Tekst Tineke Zwart
Een nieuw begrip is toegetreden tot onze taal en onze rechtspraak. Het woord verspreidt zich als een virus via het arrestantenbusje naar de politiecel en de verhoorkamer, om uiteindelijk in de rechtszaal juridisch ontleed te worden. Coronahoester. Veel voorkomende mutatie: coronaspuger.
De politierechter is uitgeweken naar de statige Groesbeekzaal van het Paleis van Justitie in Arnhem. Hier is anderhalve-meter-rechtspraak mogelijk, en anders zijn er altijd nog de in allerijl aangebrachte plexiglas schermen. Er zijn uitsluitend togadragers bijeen. De verdachten zitten voor een camera. Vanuit het huis van bewaring dragen ze bij aan de ontwikkeling van nieuwe jurisprudentie rondom ‘dreigen met een misdrijf tegen het leven gericht’.
Niet dat ze daar trots op zijn. De notoire winkeldief zegt dat het door de cocaïne kwam: ‘Anders zou ik nooit met zo’n ziekte spotten.’ Maar onder invloed griste hij een printer weg en verzekerde zich van een vrije doortocht door de winkelmedewerker in het gezicht te hoesten.
Nederland telt momenteel 17 miljoen virologen. De witte jas is zo verruild voor een toga en het werkterrein verlegd van het laboratorium naar de zittingszaal. De viroloog-advocaat betoogt dat van ‘bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht’ door de winkeldief geen sprake kan zijn, nu het slachtoffer een gezonde jongeman is. De viroloog-officier weerlegt dat: ‘Er moet een redelijke vrees voor overlijden ontstaan. Het is niet zo dat er helemáál geen jonge mensen overlijden aan corona.’ De viroloog-politierechter vindt dit gezien het ‘voortschrijdende inzicht rond het virus’ een gerechtvaardigde conclusie. Twee winkeldiefstallen en een intimiderende hoestbui leveren een celstraf van zes maanden, waarvan de helft voorwaardelijk, op.
De man die de ruiten insloeg van een vakantiehuisje waar hij even tevoren met een prostituee een fles whisky had genuttigd, wijdt het onbezonnen gebruik van het C-woord aan de drank: ‘Ik herken mezelf hier helemaal niet in, ik schaam me kapot.’ Maar onder invloed beet hij de agenten die hem afvoerden toe: ‘Als jullie mij handboeien omdoen dan bespuug ik jullie. Ik heb corona.’ Een spuugmasker voorkwam niet dat de ‘spetters spuug en klodders kwijl’ door de politieauto vlogen. De agent die de arrestant in bedwang moest houden, kreeg acht dagen later koorts en hoestklachten. ‘Heel zuur’, aldus de advocaat, ‘maar een bewijs dat mijn cliënt de man heeft besmet, is er natuurlijk niet.’ De advocaat ziet daarom geen reden om de schadevergoeding voor de agent te verhogen, maar de politierechter doet er wel een schepje bovenop.
Geen drank of drugs, maar juist ‘angst om besmet te worden’, voert de derde verdachte aan als verklaring voor zijn handelen. De man kreeg een discussie in een supermarkt over de aankoop van een pakje shag. Een beveiliger wilde hem naar buiten leiden en legde daarbij de hand op zijn schouder. ‘Ik riep: blijf met je poten van me af, want we moeten allemaal anderhalve meter afstand houden’, aldus de verdachte. Tot zover een krachtige verwijzing naar de RIVM richtlijnen. Maar meteen gevolgd door het strafbare: ‘Ik spuug je in je bek en dan krijg je echt corona.’ De verdachte vindt zichzelf geen coronaspuger; ‘Maar u bent wel een dreiger’ aldus de politierechter. De man incasseert de twee maanden gevangenisstraf. Op voorwaarde dat hij na afloop ‘niet opnieuw mee hoeft te doen aan zo’n computerspelletje.’ De rechter stelt hem gerust; over twee maanden geen digitale zitting meer. Niet voor deze verdachte.