Tekst Jochem Davidse
Foto Loes van der Meer

Procesafspraken, tot voor kort waren ze vooral onderwerp van theoretische discussies en juridische dagdromerij. Maar die tijd lijkt voorbij. Afgelopen december leidden procesafspraken tussen het OM en de advocatuur in drie uiteenlopende zaken tot vonnissen waarin die afspraken telkens één op één door de rechtbank werden overgenomen. Ellemieke van Doorn en Dävid van Kuppeveld, de twee officieren van justitie die erbij betrokken waren, blikken terug op hun pionierswerk.

'OM wil vaker procesafspraken maken' was in februari 2019 de kop boven een nieuwsbericht op OM.nl. “In de praktijk zien wij dat strafzaken soms jaren duren en met de inzet van vonnis- en procesafspraken kan dit worden verkort. Het recht op een eerlijk proces is en blijft hierbij voor het OM het uitgangspunt,” benadrukt College- voorzitter Gerrit van der Burg in het artikel. Maar in september van hetzelfde jaar eindigt het eerste serieuze experiment in een desillusie.

In de zaak Cymbal schuift de rechtbank Zwolle het afdoeningsvoorstel terzijde, maar gebruikt zij de verklaring die onderdeel uitmaakte van de procesafspraken wel voor de bewijsvoering. De rechtbank houdt in de strafmaat rekening met de gegeven openheid van zaken en met de afhandeling van het beslag, maar acht zich – wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag – geenszins gebonden aan de overeengekomen strafeis. In niet mis te verstane bewoordingen schrijft de rechtbank: ‘De straf zoals geëist door het Openbaar Ministerie doet in dit geval naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze recht aan de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.’

De straf valt veel hoger uit dan de strafeis die OM en verdediging in de gemaakte afspraken zijn overeengekomen en aan de rechtbank hebben voorgesteld. De verdachten voelen zich belazerd. Zowel het OM als de verdediging hebben hoger beroep ingesteld.

Sinds die 'verrassingsuitspraak' lijkt niemand zijn vingers er nog aan te willen branden, maar niets is minder waar. Afgelopen december worden door de rechtbank Limburg en de rechtbank Rotterdam in drie zeer uiteenlopende MK-zaken uitspraken gedaan die één op één overeenkomen met de gemaakte procesafspraken. Na een valse start lijkt het maken van procesafspraken ook in MK-zaken dus wel degelijk toekomst te hebben. Om betrokkenen daarbij het nodige houvast te bieden en willekeur te voorkomen, zijn de waarborgen en randvoorwaarden die het OM bij het maken van procesafspraken in acht neemt inmiddels vastgelegd in een conceptaanwijzing. Daarover gaat het College op korte termijn nader in gesprek met de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en de minister van Justitie en Veiligheid. De inwerkingtreding ervan wordt nog voor de zomer van dit jaar verwacht.

'Een gouden kans'

Op 4 oktober 2021 staat officier van justitie Ellemieke van Doorn van het Landelijk Parket in Rotterdam op zitting met een zaak tegen een Albanese man die er onder andere van wordt verdacht bijna 1000 kilo cocaïne te hebben ingevoerd of uitgehaald. De zaak kwam aan het rollen door de Sky ECC-hack, waarbij versleutelde communicatie tussen criminelen in handen viel van politie en justitie. Zoals inmiddels gebruikelijk in dit soort zaken zet officier Van Doorn zich schrap voor een slepend en omvangrijk proces dat minstens een paar jaar in beslag zal nemen. Zeker wanneer de verdediging te elfder ure 125 pagina's aan extra onderzoekswensen indient. Maar het loopt anders. Op zitting doet de rechtbank Rotterdam bij monde van voorzitter Jacco Janssen beide partijen het voorstel om onderling tot het maken van procesafspraken te komen. Dan gaat het snel. Nog voor de Kerst ligt er een vonnis waarin de gemaakte afspraken één op één worden overgenomen. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één voorwaardelijk.

Was je verrast door het voorstel van de rechtbank?

“Ik werd er totaal door overvallen.”

Wat dacht je?

“Mijn eerste gedachte? Yes! Collega's van mij hebben in 2019 de zaak Cymbal op een soortgelijke manier geprobeerd af te doen. Dat is destijds mislukt. Ik heb die zaak toen op de voet gevolgd. Daar was sprake van een verrassingsuitspraak, waarbij de straf veel hoger uitviel dan de straf die men in de procesafspraken overeen was gekomen. Ik heb me daar echt kwaad over gemaakt, juist omdat ik, in een bepaald type zaken, heel erg geloof in het maken van procesafspraken. Ik vind het echt een uitkomst. En nu werd mij, min of meer uit het niets, een gouden kans geboden om dat ook te laten zien. Een kans om iets bijzonders te doen.”

Je zou ook kunnen zeggen, na zo'n faliekante mislukking, daar brand ik mijn vingers niet aan.

“Nee, want er was een belangrijk verschil. In de zaak Cymbal was onduidelijk in hoeverre de rechtbank het idee om te komen tot procesafspraken omarmde. In deze zaak was daar geen twijfel over. Het voorstel kwam van de rechtbank zelf. Anders had ik het ook niet meteen gedaan.”

'Ik moest magistraat blijven. Het laatste wat je wilt, is dat iemand onterecht vast komt te zitten omdat zijn advocaat zijn werk niet goed doet'

Wat maakte deze zaak volgens jou geschikt?

“Bij het Landelijk Parket zijn we vooral op zoek naar sleutelfiguren en opdrachtgevers. Dat was deze verdachte niet. Dit was een Albanese man die van hogerhand, door een criminele organisatie in zijn thuisland, naar Rotterdam was gestuurd om een container met drugs op te halen. Een uithaler dus, geen grote speler. Maar ook die zaken kunnen behoorlijk wat voeten in de aarde hebben. Dat bleek ook wel, want de verdediging kwam met 125 pagina's aan nadere onderzoekswensen. Dan weet je bij voorbaat dat het lang gaat duren voordat er een uitspraak ligt. Dat is een enorme investering voor een relatief kleine vangst. Je weet ook dat je de verdachte niet zo lang in voorlopige hechtenis kunt houden. Die wordt vroeg of laat geschorst, en dan is de kans levensgroot dat hij het land ontvlucht en je hem nooit meer terugziet. Dat was voor mij een heel belangrijk argument. Bovendien zou een procesduur van drie of vier jaar zeker invloed hebben op de uiteindelijke straf. Die zou hoogstwaarschijnlijk lager uitvallen dan de richtlijnen voorschrijven.”

Hoe reageerde de advocaat op het voorstel van de rechtbank?

“Die stond er ook voor open. Meteen eigenlijk. Dat verbaasde me wel enigszins. Hij had net 125 pagina's aan onderzoekswensen ingediend, dus ik dacht: die gaat werkelijk álles doen om de boel te vertragen. Maar dat deed hij dus niet. Dat vond ik wel apart. Toen heb ik mij gelijk heel nadrukkelijk voorgenomen om me niet blind te staren op alleen het maken van die procesafspraken, maar om ook heel goed te blijven letten op het bewijs dat er tegen de verdachte lag en op de rechtmatigheid daarvan. Daar lag een taak voor mij, vond ik. Ik moest magistraat blijven. Het laatste wat je wilt, is dat iemand onterecht vast komt te zitten omdat zijn advocaat zijn werk niet goed doet, maar dat was gelukkig niet aan de orde.”

En dan ga je onderhandelen, of is dat niet het juiste woord?

“Uiteindelijk wel, maar eerst probeer je een idee te krijgen van waar je allebei staat en of het überhaupt kans van slagen heeft. Tijdens een schorsing hebben we kort overlegd, de advocaat en ik, en toen heb ik hem gelijk een indicatie gegeven van de eis waarop ik dacht uit te komen. Ik dacht aan een eis van vijf jaar, hij aan twee of drie jaar. Dan heb je al een idee van waar je ongeveer kunt uitkomen en kun je voor jezelf bepalen of dat recht doet aan de zaak. Vervolgens ben ik dingen op de mail gaan zetten. Dat was ook het voorstel van de rechtbank: alles per mail met in de cc de rechtbank, die dus wel zou meelezen, maar zich verder afzijdig hield. In die eerste mail naar de advocaat schreef ik dat op basis van de richtlijnen een eis van zeven jaar passend zou zijn, maar dat ik, omwille van opportuniteit, er baat bij had om tot het maken van procesafspraken te komen, en dat ik daarom de rechtbank een bandbreedte wilde meegeven van vier á vijf jaar. Op voorwaarde dat de verdediging afstand zou doen van die 125 pagina's aan onderzoekswensen, en van het recht op hoger beroep, zodat de verdachte vast zou blijven zitten en de straf meteen kon worden geëxecuteerd.”

Was een schuldbekentenis ook een van je voorwaarden?

“Nee. Ik ben voorstander van procesafspraken, maar ik wil waken voor Amerikaanse toestanden. We doen niet aan plea bargaining. Geen schuldbekentenis in ruil voor strafvermindering. Zo werkt het niet en zo moet het ook niet werken. Het gaat nog altijd om waarheidsvinding. Procesafspraken kun je alleen maken wanneer er een goed dossier ligt, met voldoende bewijs. En dat had ik. Ik had dus geen schuldbekentenis nodig, vond ik. Ik had zóveel bewijs tegen deze man. Gevolg daarvan was wel dat ik dat in mijn requisitoir alsnog helemaal moest uitwerken. Achteraf had ik wellicht toch moeten aansturen op een bekennende verklaring. Aan de andere kant: stel je een schuldbekentenis wel als voorwaarde, dan moet je nog maar afwachten hoe een verdachte reageert. De kans bestaat dat het daar juist op afketst, en dat wilde ik absoluut voorkomen. Ik wilde vaart maken. Ik wilde snel van de zaak af.”

Vanwaar die haast? Omdat het je agenda belastte?

“Ook. Toen deze zaak voor het eerst op zitting stond speelde er een heel groot aantal Sky- en Encrochatzaken waarvan de verdachten in voorlopige hechtenis zaten. Met alle gevolgen van dien. We werden bedolven onder eindeloze lijsten vol onderzoekswensen. En ik hád al een gigantische werkvoorraad. Het kwam mij dus goed uit om het op deze manier te doen, daar ben ik heel eerlijk in, met in het achterhoofd natuurlijk wel het type zaak en het type verdachte.”

'In sommige zaken kan het maken van procesafspraken een heel goede manier zijn om het strafrecht zo efficiënt mogelijk in te zetten'

In het vonnis stelt de rechtbank dat die 125 pagina's aan onderzoekswensen de directe aanleiding vormden voor het idee om tot procesafspraken te komen. Kan dat verdachten niet op verkeerde ideeën brengen?

“Je bedoelt dat toekomstige verdachten het indienen van zoveel mogelijk onderzoekswensen als middel gaan gebruiken om een lagere straf te krijgen? Dat gebeurt in dit soort ondermijningszaken al volop. Het is een beproefde methode, vooral in zaken die voortkomen uit het Enchrochat- en het Sky-onderzoek. Het is puur bedoeld om het proces te vertragen, in de hoop dat dat uiteindelijk tot strafvermindering leidt. Wat vaak ook zo is. De rechtbank schrijft zelf in het vonnis dat het in een zaak als deze een straf van vijf jaar eigenlijk passender vindt, maar dat men ook wel weet dat de straf in hoger beroep, vanwege het tijdsverloop, waarschijnlijk lager zou uitvallen. Het klinkt absurd, maar dat is de praktijk. Daar moeten we mee dealen. Dan kun je het – in zaken die zich daarvoor lenen – beter op deze manier doen. Ook het maken van procesafspraken leidt vaak tot een lagere straf, maar het kost wel veel minder tijd en capaciteit.”

Eigenlijk zeg je: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan?

“In sommige zaken kan het maken van procesafspraken een heel goede manier zijn om het strafrecht zo efficiënt mogelijk in te zetten. Die Encrochat-hack, en die Sky-hack hebben geleid tot een bizarre hoeveelheid extra zaken, waar we eigenlijk niet de capaciteit voor hebben. Ons systeem is daar simpelweg niet op berekend. Dan kun je selectief zijn en je beperken tot alleen de echt grote zaken, maar je kunt ook denken: elke verdachte die we veroordeeld kunnen krijgen is er één. Beter een straf die misschien iets later uitvalt dan gewenst, dan helemaal geen straf. En nogmaals, ook een regulier proces had in dit geval vrijwel zeker tot strafmatiging geleid.”

Is er in het proces een moment geweest waarop je dacht: dit gaat niet lukken?

“Zeker. Er is echt wel stevig onderhandeld. De verdediging hield vast aan een maximale eis van drie jaar. Dat kon ik niet accepteren. In overleg met de rechercheofficier ben ik uiteindelijk uitgekomen op een laatste voorstel: vier jaar waarvan één voorwaardelijk. Was dat voorstel niet geaccepteerd, dan waren we er niet uitgekomen. Dat heb ik de advocaat ook duidelijk laten weten. Toen ging hij akkoord. En de rechtbank uiteindelijk ook.”

Ik kan mij voorstellen dat je collega's deze zaak met bovengemiddelde interesse hebben gevolgd. Heb je je door hen gesteund gevoeld?

“De officieren in mijn team waren het eens met de gang van zaken en met de gemaakte keuzes. Zij vonden het net als ik een gouden kans. Dat vond ik heel fijn. Je bent toch aan het pionieren. Het is grotendeels onbekend terrein waar je je op waagt. Met alle twijfels van dien. Dan is het fijn om je gesteund te voelen. Maar er was bijvoorbeeld ook een parketsecretaris die het er niet mee eens was. Hij kon het niet rijmen met zijn rechtsgevoel. Daar heb ik ook begrip voor.”

'Het is grotendeels onbekend terrein waar je je op waagt. Met alle twijfels van dien'

Denk je dat je in de toekomst vaker zelf het initiatief zal nemen om tot het maken van procesafspraken te komen?

“Niet in een zaak als deze. In zo'n zaak vind ik het nog steeds een voorwaarde dat de rechtbank het initiatief neemt. Ik weet dat veel rechtbanken nog altijd huiverig zijn voor het maken van procesafspraken. Zolang dat zo is, is het risico op een verrassingsuitspraak wat mij betreft te groot. Dat risico wil ik niet nemen. Maar er zijn ook andere vormen van procesafspraken denkbaar, waarin het niet zo zeer over de strafmaat gaat, maar veel meer over welke feiten je een verdachte ten laste legt en wat daar dan tegenover moet staan. Denk daarbij bijvoorbeeld aan beslaglegging. In dat soort afspraken hoef je een rechtbank niet te betrekken en zou je als officier wellicht wel vaker het initiatief kunnen nemen.”

'De overtreffende trap van de OM-strafbeschikking'

Op 9 december 2021 wijst de rechtbank Limburg vonnis in de zaken Kolibrie en Hermelijn, twee oude zaken waarin respectievelijk brandstichting, gewoonteheling en deelname aan een criminele organisatie centraal staan. In beide zaken worden, naast significante voorwaardelijke gevangenisstraffen, ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van enkele maanden opgelegd, gelijk aan het voorarrest. Het is de eerste keer in de geschiedenis van de Nederlandse rechtspraak dat een rechtbank in een MK-zaak de gemaakte procesafspraken tussen OM en verdediging, vastgelegd in een afdoeningsvoorstel, één op één overneemt. Het initiatief om de zaken op deze nieuwe manier af te doen is in deze zaken niet afkomstig van de rechtbank, zoals in de Rotterdamse zaak, maar van officier van justitie Dävid van Kuppeveld van het arrondissementsparket Limburg.

Officier van justitie Dävid van Kuppeveld

Wat maakte uitgerekend deze twee zaken volgens jou geschikt voor het maken van procesafspraken?

“Na het vonnis is in de media ten onrechte de suggestie gewekt dat dat vooral te maken had met de ouderdom van de zaken, die beide zo'n acht jaar oud waren. Dat was voor mij zeker niet het belangrijkste argument. Ik heb veel meer gekeken naar de aard van de zaken. Beide zaken waren volgens mij behoorlijk straight forward. Voor alle partijen was op voorhand al redelijk duidelijk waar het naartoe zou gaan. Op dat vlak speelde het tijdsverloop uiteraard wel een belangrijke rol. Door het op deze manier te proberen kon ik mezelf, maar ook alle andere betrokken partijen, een hoop tijd en moeite besparen. Bewijs was er meer dan genoeg, ook al bleven de verdachten in beide zaken ontkennen, maar dat is hun goed recht en dat hoeft het maken van dit soort afspraken ook niet in de weg te staan.”

En dan stap je met het voorstel naar de rechtbank?

“In de zaak Kolibrie heb ik eerst met de advocatuur gesproken om te kijken of ze hiervoor openstonden en of we elkaar zouden kunnen vinden. De eerste gesprekken hierover vonden al plaats eind 2018. Gaandeweg sprak ik zowel met de advocaten van de verdachten als met die van de benadeelde partij, want in een van de zaken zat ook nog een flinke vorderingscomponent van bijna 50.000 euro. Als je daar samen niet uitkomt, als het gat tussen wat je als OM en wat je als verdediging een passende straf vindt te groot blijkt te zijn, dan houdt het op. Dan hoef je de rechtbank er ook niet mee te belasten. Daar was hier geen sprake van. Beide verdachten hadden al maanden in voorlopige hechtenis gezeten. Wat voor hen vooral belangrijk was, was dat ze niet nog langer de gevangenis in zouden moeten. Dat was voor ons ook niet per se nodig. En dat was ook niet gebeurd wanneer we met die zaak naar zitting waren gegaan, was onze verwachting. Zeker ook gelet op het tijdsverloop. In de zaak Hermelijn was het overigens een van de advocaten die mij belde met de vraag of we die zaak niet anders af konden doen. Een compleet andere zaak dan Kolibrie en een buitenkans om te kijken of het ook in zo’n megazaak, waarin ook nog een forse ontnemingsvordering lag, zou kunnen. Qua strafmaat waren we het eigenlijk tamelijk snel eens en ook de ontneming konden we meenemen.”

'Evengoed hebben we wel geworsteld met de vraag hoe je bij zo'n afdoenings-voorstel de rechten van de verdachten behoudt'

Wilde je niet eerst weten hoe de rechtbank hier tegenover stond, om het risico van een verrassingsuitspraak zoals in de zaak Cymbal te voorkomen?

“Dat risico achtte ik klein. De teamleiding van het parket Limburg heeft de rechtbank eerder wel op de hoogte gesteld van het feit dat het OM de mogelijkheden van het maken van dit soort procesafspraken nader wilde verkennen, en dat de kans dus bestond dat we met het verzoek zouden komen om zo'n MK-zaak op zitting te plannen. Als dat wat de rechtbank betrof ondenkbaar was geweest, dan had men destijds wel aan de bel getrokken, neem ik aan. Evengoed hebben we wel geworsteld met de vraag hoe je bij zo'n afdoeningsvoorstel de rechten van de verdachten behoudt. Wat we vooral wilden voorkomen was dat, wanneer de rechtbank ons voorstel zou afwijzen, de verdediging een termijn zou missen en gelijk aangewezen zou zijn op het hoger beroep. In het afdoeningsvoorstel is daarom ook een passage opgenomen waarin dat expliciet staat. Dat zowel het OM als de verdediging zich op het standpunt stelde dat wanneer de rechtbank zich op enig punt niet zou kunnen vinden in de gemaakte afspraken, dat men dan geen vonnis zou moeten wijzen, maar dat het onderzoek dan heropend zou moeten worden en we dan van voor af aan zouden moeten beginnen met een regulier strafproces.”

Maar ook dan staat het de rechtbank nog altijd vrij om anders te vonnissen dan in de procesafspraken overeen is gekomen.

“De garantie dat men zal instemmen met de gemaakte afspraken zal geen enkele rechtbank je geven, maar in het uiteindelijke vonnis lijkt de rechtbank zich wel op hetzelfde standpunt te stellen als het OM en de verdediging. Je zou kunnen zeggen dat er nu jurisprudentie ligt (zie kader, red.) die aangeeft dat als je als rechtbank het afdoeningsvoorstel niet wilt volgen, dat je dan zou moeten heropenen. Daar was ik heel blij mee, al vind ik dat een rechtbank zo'n verrassingsuitspraak sowieso nooit mag doen. De gemaakte procesafspraken worden op zitting met alle partijen uitgebreid besproken. Je kunt daar als rechtbank niet mooi weer zitten spelen en dan bij vonnis toch iets heel anders beslissen. Dat is niet eerlijk.”

Fragment uit het vonnis in de zaak Kolibrie

 ‘De rechtbank acht het van belang bij het voorgaande op te

merken dat voor alle partijen duidelijk is dat:

  • de rechtbank niet gebonden is aan het afdoeningsvoorstel; het blijft een ‘voorstel’ aan de rechtbank dat de rechtbank na beraad kan volgen of niet kan volgen;
  • de rechtbank de vragen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Wetboek van Sv) onverkort hanteert bij haar beoordeling;
  • de rechtbank het onderzoek heropent indien niet wordt voldaan aan enig strafrechtelijk of strafvorderlijk belang en (waardoor) de belangen van enige betrokkene, de maatschappij of juridische waarborgen in het geding zijn;
  • de rechtbank het onderzoek heropent indien zij van oordeel is dat er op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor een vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten evident niet aansluit bij de inhoud van het dossier en de gekozen kwalificatie leidt tot miskenning van strafvorderlijke en maatschappelijke belangen, dan wel wanneer zij de voorgestelde straf niet passend acht.’

In hoeverre hield je er rekening mee dat de rechtbank het voorstel zou afwijzen?

“In de zaak Kolibrie niet of nauwelijks, in de zaak Hermelijn was het spannender. Dat was een fundamenteel andere zaak. Veel complexer. Dat ging om tig ordners en talloze vermogensdelicten. Het afdoeningsvoorstel was daarom ook fundamenteel anders. In het voorstel in de zaak Kolibrie hebben we het bewijs dat er lag uitgewerkt. Vrij summier, maar toch. In het afdoeningsvoorstel in de zaak Hermelijn, waarin we eveneens te maken hadden met twee ontkennende verdachten, is dat niet het geval. Daar zijn we omwille van de efficiëntie tot de algehele conclusie gekomen dat in veel gevallen de opzetheling bewezen kon worden verklaard. Maar misschien was dat in sommige gevallen juridisch gezien toch eerder een diefstal? Of de schuldhelingsvariant? Het was interessant om te zien hoe de rechtbank daarmee zou omgaan, hoe ze daar juridisch een mouw aan zouden passen.”

Waarom is ervoor gekozen om dat niet uit te werken? Het zou het voorstel alleen maar sterker maken, toch?

“Omdat ik ervan overtuigd was dat het voor de strafmaat wezenlijk niet uitmaakte. De rechtbank bevestigt dat ook in het vonnis (zie kader, red.) en acht het in zo'n geval dan toch magistratelijk en passend om het op deze manier af te doen. Dat vind ik echt revolutionair. Je kunt wel een week lang steggelen over het feit of iets juridisch gezien een heling of misschien toch een diefstal is, maar welk maatschappelijk belang dien je daarmee als je bij voorbaat weet dat het voor de strafmaat niet wezenlijk uitmaakt?”

Schuilt daar niet ook een potentieel gevaar in?

“Niet zolang er voldoende wettig bewijs ligt. Anders moet je dit ook niet doen. Als je twijfelt aan je bewijs, en het dan maar op deze manier probeert, dan ben je echt verkeerd bezig. Dan is het einde van dit model in zicht.”

Fragment uit het vonnis in de zaak Hermelijn

‘De rechtbank realiseert zich dat een uitvoerige inhoudelijke behandeling van de zaak wellicht op onderdelen tot verschillen in de bewezenverklaring zou kunnen leiden. Zo heeft de rechtbank vastgesteld dat de officier van justitie en de verdediging in het afdoeningsvoorstel op enkele onderdelen hebben gekozen voor de bewezenverklaring van het mindere, terwijl op basis van de stukken in het dossier ook het meerdere mogelijk bewezenverklaard zou kunnen worden. De rechtbank is echter van oordeel dat, mede in het licht van de totale hoeveelheid feiten, daarbij geen sprake is van een wezenlijke of principiële afwijking.

Ten aanzien van de verzochte vrijspraak van de poging tot zware mishandeling overweegt de rechtbank dat zij de redenering zoals geschetst in het afdoeningsvoorstel kan volgen. Deze houdt kort gezegd in dat aannemelijk is geacht dat er een verband is tussen het gedrag van de verdachte op de betreffende dag, reeds gemelde medische klachten die dag, twee ‘wegrakingen’ enkele dagen later en een mogelijke beroerte vlak daarna, hetgeen tot dermate twijfel over het opzetvereiste leidt dat vrijspraak in de rede ligt.

De rechtbank ziet in de onderhavige zaak dus geen discrepanties in de beoordeling door partijen op een wezenlijk onderdeel van de tenlastelegging en bewezenverklaring die tot heropening van de zaak zou moeten leiden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat nu de officier van justitie en verdediging het eens zijn over de bewezenverklaring en het dossier onvoldoende aanleiding biedt om daarvan af te wijken, ook op dit punt het voorstel gevolgd kan worden.’

'Het is toch waanzin dat je twee jaar met elkaar gaat lopen soebatten, terwijl je het in principe al met elkaar eens bent?'

Heb je het idee dat je, door het op deze manier te doen, iets hebt moeten inleveren?

“Niets dat ik bij een reguliere gang van zaken niet had moeten inleveren. Ik denk dat de uitkomst niet heel anders is dan die in een gebruikelijk strafproces was geweest. Maar mochten we in de toekomst vaker voor dit traject kiezen, ook met versere zaken, dan zal dat waarschijnlijk anders zijn. Een verdachte moet er wel belang bij hebben om hier aan mee te werken, waarom zou hij anders? Je kunt wel heel rechtlijnig vinden dat iemand in plaats van vijf jaar, zes jaar de bak in moet, maar als je ziet wat het draaien van een strafzaak van dit formaat de maatschappij kost... Ik denk dat heel veel mensen daar geen weet van hebben. En wat je op deze manier vrijspeelt aan capaciteit kun je vervolgens weer inzetten om andere zaken op te lossen.”

Heb je ook begrip voor de scepsis die er is over het maken van procesafspraken?

“Het spectrum kent vele kanten. Bij sommigen ligt dit gevoelig, maar bij anderen ligt het juist gevoelig dat dit nog altijd niet bij wet geregeld is. Ook veel advocaten die ik spreek zijn hier blij mee, al zijn ze terughoudend omdat het nog onbekend terrein is. Wetgeving op het gebied van afdoeningsvoorstellen en procesafspraken zou het allemaal wel veel makkelijker maken. Nu leunt het wel heel erg op vertrouwen tussen OM, advocatuur en de rechtbank. En hoezeer ik ook vind dat je daar vanuit moet kunnen gaan, het laat wel ruimte voor onaangename verrassingen. Maar voor mij is dat geen reden om er dan maar niet aan te beginnen. Het is toch waanzin dat als je allebei weet waar een zaak op gaat uitdraaien – ik noem maar wat: zes of zeven jaar – dat je dan eerst een jaar of twee moet gaan lopen soebatten en tig getuigen moet gaan horen, terwijl je het in principe al met elkaar eens bent. En dan wordt er wel gezegd dat de wet hier ruimte voor laat, maar als de wet zo volstrekt helder was geweest, dan was ik echt niet de eerste geweest die dit had gedaan. En dan had er ook niet zo'n complex vonnis gelegen als dat er nu ligt. Om maar al die voorwaarden juridisch af te dekken. Terwijl het allemaal echt niet zo ingewikkeld hoeft te zijn. Het is geen rocket science. In feite is een afdoeningsvoorstel gewoon de overtreffende trap van de OM-strafbeschikking. Het enige verschil is dat het hier om ernstige feiten gaat en dat de straffen dus ook hoger zijn.”

Ben je van plan in de toekomst meer zaken op deze manier aan te pakken?

“Sterker nog, er lopen al weer een paar soortgelijke trajecten. In beginsel zou het wat mij betreft in alle soorten MK-zaken tot de mogelijkheden moeten behoren, mits alle partijen er positief tegenover staan en er een reële kans van slagen is. Dus ook in heel zware strafzaken. Zelf heb ik de portefeuille mensenhandel. Daarvoor kan dit júíst heel interessant zijn. En dan zou het misschien ook niet erg zijn als de straf iets lager uitvalt dan anders het geval zou zijn geweest, omdat je hiermee wel een hoop andere ellende voorkomt. Onder andere het feit dat een slachtoffer twee of drie jaar na dato bij een rechter-commissaris het hele trauma nog eens moet herbeleven, omdat de verdediging nu eenmaal het recht heeft om een hele rits getuigen te mogen horen. Ook voor een slachtoffer kan dit veel meerwaarde hebben.”