Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer
‘Ik verwacht dat steeds meer cold cases worden opgelost’
DNA wordt steeds belangrijker in de opsporing. Je kunt er de geografische herkomst van een onbekende dader mee achterhalen, zijn oog-, huids- en haarkleur voorspellen. En daarmee de groep mensen die je selecteert voor grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek flink inperken. De forensische wetenschap snelt voort, met een compositietekening op basis van DNA-dadersporen aan de horizon.
“Zolang je geen match met een persoon in de DNA-databank had, had je tot voor kort niet zoveel aan een DNA-daderprofiel. Je kon alleen maar wachten tot die dader voor een ander misdrijf werd veroordeeld en zijn DNA zo in de databank kwam. Dan kreeg je de match automatisch gemeld”, weet Hester de Koning, forensisch officier van justitie in arrondissement Den Haag. “Nou ja, je kon wel iets met die databank. Als het DNA wel matchte met hetzelfde onbekend DNA-profiel van een ander misdrijf, kan je die onderzoeken samenbrengen en zo verder komen. Maar met de huidige wet en technieken kun je actiever en gerichter opsporen met DNA-dadersporen”, zegt de officier terwijl ze rondkijkt in het laboratorium.
Dat lab is van Manfred Kayser, professor Forensische Moleculaire Biologie en hoofd van de afdeling Genetische Identificatie van het Erasmus MC. In 2004 bouwde hij in Rotterdam zijn afdeling op. De Engels sprekende Duitser koos niet zo maar voor Nederland. “Ik wilde geen ‘science for nothing’ doen in een ivoren toren. In Rotterdam kon ik fundamenteel genetisch onderzoek combineren met tóegepast forensisch onderzoek. Nederland is uniek: jullie stonden forensische toepassing van DNA al toe voordat dat wetenschappelijk kon.”
In 2003 maakte de Nederlandse wetgever het mogelijk dat de opsporing DNA gebruikt om te achterhalen wat de geografische afkomst is van een onbekende persoon, en wat diens uiterlijk waarneembare kenmerken zijn. “Combining both makes perfect sense”, zegt Kayser. “Want zoals officier Hester de Koning zegt: er zijn zoveel zaken waarin je wel beschikt over een daderspoor, maar niet weet van wie het is, omdat het DNA-profiel niet voorkomt in de DNA-databank. Maar nu kun je er mee opsporen. Die wet spoort ook met de wet die sinds 2012 ‘familiair search’ toestaat”.
Wereldtopper
Kayser en zijn team zaten het afgelopen vijfien jaar niet stil. Met medefinanciering van het NFI voor de eerste tien jaar vond hij genen in het menselijk DNA die een grote invloed hebben op oogkleur en haarkleur. Daarmee ontwikkelde hij een test voor het voorspellen van oog- en haarkleur op basis van DNA, met een hoge nauwkeurigheid. Ook wist Kaysers team op basis van DNA te voorspellen uit welk continent een onbekende persoon afkomstig is. Op basis van zijn gepubliceerde onderzoek is het toegestaan oogkleur in de opsporing echt te gebruiken sinds 2012 en haarkleur sinds 2017.
Afgelopen jaar toonde hij aan dat ook huidskleur uit DNA kan worden voorspeld. Ook huidskleur kan nu met zijn DNA-test worden voorspeld, en dit jaar wordt het toegestaan die test toe te passen in forensisch onderzoek.
“Manfred Kayser, dat is een wereldtopper. De stille kracht achter veel opsporingsonderzoeken”, reageren Ron Rintjema en Jelle Tjalsma, adviseurs DNA-verwantschapsonderzoek van de Landelijke Eenheid van de politie. De twee Friezen maakten kennis met Kayser, toen zij in het ‘3D-team’ de zaak-Marianne Vaatstra onderzochten. Tegenwoordig toeren Tjalsma en Rintjema het land door. Ze ondersteunen opsporingsteams. Om expertise over DNA-gebruik te vergroten, onderhouden ze contact met wetenschap, OM en politie-eenheden. Hun credo: “Wetenschap en opsporing kunnen veel voor elkaar betekenen.”
Oorlel
Het duo kent Kaysers kracht: met DNA oogkleur, haar- en huidskleur voorspellen. “Maar er komt méér. In de nabije toekomst kun je met een DNA-daderspoor voorspellen: wat de leeftijd van een onbekende persoon is; of iemand krullend of sluik haar heeft; in welke mate iemand kalend is. En op wat langere termijn: of een persoon een vaste of losse oorlel heeft, en welke kleur wenkbrauwen de persoon heeft. Dat valt allemaal uit DNA te lezen en je gebruikt dat voor betere keuzes in je opsporingsonderzoek naar een onbekende dader. Daarom is het belangrijk dat OM’ers en rechercheurs weten wat er met Kaysers kennis kan.”
De afgelopen jaren toonden hoe opsporing en vervolging profiteerden van de grotere juridische en wetenschappelijke mogelijkheden. Prof Kayser: “Met ‘familiair search’ mag je sinds 2012 het DNA-daderspoor vergelijken met de ‘standaard’ DNA-profielen in de NFI-databank. Die vergelijking heeft alleen nut bij nauwe verwanten. Als je geen directe match hebt, vind je met de databank nog wel een broer of vader, maar bij ooms of neven is dat al onmogelijk. Maar sinds datzelfde jaar mag – en daar is Nederland weer een stap verder gegaan dan andere landen – ook het Y-chromosomaal DNA-profiel worden gebruikt voor DNA-verwantschapsonderzoek. Álle mannelijke verwanten – hoe ver ook – van een onbekende mannelijke dader hebben in principe datzelfde Y-chromosomaal DNA-profiel. Daarmee kun je familiair search combineren met grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking: wie is er verwant aan de donor van een daderspoor zoals sperma op een verkracht slachtoffer. In de Vaatstra-zaak is die familiair search gecombineerd met Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Het 3D-team van Rintjema en Tjalsma heeft de tactische en technische mogelijkheden heel innovatief ingezet.”
“En onlangs”, vervolgt Kayser, “is de zaak-Milica van Doorn opgelost met familiair search gecombineerd met geografische afkomst, met toepassing van Y-chromosomaal DNA. Onderzoek naar het daderspoor in het lichaam van de verkrachte Milica leerde dat haar moordenaar vrijwel zeker een man is met voorvaders uit een gebied waartoe Turkije behoort, terwijl ook een getuige een Turks uitziende man had gezien. Zo kon de groep die werd uitgenodigd voor een DNA-verwantschapsonderzoek, worden teruggebracht tot 133 mannen van Turkse afkomst, die ten tijde van het misdrijf in de buurt woonden. Twee mannen deden niet mee, waaronder de latere verdachte. Een familielid van deze verdachte, met dus hetzelfde Y-chromosomaal DNA-profiel, deed wel mee en zo kwam de verdachte in vizier. Zijn DNA matchte uiteindelijk met dat van het op de PD gevonden daderspoor.”
Kayser: “Volgens critici maak je met zulke selecties een bevolkingsgroep verdacht. Aan de andere kant worden daardoor personen van andere bevolkingsgroepen juist niet lastig gevallen. Kennelijk vertrouwde de Turkse gemeenschap van Zaandam de politie en wilde zij de dader in de cel hebben. In landen als de VS, waar de politie vaak van racisme en tunnelvisie wordt beticht, zou die medewerking moeilijker zijn.”
“Dat heeft mij positief verrast; het hád ook anders kunnen vallen”, zegt forensisch officier Hester de Koning. “Maar het wás in de gemeenschap al bekend dat de dader waarschijnlijk van Turkse komaf was, dus wilden ze graag meehelpen om te achterhalen wie het dan was.”
Privacy
Kayser: “En wat ik de komende jaren graag zie, is dat ‘geografische afkomst’ wordt gecombineerd met de uiterlijk waarneembare kenmerken en leeftijd van een persoon, die al voorspeld kunnen worden uit DNA-dadersporen. Combineer je dat weer met ‘familiair search’ via Y-chromosomaal DNA, dan kun je echt krachtig onbekende mannelijke daders traceren. Als je dan het DNA van de onbekende dader hebt, kun je heel gericht zoeken en hoef je veel minder mensen uit te nodigen voor DNA-verwantschapsonderzoek onder de bevolking. Niet meer álle mensen binnen een cirkel rond de plaats delict, maar alléén de personen die je via DNA hebt geselecteerd op basis van geografische herkomst en uiterlijk waarneembare kenmerken. Je hoeft dan veel minder mensen lastig te vallen. Juist in kosmopolitische steden als Rotterdam en Amsterdam blijven veel families niet decennia- of eeuwenlang wonen. Dus daar krijg je veel minder matches bij Y-chromosomale DNA-vergelijking. Het zou mij niet verbazen als de komende tijd veel meer cold cases ermee worden opgelost.”
Hester de Koning: “Bij DNA-verwantschapsonderzoek heb je per definitie te maken met veel onschuldige personen die je uitnodigt. Als je dan van zo min mogelijk mensen hun privacy hoeft aan te tasten, is mij dat veel waard.”
Een tot nu toe lastige categorie is de eeneiige tweeling. Er zijn serie-inbraken bekend waarbij de dader nauwelijk probeert te voorkómen dat hij sporen achterlaat. Hij kan altijd zeggen: ‘Ík was het niet’. “Eigenlijk”, grapt officier De Koning, “zou je altijd één van de twee tweelingbroers vast hebben moeten zitten.”
Maar binnenkort ontspringen tweelingbroers niet meer de dans, vermoeden rechercheurs Rintjema en Tjalsma. “In samenwerking met het NFI en met steun van het College van procureurs-generaal hebben wij met Manfred Kayser een onderzoeksproject opgezet. Met de uitkomsten daarvan moeten we eeneiige tweelingen toch via hun DNA kunnen onderscheiden.”
Nu DNA-onderzoek steeds meer uiterlijke kenmerken prijsgeeft, zouden de rechercheurs graag zien dat daarmee honderd procent correcte compositietekeningen van daders kunnen worden geschetst. Daar wordt in Europees verband aan gewerkt, zegt professor Kayser, die het VISAGE Project leidt, dat wordt gefinancierd uit het EU Horizon 2020 Program, met dertien partners waaronder het NFI. “Makkelijk is dat niet, want als wetenschappers begrijpen we nog nauwelijks de genetische basis van ons gezicht. Er hebben misschien wel honderden of duizenden genen invloed. Maar hoe meer en gedetailleerder we kenmerken uit DNA kunt halen, hoe dichterbij we komen. Je wil dat ik in mijn glazen bol kijk wanneer dat kan? Nou, eigenlijk moet je vooral in de zak met geld kijken. Met voldoende geld en research worden technieken beter, sensitiever en gedetailleerder.”
Ook ontlastend
Rintjema en Tjalsma willen volle kracht vooruit met DNA. “Forensisch onderzoek is een enorme pijler onder de oplossing van ernstige zaken. Kijk, een getuige kan ook zeggen: ik zag een man van een jaar of 20 met blauwe ogen. Maar met DNA kan je veel zekerder uitspraken doen, ook in ontlastende en uitsluitende zin.”
DNA verandert dynamiek bij het misdrijven oplossen. Vroeger werd DNA-onderzoek op het laatst gedaan: nadat tactisch rechercheren een verdachte had opgeleverd, moest DNA nog even voor identificatie zorgen. “Maar nu”, zegt Manfred Kayser, “wordt DNA veel eerder belangrijk. Dan krijg je in een opsporingsonderzoek vanaf het begin overleg tussen politie, OM en wetenschap: wat kunnen we, wat mogen we, wat besluiten we? Dat vraagt ook educatie.”
Hester de Koning: “Als zaaksofficier hoef je niet alles van de techniek te weten. Daarvoor kun je bijvoorbeeld een beroep op je forensisch officier doen. Het is wel van belang dat die nieuwe mogelijkheden goed onder de aandacht komen. Het is jammer als je kansen laat liggen omdat je de mogelijkheden niet kent. Je moet ook weer niet te lichtvaardig alle sporen naar het NFI gaan insturen. Je kan niet zo maar zeggen: Leuk, we gaan overal maar grootschalig DNA-onderzoek onder de bevolking doen. Want dan vráág je nogal wat van politie en NFI. Je moet DNA-onderzoek enerzijds overlaten aan de ‘techneuten’, maar tegelijkertijd wel jezelf de vraag stellen wat het je kan opleveren. Je moet wel voldoende en goed sporenmateriaal hebben, en de kans dat je spoor een daderspoor is, moet groot zijn. Niet voor niets heb je wettelijk toestemming nodig van de rechter-commissaris, moet je het eerst besproken hebben met je eigen en de landelijk forensisch officier, en moet je toestemming hebben van het College van PG’s. Maar het niveau van de Nederlandse forensische opsporing is hoog en forensische opsporing komt steeds meer samen met tactische. Ik verwacht er veel van. Hopelijk boeken politie en OM in het onderzoek-Nicky Verstappen ook succes.”