Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

Een civielrechtelijke strijd om de nalatenschap van de frauderende tussenpersoon

Als een verdachte overlijdt, wil officier van justitie Stephanie Massier voorkomen dat de nabestaanden een criminele erfenis opstrijken. Zo draait een strafrechtelijk onderzoek uit op een civielrechtelijk geschil, waarbij civiel juridisch adviseur Marije van den Bergh de officier ondersteunt.

Haar onderzoek tegen fraudeverdachte P. is al een eind gevorderd, als officier Stephanie Massier in januari 2015 het bericht krijgt: de zieke verdachte is overleden.

Daarmee stopt uiteraard haar strafzaak tegen de verdachte. Is juridisch nu ook alles voorbij? En wat gebeurt er met de erfenis van P.? Voor deze vragen stond Stephanie Massier, die in de zaak werd ondersteund door civiel juridisch adviseur Marije van den Bergh. Beiden zijn werkzaam op de Bossche locatie van het Functioneel Parket.

Er heersen hardnekkige misverstanden rond de criminele erfenis, zegt Marije van den Bergh. Sommige OM’ers redeneren dat je die niet kunt afpakken. Het strafrecht is immers dadergericht, dus als de verdachte overlijdt, stopt het strafrechtelijk onderzoek en moet je bijvoorbeeld beslag meteen opheffen. “Dat klopt gewoon niet,” zegt Van den Bergh. “Uiteraard krijg je een overleden verdachte niet meer veroordeeld en beslag kun je niet voor eeuwig vasthouden, maar het is niet zo dat we dan niks meer kunnen. Ons beslag voorkomt dat erfgenamen wederrechtelijk verkregen vermogen kunnen uitgeven en zich daarmee per ongeluk schuldig maken aan witwassen. Direct na het overlijden beschermt het beslag de erfgenamen dus in feite voor een strafrechtelijke vervolging. En het blijft na het overlijden van een verdachte mogelijk om onderzoek te doen naar welk deel van een nalatenschap crimineel verkregen is.”

Woningcorporatie

Voor de OM’er die een criminele erfenis wil afpakken, is het handig als er al een strafrechtelijk onderzoek tegen een verdachte loopt waarin ook beslag ligt, zegt officier Stephanie Massier. Dat was het geval in haar onderzoek-Pluto tegen, onder meer, verdachte P.

Dat strafrechtelijk onderzoek start in 2011, nadat fraude wordt vermoed bij woningcorporatie Laurentius in Breda. Deze grote corporatie koopt in die tijd veel onroerend goed via een AB-BC-constructie, zegt Massier. “Tussen de verkoper en koper Laurentius zaten twee tussenpersonen, onder wie P., die bevriend waren met de Laurentius-directeur. De woningcorporatie betaalde voor de panden meer dan eigenlijk had gemoeten, en dat teveel betaalde geld bleef dan hangen bij de tussenpersonen. Als wederdienst schoven de tussenpersonen regelmatig de directeur een envelopje met geld toe. Ik was niet vanaf de aanvang bij de zaak betrokken, maar deed wel de doorzoeking bij Laurentius. Dat liep nog uit op een woordenwisseling met de raad van bestuur van de woningcorporatie, want ze waren niet echt gelukkig met mijn komst.”

De directeur zal uiteindelijk worden veroordeeld voor oplichting en witwassen. De ene tussenpersoon ook. Bij de andere tussenpersoon, P., kwam het niet tot een vonnis; hij overleed immers tijdens het onderzoek nadat hij al enige tijd ernstig ziek was. “We wisten dus dat we te maken konden krijgen met een criminele nalatenschap,” zegt Stephanie Massier. “De strafzaak tegen P. stond op het punt om te beginnen, er lag al een berekening van zijn wederrechtelijk verkregen vermogen, en op enig moment wisten we eigenlijk wel dat hij dood zou gaan. Tja, wat moet je dan? In die omstandigheden leek het ons het meest wenselijk om toch zoveel mogelijk af te handelen voordat iemand overlijdt.”

Daar is Marije van den Bergh het mee eens: “In het algemeen is dat ook voor de erfgenamen het beste, lijkt me. Dan zadel je hen er niet mee op.”

Dus gaat Stephanie Massier een aantal keer in gesprek met de zieke man, ook een keer met zijn echtgenote erbij. “In die gesprekken was P. kwaad. Wat zeg ik? Rázend was hij. Vanwege zijn naderende einde, denk ik. Vanwege alle verwijten die hem gemaakt werden. De pers die stukken over hem schreef. Je zag de onmacht bij die man, er was eigenlijk geen gesprek meer met hem te voeren, daar gingen we nooit meer uitkomen. Ik vond dat zelf ook moeilijk. Daar zat ik dan, tegenover een man in zijn laatste levensfase. Vanuit zijn positie gezien, was ik degene die hem het leven zuur maakte, die hem onder druk zette, die dreigde met maatregelen tegen erfgenamen. Maar ja, hij had in onze ogen wél wat fout gedaan, er was gewoon crimineel geld daar. Het was heftig allemaal.”

Robbertjes

Nadat P. in januari 2015 is overleden, gaan de gesprekken met de nabestaanden, zijn echtgenote en vier kinderen, verder. Massier heeft vooral contact met de weduwe en haar advocaten. “Het bleek al snel dat we die criminele erfenis niet snel konden afhandelen, we hebben verbaal heel wat robbertjes uitgevochten.”

FP-civilist Marije van den Bergh: “In dit soort zaken zeggen nabestaanden dan vaak: ‘Jullie bewéren nou wel, OM, dat het allemaal foute boel is, maar onze echtgenoot of vader is nooit voor de tenlastegelegde feiten veroordeeld, en zijn vermogen is nooit ontnomen. Wij weten niet beter dan dat het allemaal zuivere koffie is. Op zitting zou hij zijn verweer hebben gevoerd, nu kan hij zich niet meer tegen de beschuldigingen verdedigen’. Dus dat is best een getouwtrek. Maar als het OM meent dat een deel van de erfenis uit crimineel vermogen bestaat, dan kan het erfgenamen die die criminele erfenis aanvaarden, vervolgen voor witwassen. Dan moet het OM hen in een zogenoemde ‘witwasbrief’ laten weten dat de erfenis uit misdrijf afkomstig is, of dat dat zeer waarschijnlijk is. En laten weten dat zij voor witwassen vervolgd zullen worden als zij de erfenis gaan aanvaarden of daar al over beschikken.”

Dan moet het OM wel een overtuigend verhaal hebben voor welk bedrag het de erfgenamen nou echt kan vervolgen voor witwassen. Het gaat immers om het criminéle deel van de erfenis. In de praktijk kan het ingewikkeld zijn en is er een grijs gebied. Stephanie Massier: “Maar simpel gezegd: stel dat een drugsboef met zijn handel een miljoen heeft verdiend, maar daarvan inmiddels al negen ton heeft opgemaakt. Dan rekenen wij hem nog steeds dat hele miljoen aan, en dat zal hij ooit moeten terugbetalen. Daartoe kun je van de verdachte ook het huis afpakken dat hij ooit legaal heeft gekocht. Maar als hij op dat moment overlijdt, blijft als criminele deel van de erfenis dan alleen die ene ton over. In mijn zaak tegen P. was voor het huis van hem jarenlang de hypotheek deels betaald en afgelost met het criminele geld. Dus ja, dan vormt voor dat deel ook het huis wederrechtelijke verkregen vermogen.”

‘Het OM kan erfgenamen die een criminele erfenis aanvaarden, vervolgen voor witwassen’

‘Hier stopt het’

Een keer of vijf, zes zit Stephanie Massier om de tafel met de weduwe van P. en af en toe ook met haar kinderen. In die gesprekken zijn de erfgenamen aanvankelijk geen verdachten. Maar de gesprekken over de financiële afwikkeling verlopen ronduit stroef. De standpunten liggen ver uiteen. Waar de officier, op basis van onderzoek in 2016, het criminele deel van de erfenis aanvankelijk op circa 1,8 miljoen euro schat, komen de erfgenamen daar niet bij in buurt. Zij becijferen het criminele deel van de erfenis die ze willen aanvaarden op 24.500 euro.

Dan is officier Massier er even klaar mee: “In dergelijke gevallen is mijn eerste reactie altijd: ‘Oké jongens, hier stopt het. Als de bedragen zo ver uit elkaar liggen, ga ik er niet eens aan beginnen om verder te praten, dat heeft geen enkele zin.’ Dus op enig moment ben ik gewoon de formele weg gaan bewandelen en heb ik de weduwe en de vier kinderen als verdachten bestempeld. Dus voordat we verder spraken heb ik hen de cautie gegeven en hen dus gewezen op hun zwijgrecht.”

“Dan hebben wij gelukkig nog onze FP-accountant, die dan detaillistisch gaat kijken waar die verschillen in bedragen in zitten. Samen met de accountant van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat is hij met de advocaten van de erfgenamen in gesprek gegaan, vooral schriftelijk trouwens.”

Weer volgen maanden en maanden waarin het OM strafrechtelijk financieel onderzoek verricht en het resultaat ervan aan de advocaten van de erfgenamen presenteert. Net zo vaak countert de verdediging, met tegenberekeningen die zouden aantonen dat het criminele deel van de nalatenschap een stuk kleiner is. 

Coulance

Ruim vier jaar na het overlijden van P. vinden de partijen elkaar: de criminele erfenis bedraagt acht ton. Wel wil het OM richting de nabestaanden meer coulance betrachten dan dat het bij een verdachte had gedaan, zegt Stephanie Massier. “We lieten meewegen dat de weduwe niet werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit en dat zij door het overlijden van haar man is geconfronteerd met een criminele erfenis die zij moest afwikkelen. Dat bezorgde haar niet alleen hoge advocatenkosten, ook moest zij haar huis verkopen en kosten maken voor de aanschaf en inrichting van een nieuwe woning. Allemaal kosten die zij niet had gehad als de erfenis van haar man geen criminele bestanddelen had gehad. Daarom vond ik het maatschappelijk verantwoord om met de erfgenamen overeen te komen dat zij van die acht ton maar zeven ton hoefden te betalen. Zo’n 630 duizend euro daarvan werd door de erfgenamen betaald. En de resterende 70 duizend euro werd als wederrechtelijk verkregen voordeel overgemaakt door de BV waarvan de overleden meneer P. voor honderd procent aandeelhouder/bestuurder was, en waartegen al een ontnemingsvordering was ingediend.”

‘Ik krijg niet direct vlekken in mijn nek als ik cijfers zie’

Aldus is de zaak niet strafrechtelijk maar civielrechtelijk afgedaan, zegt FP-civilist Marije van den Bergh. “In de augustus 2019 gesloten ‘vaststellingsovereenkomst’ zeiden de nabestaanden in feite de morele verplichting te voelen om het criminele deel van de nalatenschap niet te aanvaarden, maar aan de staat over te maken. Daarmee voorkwamen ze ook dat ze eventueel als verdachte voor de strafrechter zouden komen.”

Voor een deel is het komen tot een civiele vaststellingsovereenkomst een kwestie van onderhandelen, zegt Van den Bergh. “Maar wel op een manier die maatschappelijk te verantwoorden is. Een officier mag best persoonlijke omstandigheden en een procesrisico meewegen. Maar met de helft van zijn inzet genoegen nemen omdat hij geen zin heeft in een strafzaak? Daar zal geen sprake van zijn!”

Maken of breken

Hoe belangrijk is in zaken als deze de ondersteuning door civiel juridische adviseurs? Van den Bergh reageert bescheiden: “Ik denk niet dat ik strafzaken maak of breek. Bij dit onderzoek-Pluto was ik ook pas later betrokken. Wel denk ik dat mijn collega’s en ik aan officieren, precies op het moment dat ze er wat aan hebben, informatie kunnen geven waarmee zij verder kunnen. Dit soort zaken doet één OM’er niet alleen. Het is altijd de officier met een accountant, civilist en parketsecretaris. In dat teamwerk kan de officier, bijvoorbeeld bij het overlijden van een verdachte, even een stap terugdoen: oké, wat voor situatie hebben we nu? Op die manier worden er geen dingen over het hoofd gezien.”

Stephanie Massier reageert meer uitgesproken: “Zonder de ondersteuning en expertise van Marije en anderen had ik het niet gekund. Dat opstellen van de vaststellingsovereenkomst. De civiele kennis over het erfrecht. De berekeningen en tegenberekeningen waar de FP-accountant naar kijkt. Het bedrijfsleven en internationale aspecten. Ik ben best een officier met financiële affiniteit en krijg niet direct vlekken in mijn nek als ik cijfers zie – maar zó ver gaat mijn kennis vaak ook weer niet. Dus met de kennis van civiel juridische adviseurs ben ik dolgelukkig.”