Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Niet dwang, maar instemming is de kern in de Wet seksuele misdrijven
Met de nieuwe Wet seksuele misdrijven wijzigt de strafrechtelijke insteek bij verdenkingen. Het oude kernwoord was ‘dwang’, het nieuwe wordt ‘consent’. Twee zedenofficieren over de veranderingen, over de trainer die zichzelf in zijn onderbroek fotografeerde en over kelderbox-groepsseks met een meisje.
“Het OM zal vanaf 1 juli meer situaties van seksueel misbruik aangeleverd krijgen en ook meer typen zaken voor de rechter kunnen brengen.” Die verwachting spreken Judith van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters (landelijk officier huiselijk geweld en zeden) en Alwin Dam (coördinerend zedenofficier parket Midden-Nederland) uit. Want begin juli treedt de Wet seksuele misdrijven in werking, die een betere bescherming van slachtoffers beoogt.
De bedoeling van de wet is slachtoffers beschermen. Gaat dat volgens jullie lukken?
Van Schoonderwoerd: “Een slachtoffer beschermen is van meer afhankelijk dan alleen maar van wat je in de wet zet. Bovendien, het woord ‘beschermen’ impliceert dat de wet misbruik zal voorkómen. Bescherming klinkt als preventie, klinkt als ervoor zorgen dat seksuele moraliteit goed geborgd is in de samenleving. En laten we daar duidelijk in zijn: dat is niet zo.”
Dam: “Kijk alleen maar naar de verspreiding van de bangalijst in Utrecht en naar de berichtgeving over grensoverschrijdend gedrag in de omroepwereld.”
Van Schoonderwoerd: “We zien nog steeds een samenleving waarin seksueel geweld en grensoverschrijdend gedrag aan de orde van de dag is. Een betere bescherming kun je niet alleen van de strafwet verwachten. Het strafrecht is pas aan de orde op het moment dat het al is misgegaan. Wel reflecteert de wet de norm die er in de maatschappij is of zou moeten leven. Dat heeft zeker waarde.”
Dam: “Bij preventie is het vooral aan andere partijen om het gesprek over het thema te houden. Op de werkvloer, op scholen, in buurt- en sportverenigingen, aan de talkshowtafel. Daar heeft het OM een beperkte rol in. Voor de strafréchtelijke aanpak van het OM heeft de wet wel grote gevolgen.”
Wat verandert er in de nieuwe wet?
Van Schoonderwoerd: “In de huidige kernartikelen over aanranding en verkrachting staat het begrip ‘dwang’ centraal. Je moet bewijzen dat iemand is gedwongen tot het dulden of ondergaan van seksuele handelingen. In de nieuwe wet is dwang er nog wel, maar als strafverzwarende factor. Hét leidende begrip wordt ‘consent’: instemming, vanuit gelijkwaardigheid en vrijwilligheid. Dat geldt trouwens niet bij kinderen; die hoeven niet in te stemmen, die worden gewoon beschermd.”
Dam: “In veel zedenzaken speelt dat slachtoffers onder invloed waren. Ze weten niet meer precies wat er is gebeurd en hoe ze gedwongen zijn. Die nieuwe wet beschermt die categorie uitdrukkelijk, want onder invloed kun je eigenlijk geen consent geven. De nieuwe wet gaat daarnaast de freeze-categorie beter beschermen: In zeventig procent van de verkrachtingen bevriezen slachtoffers uit angst en kunnen ze geen weerstand bieden. In de huidige wetgeving is ‘verzet’ belangrijk. Simpel gezegd: geen verzet, dan geen strafbaar feit. De nieuwe wetgeving zegt: als iemand freezt, is dat voor de verdachte hét moment om te vragen: ‘waarom doe je niks meer?'"
Van Schoonderwoerd: “Het komt ook voor dat slachtoffers een fawn-reactie vertonen. Om te overleven werken ze dan een beetje mee. Ze redeneren: Als ik nu nee ga zeggen, loopt het helemaal mis. Freeze en fawn zijn een kenmerkende respons die de wet nu wil beschermen.”
Dam: “De nieuwe wet beschermt ook kinderen beter. Tot nu toe was grooming - digitaal contact leggen om uiteindelijk een seksafspraak te maken - en het sturen van naaktfoto’s naar elkaar strafbaar. Straks wordt ook sexchatting (praten met kinderen onder de 16 over seks) al strafbaar. Dus als jij als volwassene chat: “Meisje, vinger jij je weleens?”, dan wordt dat al snel voldoende om te komen tot een strafbaar feit.”
Van Schoonderwoerd: “We weten hoe snel een volwassene een jeugdige met woorden kan inkapselen en hoe snel vriendelijke online gesprekken kunnen leiden tot afspraken met feitelijk misbruik. Als je daar vroegtijdig – als het gesprek bijvoorbeeld kantelt naar ‘Ben je geil, meisje?’ – al iemand mee het strafrecht in kan trekken, voorkomen we mogelijk erger.”
Blijven er onder de nieuwe wet ook grijze gebieden?
Van Schoonderwoerd: “Ja. Het draait erom dat iemand die seks wil zich er van moet vergewissen dat de ander dat ook wil. Je moet het dus vragen en daarna opmerkzaam blijven: ‘Hé, ik zie dat je wat passief wordt, je hoofd wegdraait. Are we still cool? Gaan we door of liever niet?’ Dat wordt straks van een verdachte verwacht.”
Dam: “Op papier is de wet duidelijk. Maar kijk naar ‘schuldaanranding’: had je moeten weten dat de ander niet zou willen? Velen zullen ooit een blauwtje hebben gelopen. Ze probeerden misschien iemand te kussen of gingen met de hand naar iemands rug of billen. Als de nieuwe wet geldt, zóu je kunnen gaan zeggen: je had eerst goed onderzoek moeten doen. Maar de wetgever heeft wel gezegd: die blauwtjes zonderen we een beetje uit, er moet enige ruimte zijn voor flirterig en experimenteel gedrag. In de praktijk moeten we een soort grens gaan bepalen en dat zal best lastig worden. Kijk, als een jongen zo maar zegt: ‘joh ik vind je wel leuk’ en hij grijpt een meisje direct bij haar borsten: hartstikke fout. Maar als die twee elkaar al een tijdje kennen, ze zoenen elkaar al wat in het fietsenhok, en hij denkt: ik ga proberen of ik verder kan gaan en raakt dan haar borst aan, dan is dat in principe niet iets voor het strafrecht. Daarvan zegt de wetgever met zoveel woorden: dat is gedrag waarmee je elkaar moet leren kennen.”
Van Schoonderwoerd: “In sommige situaties en leeftijdscategorieën experimenteren mensen en zijn er vluchtige contacten, dan is het niet zo helder. Hoe ver moet je gaan met je onderzoeksplicht om je zelf ervan te vergewissen dat de ander ook echt wil?”
Dam: “Denk aan dating-apps. Over Tinder wordt snel gezegd: als je daarop zit, geef je aan dat je onenightstands wilt. Dat verweer komt in zedenzaken vaak voorbij.”
Van Schoonderwoerd: “We zijn eigenlijk allemaal potentiële verdachten. Want ook als je met elkaar getrouwd bent, is die consent niet vanzelfsprekend. Bijvoorbeeld als jouw partner gaat dementeren, hoe beantwoord je dan de vraag of dit nog seks is die de ander ook wil? Maar zeker in die nieuwe wet is die grens scherper gesteld.
Dus het is balanceren, maar tegelijkertijd vaak ook simpel. Zo wijs ik altijd graag op een filmpje ‘As simple as tea’ dat je op YouTube vindt. Daarin wordt in plaats van ‘seks’ steeds ‘thee’ ingevuld en dan zie je al snel wat wel en niet kan. Een voorbeeld: Als iemand zegt: ‘Ja graag, ik lust wel thee’, maar nadat je de thee hebt gezet zegt ze: ‘Sorry, maar ik heb bij nader inzien toch geen trek’. Zeg je dan: ‘Da’s dan jammer, maar je gaat nu toch die thee opdrinken!? Terwijl met seks menigmaal wél zo wordt gereageerd: ‘Je zei dat je wilde? Dan ook niet flauw doen, nu krijg je het.’ Of, nog erger: ‘O, je bent bewusteloos? Nou, ik giet die thee toch bij je naar binnen.’”
Officieren en secretarissen worden nu bijgeschoold. Wat wordt hen geleerd?
Dam: “Behalve de verschillen tussen de huidige en nieuwe wet delen we vooral casussen met elkaar. We vragen deelnemers wat ze ervan vinden, hoe ze tegen een casus aankijken. We hebben niet de wijsheid in pacht, want die moet ook uit jurisprudentie gaan oprijzen. We vinden het volgen van die cursussen wel een stevige verplichting voor officieren die zedenzaken gaan doen, want de nieuwe wet verandert zó, dat je niet moet denken dat je het op ervaring wel redt.”
Van Schoonderwoerd: “Je moet een behoorlijke switch maken. Van dwang naar consent. Dat betekent voor de politie ook een andere manier van verhoren van verdachten en het horen van slachtoffers. En de hele opbouw van de wet en de nummering is anders. Delicten als verkrachting of schennis staan nu in een ander artikel. Dus wie uit zijn hoofd met wetsartikelen gaat strooien, gaat op zitting de fout in. Cursusdagen en casussen moeten eraan bijdragen dat we slachtoffers beschermen, maar dat we ook met een koel hoofd naar de feiten blijven kijken en maatwerk kunnen toepassen. Wat is er gebeurd, wat vinden we een goede afdoening en wat draagt het meest bij aan het herstel van een slachtoffer, binnen of buiten het strafrecht? De ervaring leert dat met herstelbemiddeling of andere afdoeningen het slachtoffer soms beter geholpen is dan met een gang naar de strafrechter. Het is daarom zo belangrijk om te luisteren naar de wens van het slachtoffer. Want geen zedenzaak is gelijk.”
Wat voor soort casussen worden nog meer besproken?
Dam: “De seks-chattende hockeytrainer. Die ligt op bed met alleen een onderbroek aan. Hij maakt een foto van zichzelf en appt die naar een speelster, met als begeleidende tekst: ‘Effe een tukkie doen, vanavond lekker trainen.’ Met een smiley erbij. Is dat altijd strafbaar? Hangt het af van de cultuur in die vereniging of je zo’n geintje kunt maken? Maakt het uit of de trainer 19 is en het meisje 16, óf dat de trainer 40 is en de speelster 14? Is het voldoende als de vereniging optreedt en de man wegstuurt? Of moet je met het strafrecht een signaal afgeven, om te voorkomen dat de man zo weer als kindervriend een andere club binnenwandelt? En stel dat zo’n man naast trainer ook leraar is, gaat hij dan zijn baan verliezen? Want iedereen komt dit te weten. En legt het gewicht in de schaal dat er heel verschillend op de foto wordt gereageerd: dat de ouders van het meisje geschokt naar de politie stappen, terwijl het meisje zelf zegt: ‘Joh, pa en ma, doe niet zo moeilijk. Zo is mijn trainer nu eenmaal; altijd lachen met hem!’?”
Van Schoonderwoerd: "Of het geval van drie jongens die in een kelderbox seks hebben met een meisje. Als je dat als jongens doet, moet je echt heel erg zeker zijn dat het meisje dat wil. Zeker als het een kwetsbaar meisje betreft, kun je er eigenlijk bijna wel van uitgaan – zo heeft de wetgever ook geredeneerd – dat zij dat niet echt wil. Maar ja, wat als die jongens nou écht goed hebben doorgevraagd en het meisje steeds aangaf het te willen, en ze ook achteraf op Insta trots bericht wat ze gedaan heeft?”
Dam (zuchtend): “Dan kan je er als mens van alles van vinden. Rationeel weet je dat het heel schadelijk is voor het meisje, maar dan wordt het voor de officier lastig vervolgen. Wat heb je dan aan bewijs dat het niet vrijwillig gebeurde? En je hebt ook die jongens te beschermen. Moeten we hen een proces aandoen, met de kans dat ze nooit meer een VOG krijgen, terwijl ze ervan uit hebben mogen gaan dat de seks echt vrijwillig en met expliciete instemming van het meisje heeft plaatsgevonden?”
Van Schoonderwoerd: “Wat dat betreft moeten we niet te hoge verwachtingen van de wet hebben: het bewijsrecht daarin verandert niet, we moeten nog steeds veel onderzoek doen om een zaak rond te krijgen. En helaas zijn er ook veel zaken waarbij dat niet mogelijk blijkt en we moeten seponeren. Alleen maar de verklaring van het meisje dat op een gegeven moment toch bij de politie aangifte doet, is namelijk niet voldoende. Je moet nog steeds het steunbewijs hebben voor de verklaring van het slachtoffer. En dat is er lang niet altijd in een 1-op-1 situatie. Daarom hebben we met name in zedenzaken veel tijd nodig om het hele verhaal rond te krijgen, terwijl het juist in deze zaken zo belangrijk is dat alle betrokkenen snel weten waar ze aan toe zijn. We zetten dus alle zeilen bij om zedenzaken zo snel mogelijk af te doen, maar doorlooptijden en capaciteit zijn onderwerpen die blijvend aandacht nodig hebben. Niet alleen bij het OM, maar in de hele strafrechtketen.”