.
Die dag is het klapdag. Dan onderschept de politie een transport van 86 kilo amfetamine naar Finland, nog voordat de verdachten met de drugs de grens van Duitsland oversteken. Een ‘gecontroleerde aflevering’ in Finland is geen optie. Want vervoer door Duitsland zou het onderzoek al compliceren, en in Finland is de inzet van de criminele burgerinfiltrant zelfs uitdrukkelijk verboden.
Diezelfde dag worden in Nederland acht verdachten aangehouden en achttien locaties doorzocht. Later worden nog twintig verdachten aangehouden dan wel als verdachte gehoord. Daarmee wordt het einde van het strafrechtelijk onderzoek ingeluid. De hoofdvraag of Hells Angels bij drugshandel waren betrokken, is in de ogen van het OM met een ondubbelzinnig ‘ja’ beantwoord.
Na de klapdag verdwijnt A-4110 uit beeld. Advocaten kunnen op het politiebureau luisteren naar de opgenomen gesprekken die hij voerde, maar daar blijft het bij – en dat geldt ook voor de zaaksofficieren. Kappeyne van de Coppello: “Zijn nieuwe identiteit en waar A-4110 verblijft? Daar weet ik echt niks over.”
Misvatting
Fysiek uit beeld is niet juridisch uit beeld. De inzet van criminele burger A-4110 zal nog jaren hét thema zijn in de zittingen die in eerste aanleg en in hoger beroep volgen. Daar is de kernvraag steeds: mocht het OM hem inzetten? In eerste aanleg betogen officieren Henk Mous (die als tweede officier optrad bij de inhoudelijke zittingen) en Martijn Kappeyne dat de inzet voldoet aan alle eisen. Ook betogen zij dat van uitlokking geen sprake was.
In hoger beroep zijn het de advocaten-generaal Inge Schepers en Peter van der Spek die de zaak voortzetten. Net zoals deze AG’s eerder met de officieren van justitie meedachten, denken de officieren nu met hen mee. Er was steeds sprake van goed teamwork.
De inzet van de burgerinfiltrant was wel degelijk in de haak, stellen Schepers en Van der Spek op 9 februari 2024 voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. “Dat de inzet van de criminele burgerinfiltrant onrechtmatig was ‘omdat slechts 100 kilo amfetamine is gepakt’, is een misvatting. En dat A-4110 járenlang is ingezet is eveneens een misverstand. Er is juist sprake van een zorgvuldige opbouw van opsporingsbevoegdheden: van pseudokoop en pseudodienstverlening, via stelselmatige informatie-inwinning, uiteindelijk naar infiltratie.”
Het standpunt van de verdediging dat het OM A-4110 ‘te lang’ en ‘als groei-infiltrant’ zou hebben ingezet, betwisten Schepers en Van der Spek, daarmee de woorden volgend die officieren Mous en Kappeyne van de Coppello in hun requisitoir voor de rechtbank al hadden uitgesproken. Binnen grote opsporingsonderzoeken is een periode van 1 jaar niet lang te noemen, stellen de AG’s. “A-4110 is in zijn vaste patroon gebleven van contactpersoon bij handel in drugs, is geen lid geworden van enige OMG en is niet opgeklommen tot een van de grote jongens. De officieren van justitie hebben er streng op toegezien dat de burgerinfiltrant te allen tijde controleerbaar en stuurbaar moet zijn, en tot die sturing behoorde dat de rol van A-4110 in het gehele traject zo beperkt mogelijk bleef.”
Dementie
Op zitting gaan de AG’s ook in op de gezondheid van A-4110. Want in augustus 2023 hoorden ze dat bij hem op dat moment een beginnende vasculaire dementie zich ontwikkelde. Zij melden dit direct aan de raadsheren en de verdediging. Volgens de AG’s doet de nieuwe informatie niets af aan de waarde van zijn verklaringen ten tijde van het strafrechtelijk onderzoek in 2018. “Tijdens zijn inzet was A-4110 goed in staat om relevante informatie te reproduceren. Er zijn geen indicaties voor mentaal disfunctioneren in die tijd. Zijn inzet kan aan de hand van onafhankelijk bewijsmateriaal, zoals OVC-opnamen (opname vertrouwelijke communicatie – red.) worden getoetst.”
Op 9 februari eisen de AG’s gevangenisstraffen tot acht jaar tegen 13 verdachten, wegens betrokkenheid bij internationale drugshandel. Het OM verwijt hen onder andere deelname aan een criminele organisatie, het uitvoeren van 86 kilo amfetamine naar Finland en het treffen van voorbereidingen voor de uitvoer van 30 kilo amfetamine naar Denemarken.
Op 12 juli 2024 wijst het hof zijn arrest. Het OM, zegt het hof, mocht de criminele burgerinfiltrant inderdaad inzetten en heeft opsporingsmethoden controleerbaar, transparant en rechtmatig ingezet. Voor het grootste deel van de feiten komt het hof tot een bewezenverklaring en strafoplegging, waarmee het rechtbankvonnis grotendeels in stand blijft. Het hof veroordeelt zeven verdachten tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, variërend van drie tot zeven jaar, onder wie een Finse Hells Angel die in eerste aanleg was vrijgesproken. Zes verdachten krijgen een kortere celstraf of een maximale werkstraf (240 uur). Eén verdachte wordt vrijgesproken.
Wel stelt het hof een aantal vormverzuimen door het OM vast. Zo heeft het College van procureurs-generaal pas ingestemd met de infiltratie-overeenkomst met A-4110, nadat die overeenkomst vijf dagen eerder al in werking was getreden. En het College heeft de minister van justitie hierover te laat geïnformeerd. Maar net als de rechtbank eerder deed, verbindt het hof geen rechtsgevolgen aan de verzuimen. Want alle handelingen die A-4110 ‘in de verzuimdagen’ uitvoerde, werden al gedekt door nog lopende overeenkomsten over pseudokoop en stelstelmatige informatieinwinning. Het hof herhaalt wat de rechtbank eerder vaststelde: “Er is niet enig gerechtvaardigd belang van verdachten door het vormverzuim geschonden.”
Als OM moeten we leren van de vormverzuimen, erkennen de zaaksofficieren en zaaks-AG’s. Maar dat doet nauwelijks af aan de grote tevredenheid die zij voelen over de voorlopige afloop van de zaak, waarover de Hoge Raad zich nog zal buigen. Als één team hebben parket, ressortsparket en politie Noord-Nederland, Team Burgeropsporing hun hoofddoel gehaald: met behulp van de burgerinfiltrant vaststellen dat er ernstige strafbare handelingen plaats hebben gevonden, waarbij ook leden van gesloten opererende OMG’s betrokken waren.
Dus plaatsen Inge Schepers en Peter van der Spek nu een uitroepteken achter de zin die zij in hun requisitoir al uitspraken: “De IRT-affaire heeft ons geleerd hoe het niet moet. Het onderzoek-Vidar laat zien hoe het wél kan.”