Tekst Pieter Vermaas
Foto Friso Keuris

Collegevoorzitter Gerrit van der Burg zet cyber en ondermijning 'met stip op één'

Rechtvaardigheid, verbinding en betrouwbaarheid noemt hij kernwaarden voor het OM. Cybercriminaliteit en ondermijning ‘dé uitdagingen’ voor het OM. Interview met Gerrit van der Burg, sinds juni voorzitter van het College van PG’s. ‘Ik denk niet in strijdtermen van winst en verlies.’

Gerrit van der Burg: 'We zijn niet de moraalridder van de samenleving; het Wetboek van Strafrecht is ons anker'

'Officieren van justitie en andere collega's werken zich het snot voor de ogen'

“Voor de komende maanden wordt het regeerakkoord belangrijk: wat zijn de opvattingen over rechtshandhaving en veiligheid? Dat betekent voor ons een agenda voor de komende periode. Als het gaat om de inhoudelijke uitdagingen voor onze organisatie, zet ik cyber en ondermijning met stip op één. De doorontwikkeling van ZSM is ook belangrijk. Voorts zal de komende maanden terrorismedreiging om alertheid en zorgvuldigheid vragen. En strafzaken, die zijn altijd belangrijk.”

Sinds 1 juni 2017 zit Gerrit van der Burg (58, geboren in Rotterdam) het College van procureurs-generaal voor. Hij startte zijn loopbaan bij de politie: van 1982 tot 1990 was hij inspecteur en hoofdinspecteur bij de gemeentepolitie Rotterdam. Daarna maakte hij de overstap naar het OM. Eerst naar Breda, als officier van justitie. Halverwege de jaren negentig naar het LBOM, dat later Landelijk Parket zou gaan heten. Daarna werd hij plaatsvervangend hoofdofficier in Breda (1999-2004) en eerste man van parketten Middelburg (2004-2005) en Den Bosch (2005-2010). In 2010 keerde hij terug naar het Landelijk Parket als hoofdofficier, om in mei 2014 als procureur-generaal toe te treden tot de landelijke leiding van het OM.

Feyenoord-mokken pronken prominent op zijn werkkast. Gerrit van der Burg maakt geen geheim van zijn liefde voor sport. Lichaam en gezicht ogen afgetraind.

Je bent een vrij sportief persoon, hè?

Ja. Afgelopen weekend heb ik met mijn zwager een fietstocht van vier dagen gedaan. Doen we al 23 jaar. We laten ons ergens in het land of in België afzetten, en trappen weer terug naar huis. Zo’n 100-120 kilometer per dag, op een gewone fiets met een paar versnellingen.

Wat vond je leuker om te doen: de Marathon van Rotterdam of de Vierdaagse van Nijmegen?

De marathon stelt meer fysieke eisen dan de Vierdaagse. Het geeft veel voldoening om aan de finish van de marathon te komen. De Vierdaagse – op zijn Rotterdams gezegd toch een klere-eind lopen – is meer dan een prestatie. Beléving. Saamhorigheid. Loyaliteit. Zeventig nationaliteiten lopen naast elkaar, waaronder militaire vertegenwoordigers uit tal van landen. De jood loopt letterlijk naast de moslim, kletsend over het weer. Dat mensen zo broederlijk en zusterlijk met elkaar omgaan, maken we in ons vak anders mee.

Word je al wandelend herkend als collegevoorzitter?

Nee. Laatst vroeg iemand me: zijn er beveiligingsmaatregelen als jij de Vierdaagse loopt? Als er een concreet dreigingsbeeld zou zijn, zou het gebeuren, maar het is niet nodig. Als de minister-president op de fiets naar het werk kan, kan een collegevoorzitter best deelnemen aan publieksevenementen. Mét de waakzaamheid die OM’ers eigen is.

Dirk Kuijt of Robin van Persie?

Dirk Kuijt! Van Persie is een fantastische voetballer die elegantie koppelt aan scorend vermogen. Dirk is minder sierlijk, maar hij is wat Feyenoord uitademt. Elke week er vol voor gaan.

In Volkskrant-profiel herinnerde oud-hoofdofficier Ben Hendriks jou als kopsterke spits, een type-Johan Neeskens

Was ik ook. Neeskens, Kuijt: dat was wel mijn speltype. Al had Dirk natuurlijk véél meer techniek dan ik ooit had. Bij mij was het hard werken, veel kracht en niet veel techniek.

Je ging voorop en je móest winnen, zei Hendriks

Ik kan moeilijk tegen mijn verlies, zeker in die jaren. Het prestatieve zit er heel erg in. Als ik hardloop, wil ik altijd sneller gaan dan de dag ervoor.

Zijn mannetjes die altijd alles maar moeten winnen niet vervelend?

Zeker, mensen die graag willen presteren zijn niet altijd makkelijk voor hun omgeving, en hebben niet altijd even veel geduld. 

Kan altijd willen winnen een gevaar zijn voor rechtvaardigheid en waarheidsvinding?

Als je dat risico zelf niet onderkent wel. Maar je slaat nu wat makkelijk de brug tussen een hobby en hoe ik werk. In mijn werk ben ik goed in staat dat verschil te maken. Rechtvaardigheid is één van mijn belangrijkste drijfveren. Wat presteren betreft, is dat waar ik naar streef.

Als je eerlijk verliest, wint het recht?

In mijn werk denk ik helemaal niet in die strijdtermen. Het gaat erom dat we de rechtvaardigheid daadwerkelijk dienen vanuit waarden die passen in een democratische rechtstaat.

Het is nu wachten op een nieuwe minister van Veiligheid & Justitie. Waar hoop je op?

Belangrijk is dat een minister niet alleen volop politieke verantwoordelijkheid draagt voor het werk van het OM, maar ook veel heeft met het werk dat we doen. En voor ons stáát als het nodig is. Niet dat het OM een kind is dat je moet beschermen. Maar het bevestigen van onze institutionele waarde in de democratische rechtsstaat is belangrijk.

Moet een collegevoorzitter luisteren naar zijn baas?

Naar de minister, bedoel je? Ik benader het altijd zo: Het OM heeft te presteren. We moeten betrouwbaar zijn, goed omgaan met de beschikbare middelen en elk jaar zoveel mogelijk de prestaties leveren die we beloven. Als het gaat om hoe wij met onze huishouding omgaan, zijn wij verantwoording schuldig aan de minister. Daar zou je de minister onze baas kunnen noemen. Waar de minister mijn baas niet is, is in de individuele onderzoeken. Die onderzoeken zijn in feite het domein van het OM: op basis van het opportuniteitsbeginsel kiezen we zelf wat we wel of niet vervolgen. De minister heeft één mogelijkheid om te kunnen interveniëren, en dat is via de Aanwijzing die keurig in de wet geregeld staat. Die aanwijzing is tot nu toe nog nooit toegepast. Er wordt wel eens anders tegenaan gekeken, maar bij de ministers die ik heb meegemaakt, heb ik nooit de verleiding gezien om zich te bemoeien met individuele zaken van het OM. Behalve dan natuurlijk waar de minister bevoegdheden heeft. Zo moet hij bijvoorbeeld voor sommige infiltratieacties en sommige grote transacties en schikkingen toestemming geven.

Een minister moet ook kiezers trekken. Moet een collegevoorzitter waakzaam blijven?

Waakzaamheid is altijd belangrijk voor een instituut als het OM. Waakzaamheid dat onze positie in de democratische samenleving gewaarborgd blijft. Dat wil ik niet zo zeer op de minister projecteren; dat geldt voor allerlei beïnvloedingsmogelijkheden uit maatschappelijke en politieke geledingen. Die poortwachtersfunctie moeten we wel met enige regelmaat beschermen.

Wat betekent terrorisme voor het OM?

Een verschuiving. Het OM ontwikkelt zich meer en meer tot een 24/7-organisatie: een juridische paraatheidsorganisatie die bij dreiging in de benen gaat om met behulp van het wetboek van strafvordering die dreiging weg te nemen. Met het dilemma: grijp je vroegtijdig in, met het gevolg dat je vaak niet zo veel bewijs hebt? Of grijp je niet in, met het risico dat het uit de hand loopt? Dan vind ik de keuze niet heel moeilijk: zodra strafvordering het toelaat, grijp je in om de dreiging weg te nemen.

Komen rechten van verdachten dan eerder onder druk?

Je mag van het OM verwachten dat als wordt ingegrepen, dat gebeurt op basis van de uitgangspunten en de wetgeving die dat ingrijpen ook daadwerkelijk mogelijk maken. Dan zíjn de rechtsstatelijke afwegingen gemaakt voordat wordt opgetreden. Naarmate je vroeger optreedt is er wel minder bewijs, en een kleinere kans dat een zaak voor de rechter komt. Dat betekent dat een verdachte zijn procespositie niet ten volle waar kan maken, dat hij niet in rechte voor zijn belangen kan opkomen. In zoverre is een verdachte moeilijker in staat om te laten toetsen of wij rechtmatig hebben opgetreden. Een andere vraag is die naar het rendement. Als je vroegtijdig ingrijpt, kan je – tenzij je in een woning over een bomgordel struikelt – bijna nooit met zekerheid zeggen of je daadwerkelijk iets hebt voorkomen. Terwijl je wel heel veel gerechtvaardigde inspanningen hebt geleverd. Bij zo’n zaak waar we op basis van een ambtsbericht van de AIVD of een andere bron optreden, zijn vaak tientallen mensen in de weer, vaak dagen lang. Ja, ga er maar vanuit dat ik altijd vooraf van zulke acties afweet, tenzij er echt geen tijd is.

Hoe pakken we cyber en ondermijning aan?

Er zijn natuurlijk nog veel meer onderwerpen van belang. Zoals Straf & Zorg. Lees de krant en kijk hoe veel mensen met verward gedrag we in de samenleving hebben. Het is een thema dat het de komende jaren heel moeilijk voor onze mensen maakt. Officieren van justitie en anderen werken zich bij verwarde mensen een slag in de rondte. Omdat die mensen in hun verwardheid iets hebben gedaan wat niet mag, zijn ze het strafrecht ingerold. Boeven horen in het strafrecht. Pechvogels zoveel mogelijk eenmalig. Patiënten horen er niet in. Dus moet je verwarden de zorg en de behandeling geven die daadwerkelijk nodig is. En dan is het soms tranentrekkend hoe moeilijk het is iemand elders onder te brengen. Terwijl het gewoon gevaarlijk kan zijn, als zo’n psychisch verwarde verdachte weer op straat komt. Er wordt hard gewerkt om die aansluiting tussen straf en zorg te optimaliseren. Dan krijg je rechtvaardige oplossingen die zulke verdachten perspectief geven, zodat ze van verdachte patiënt kunnen worden.

Dan ondermijning, wat is dat voor jou?

Dat is ook weer zo’n vraagstuk waarbij het strafrecht geen oplossing is voor het echte probleem: de toenemende verwevenheid tussen oorbaar gedrag en gedrag dat we niet zouden willen toelaten. Het gevaar is dat beslissingen niet meer worden genomen op basis van wat we met elkaar ordentelijk vinden, maar op basis van andere invloeden. Het gevaar van valse concurrentie, omdat buiten de boeken om goedkoper kan worden gewerkt. Het gevaar van een parallelle samenleving in wijken, waar criminaliteit normaal wordt gevonden om het welvaartsniveau wat op te plussen. Het gevaar van beïnvloeding van bestuur en politiek door ongewenste krachten. Het is een veelkoppig monster, een sociaal-maatschappelijk probleem. En moet je oppassen dat je niet die kikker in die emmer wordt. Waarbij sluipenderwijs het water steeds heter wordt en je als je uit die emmer wilt springen, merkt dat je het niet meer kan.

Wat soms in meer generaties is scheefgegroeid, krijg je niet in een paar jaar opgelost. Die aanpak vergt een lange inspanning met vele partners. Een Deltaplan, zegt men wel. Nou ben ik niet zo van die grote woorden, maar het gaat inderdaad om het langjarig beheersbaar maken van grote problematiek. En geen misverstand: boeven moeten worden gepakt. Strafrecht blijft belangrijk bij ondermijnende criminaliteit als mensenhandel, fraude, hennepteelt, heling en criminaliteit op het darkweb.

Waarom staat ook cyber voor jou met stip op één?

Omdat in die criminaliteitsvormen het onvoorstelbare voorstelbaar wordt en digitale ontwikkelingen ons voor ongekende uitdagingen stellen. Op zich is het niet bijzonder dat we nieuwe modus operandi ontdekken en dat we daarná ons erop gaan specialiseren. Dat deden we bijvoorbeeld ook bij mensenhandel of plofkraken. Dan ontwikkel je deskundigheid en gaan we ons wapenen, in een heel brede aanpak. Bij cyber is het niet simpelweg een verschuiving van een modus operandi. Er ontstaan nieuwe criminaliteitsvormen waarbij we ons niet meer kunnen veroorloven om ons pas te gaan specialiseren nadat ze zijn ontstaan.
In OM-werk zijn plaats en tijd van een delict belangrijk, maar bij cyberdelicten is dat anders. Word jij op je computer slachtoffer van ransomware, dan kan je buurman dat hebben gedaan, of iemand uit Irak of Iran. Je kan het enige slachtoffer zijn, of er zijn er nog tienduizend. Dat betekent dat wij, met de opsporing en andere partners, andere interventies moeten gaan bedenken dan alleen het klassieke strafrecht. Je moet ook de dreiging snel wegnemen en onschadelijk kunnen maken. En waar we met de reclassering bij andere daders arrangementen hebben om hen te resocialiseren, hebben we voor digitale misdrijfplegers volgens mij nog niet al te veel behandelplannen.

Wat betekent die uitdaging op HRM-gebied?

Bij de laatste ronde van officieren die we van buiten hebben aangetrokken, wilden we er tien met een cyberachtergrond. Het werden er vier. Nou ja, dat glas is ook halfvól. Maar het blijkt dus moeilijk om die categorie aan te boren. Misschien moet je het denken omdraaien. Eerst cybersecuritymensen binnenhalen, die we daarna een master rechten laten doen, om ze officier van justitie te laten worden.
Digitalisering kent nog een uitdaging. Het is ook de weerbaarheid van onze eigen organisatie tegen aanvallen en dergelijke, die in optima forma moet worden ontwikkeld.

M’n mail ligt er wel eens uit, en dan vraag ik me af hoe dat komt.

Niet paranoïde gaan worden hè, het kan een eenvoudige storing zijn. Maar er wordt flink naar die weerbaarheid gekeken en daartoe hoort ook de cyberkennis van alle collega’s – als ‘A-B-C voor cyberontwikkelingen’. Ook wat betreft complexiteit van de opsporing is er een uitdaging. De versleuteling die gebruikt wordt steeds ingewikkelder. Niet alleen criminele organisaties maken er gebruik van. Het wordt voor brede lagen van de bevolking steeds makkelijker bereikbaar: je koopt gewoon een pakketje voor een DDoS-aanval. Er zijn toenemende mogelijkheden om data te gebruiken om criminaliteit te plegen. Denk aan algoritmen, denk aan kunstmatige intelligentie, manipulatie. Maar diezelfde ontwikkeling biedt ook kansen voor de opsporing.

Cybercrime, ondermijning en terrorisme, dat zijn thema’s die met name de zware criminaliteit raken. Ligt daar je prioriteit als voorzitter?

Nee, daar ligt zeker niet alleen mijn prioriteit. In een samenleving waarin uitsluiting en polarisatie zorgen voor verdeling, dreigt een klimaat voor discriminatie, belediging en bedreiging. Ook dat zal veel van het OM vragen. Het OM is geen moraalridder, maar zal wel met het strafrecht als kompas de begrenzingen willen aangeven, waarbij het eindoordeel natuurlijk aan de rechter is. 

Wat vind je van de kwaliteit van de opsporing?

Daar is al veel over gezegd en afgesproken, vanuit de vaststelling dat daar werk aan de winkel is. Het breed omarmde herijkingsplan met de contouren voor een toekomstbestendige opsporing hebben we niet voor niks. Dat kent twee elementen. Eén: de basis op orde. Daar is een aantal maatregelen op afgesproken die echt gerealiseerd moeten worden. En twee: het zoeken naar een visie op de opsporing voor de komende jaren. Politie en OM ontwikkelen nu samen werkvormen tegen die uitdagende nieuwe vormen van criminaliteit.

Kan het OM de politie sturen? Strafrechtonderzoeker Joep Lindeman citeerde in zijn proefschrift officieren. Als de officier zegt: “Ik wil meer dit of dat”, dan pareert de politie gelijk: “Tja, capaciteit hè? Zeg ons maar wat we dan niet meer moeten doen.”

Schaarste is echt een gegeven. Je mag verwachten dat de politie de capaciteit die ze heeft, inzet in die criminaliteit die de meeste aandacht nodig heeft, die het meest schrijnend is. De prioriteiten zijn niet voor niets gesteld, daar heeft ook een officier van justitie mee te dealen. Wat je ook van de politie wel mag verwachten is dat ze responsief zijn: zelf in staat om antwoorden te geven op schaarsteproblematiek en niet de officier van justitie gaan zitten aankijken. Tegelijkertijd wordt regelmatig vastgesteld dat er inderdaad een handhavingstekort is: er moet echt een fors been worden bijgetrokken.

Zijn we soms niet te positief over onszelf? Officieren noemen we altijd ‘gedreven professionals’. Maar de PG van de Hoge Raad bijvoorbeeld was kritisch op hoe het OM de strafbeschikking produceert

Zeker.

Ontneming van crimineel vermogen is, los van enige megaklappers, lastig

Zeker.

En bij de tenuitvoerlegging van vonnissen blijken flink wat veroordeelden onvindbaar.

Dat zal ik als eerste toegeven. Ik zit er niet verdedigend in: niet alles lukt. Wel heb ik een rotsvast vertrouwen dat nagenoeg elke OM’er ’s ochtend naar zijn werk gaat met de intentie zo goed mogelijk rechtvaardigheid en veiligheid te zoeken. Rotsvast, en dat sterkt mij erg in mijn werk. Dat wil niet zeggen dat er geen fouten worden gemaakt. Maar nooit hoor je mij zeggen: ‘Fouten maken mag’. Stel dat je als patiënt naar de operatiekamer wordt gereden. Net voordat de deuren naar de OK openklappen, zie je een bord hangen: ‘Fouten maken mag’. Dan ga je niet met een lekker gevoel die operatiekamer in. Met onze maatschappelijke verantwoordelijkheid kan je nooit zeggen: fouten maken mag. Ze worden natuurlijk gemaakt en door het zwaarwegende belang van ons werk kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Als er een systeemfout achter schuilgaat, is er een kwetsbaarheid die je echt niet wil. Dan heb je als organisatie weer vertrouwen te verdienen en terug te winnen.

Sprekend over vertrouwen, hoe belangrijk vind je een goed imago van het OM?

Erg belangrijk. En het gaat me niet zo zeer om het imago, maar om de reputatie.

Is de werkelijkheid niet veel belangrijker dan het beeld?

Dat sowieso, de werkelijkheid is belangrijker. Idealiter gaan ze samen. De samenleving moet kunnen rekenen op een betróuwbaar OM. ‘Zichtbaar, merkbaar en herkenbaar’ (het motto van vorige collegevoorzitter Herman Bolhaar, red) is hartstikke belangrijk, daar doe ik geen centimeter van af. Én betrouwbaar. Net zoals het OM de samenleving moet kunnen ‘lezen’ – daarom is diversiteit belangrijk – moet de samenleving het OM kunnen lezen. Beslissingen die wij nemen, moeten uit te leggen zijn. Omdat onze beslissingen ingrijpend  zijn en omdat ze kunnen variëren. De ene keer beslis je om een flinke straf te kunnen creëren. De andere keer om via het strafrecht een maatschappelijk thema op de agenda te zetten. Een derde keer is het om vooral andere partijen in positie te brengen om maatregelen te kunnen treffen. De samenleving mag ook rekenen op een OM dat zijn huishouding op orde heeft. Betrouwbaar en voorspelbaar: dat mag een samenleving verwachten. Vertrouwen is belangrijk voor het openbáár ministerie: dat burgers die een OM’er over een zaak, onderzoek of incident horen, denken: het OM is er mee bezig, dus het is in goede handen.

Wat verwacht je van jezelf? Wanneer is je leven geslaagd?

Oef, dat is nogal een vraag. Nou ja, mijn leven is primair geslaagd als ik samen met mijn gezin, familie en anderen, gezond en in harmonie nog een flink aantal jaren op deze aardbol mag blijven. Als we met elkaar echt het geluk houden zoals we dat nu hebben.
Het werk is voor mij geslaagd als dat over het echte werk blijft gaan. Als het bijdraagt aan rechtvaardigheid en genoegdoening en een veilige samenleving. Als het voeling houdt met de praktijk. Want beslissingen en beleid van het College moeten volgen op wat onze mensen meemaken, en niet andersom. Dát geeft mij ook de inspiratie voor het werk. Ik stap echt ’s morgens die auto niet in met de gedachte: heerlijk, vandaag nog eens vijf vergaderingen.

Hoe laat ging je wekker vanmorgen?

Half zes.

Wat doe je dan als eerste?

Op mijn telefoon kijken. Iets over zessen ga ik aan het werk. En op een normale werkdag ga ik, tenzij een programma als Jinek nog een thema heeft dat ik belangrijk vind, half elf naar bed. Die regelmaat houd ik goed in de gaten.

‘Voor de duvel niet bang’, was de kop van een Volkskrant-profiel over jou

Ófficieren van justitie moeten voor de duvel niet bang zijn en er wordt van ze verwacht dat ze tot het gaatje gaan. Het is een hartstikke moeilijk vak met een hoge belasting en belastbaarheid. De ene dag moeten ze voor de duvel niet bang zijn en beslíssen. Een dag later wordt van hen verwacht dat ze een beslissing uitstellen, om anderen in positie te brengen. De ene dag moeten ze een uitermate rechte rug hebben voor welke kritiek dan ook. Op de andere moeten ze een beetje meebewegen in het belang van een andere partij. En ze doen het werk onder een glazen bol. Lees de krant: het OM staat er elke dag in. Het is een zwaar vak. En daarbij heeft onze samenleving niet alleen 17 miljoen bondscoaches, maar vaak ook 17 miljoen rechters en aanklagers. 

Is het beeld in de krant goed?

Wij staan in de krant omdat wij zaken hebben die ertoe dóen. Wij horen ook in de krant te staan als we dingen niet goed gedaan hebben. Wat ik wel eens mis, is dat ook moet worden gezien dat officieren van justitie en andere collega’s zich het snot voor de ogen werken voor rechtvaardigheid in onze samenleving. Dat ze dat moeilijke vak elke dag weer met volle motivatie en betrokkenheid doen. Dat begrijp ik goed, want het is een hartstikke mooi vak dat ergens over gáát. We hebben er zelf ook een rol in dat die kant wordt gezien, de documentaire ‘De Aanklagers’ is daarvan een uitstekend voorbeeld.

Je bent punctueel …

Ja!

…en we hebben nog een halve minuut. ‘Voor de duvel niet bang’. Godvrezend wel?

Ik ben wel gelovig ja, al zit ik niet elke zondag in de kerk. Maar het geloof als richtsnoer? En inspiratie uit god of de bijbel, als ik een beslissing moet nemen? Nee. Nou ja: impliciet misschien. Mijn opvattingen over goed en kwaad zijn mede geïnspireerd op mijn geloof. Maar het OM is niet de moraalridder van de samenleving, het Wetboek van stráfrecht is ons anker. Ik vind dat ik heel voorzichtig moet omgaan met eigen opvattingen. Het gaat er vaak om het midden te kunnen houden. Ik ben van insluiting, niet van uitsluiting. Inleving en begrip vind ik belangrijk: Waarom is iets fout gegaan? Hoe kom je met elkaar weer op het pad? Ik wil niet zwart-wit redeneren ‘fout-is-fout-dus-jij-gaat-zitten’. Tenzij het echt moet. In zaken waarin iemand levenslang heeft gekregen, kan ik ook normatief gedreven denken: ja jongen, wat jij gedaan hebt, tolereren we hier niet.”

Dankjewel

Graag gedaan. Eén minuut over de tijd, hè?