Tekst Tineke Zwart, persvoorlichter parket Oost-Nederland
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Het Wetboek van Strafrecht krijgt niet de waardering die het verdient als het gaat om het literaire gehalte van de wetsteksten. Neem nu artikel 425 sr. lid 2. Daarin staat dat een wetsovertreder zes maanden cel of een boete van 9000 euro kan krijgen als ‘hij geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier.’
Genderneutraal is ons wetboek van strafrecht nog niet. In dit geval is het een dame – stoere laarzen en een hoge paardenstaart – die zich voor de politierechter moet verantwoorden voor overtreding van artikel 425 sr. lid 2. Ze is geen dompteuse, die haar leeuwen in het circuspubliek heeft laten springen. Ze is de eigenaresse van Homer, een American Staffordshire Terriër. Op een site van hondenliefhebbers aangeprezen met de woorden ‘stevig en gespierd. Straalt kracht en gezag uit en imponeert.’
Om met de politierechter te spreken: “Het is geen poedeltje.” De politierechter baseert dit op de camerabeelden in het dossier, waarop te zien is hoe Homer tijdens een wandeling de arme kat Mietze aan flarden scheurt. De camerabeelden laten ook zien dat het bazinnetje van Homer zich hierna razendsnel uit de voeten maakt. Dat levert nog een strafbaar feit op uit de Wet Dieren: het niet verlenen van zorg aan een hulpbehoevend dier.
Homers bazin is schuldbewust. Natuurlijk had ze haar lieveling aangelijnd moeten houden. Dat ze er vandoor is gegaan en ook later niet langs is gegaan bij de treurende eigenaar van Mietze, heeft een goede reden. Ze was in het gezelschap van een ander hondenbaasje, die zich om de kat zou bekommeren. “Maar die werd pittig bedreigd door de eigenaar van de kat. Dan ga ik niet later nog eens met een bosje bloemen langs.”
Er werd een serieus politieonderzoek opgetuigd om de vrouw op te sporen. Uiteindelijk werd ze buiten heterdaad aangehouden, maar mocht ze Homer nog wel even uitlaten voordat ze werd afgevoerd naar het politiebureau. Op dat moment gaf ze blijk van hardleersheid, want ze liet Homer weer los, maar: “Op een terrein met veel bomen, waar katten in kunnen vluchten.”
Over Homer zijn al vaker meldingen binnen gekomen, uit de vorige woonplaats van zijn bazin in het westen des lands. “En ook in Twente zeggen uw buren; het is een gevaarlijke hond,” zo houdt de rechter de vrouw voor. “Wat is de volgende die gebeten wordt? Een kind?”
De bazin begrijpt de zorgen van haar buren niet: Homer is heel aardig tegen andere honden én kinderen. Ze wilde trouwens nooit in het oosten wonen, maar moest het westen ontvluchten vanwege haar gewelddadige ex. De weg omhoog was lang en eenzaam, van het Twentse naoberschap heeft ze weinig gemerkt. “Ik ben dakloos geweest en woonde op een camping. Dat had ik zonder Homer nooit gedurfd.”
De officier van justitie benadrukt dat het bezitten van een hond een groot voorrecht is en voor veel plezier kan zorgen. Maar een ‘hoogrisicohond’ als Homer brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Tachtig uur werkstraf, waarvan de helft voorwaardelijk, zo luidt de eis én het vonnis. Na werktijd mag ze met een inmiddels gemuilkorfde Homer wandelen.