Tekst Jochem Davidse
Foto Loes van der Meer en ANP
Het hoger beroep in de zaak Hümeyra
De moord op de 16-jarige Hümeyra in de fietsenstalling van haar school bracht in december 2018 een schok teweeg in heel Nederland. Een tweede schok volgde toen de rechtbank Rotterdam een jaar later ‘slechts’ doodslag bewezen achtte, niet moord. Afgelopen juni, in hoger beroep, zou het recht alsnog zegevieren. Advocaten-generaal Simone Tielens en Pieter Swaak, die de zaak als officier ook in eerste aanleg deed, blikken terug op de zaak van hun leven.
In de middag van 18 december 2018 is Hümeyra, een jonge vrouw van 16 jaar, op een gruwelijke manier om het leven gekomen. Ze was die dag naar school geweest, het Rotterdam Designcollege, en was onderweg naar huis. Ze was het schoolplein nog niet afgelopen of ze zag de auto van haar ex-vriend aan komen rijden. Deze ex-vriend, verdachte Bekir E., bedreigde en stalkte haar al lange tijd. De reactie van Hümeyra was dat zij linea recta de school weer in rende. Bekir liet zijn auto midden op de weg staan en rende haar achterna de school in. Tijdens het rennen pakte hij een vuurwapen dat hij bij zich droeg en schoot hij op Hümeyra. In het fietsenhok van haar school viel ze. Bekir liep naar haar toe en schoot van dichtbij driemaal op haar hoofd en vier maal op haar lichaam. Hümeyra was op slag dood. Bekir stapte over haar heen, liep terug naar zijn auto en reed weg. Enkele minuten na de schietpartij (13.09 uur) belde hij 112 en gaf hij zich aan.
(...)
Tegen de agenten die hem daarna aanhielden zei hij: ‘Ik heb met rechts geschoten. Zij moest niet fucken met mij. Ze heeft gelogen over haar leeftijd. Het vuurwapen ligt in de auto.’ En: ‘Weet u waarom ik het gedaan heb? Zij heeft mij ernstig in verlegenheid gebracht, meneer. Ze had gezegd dat ze ouder dan 18 was, maar later bleek ze 16. Dat kan echt niet. Is ze dood?’
De woorden waarmee officier van justitie Pieter Swaak in het requisitoir de camerabeelden beschrijft die in het dossier zitten – camera’s binnen de school registreerden elke seconde van de gruwelijke gebeurtenis – lijken een ijskoude liquidatie te omschrijven. Tel daar de woorden die verdachte Bekir bij zijn aanhouding sprak bij op, en de talloze doodsbedreigingen die hij haar in de maanden daarvoor stuurde, en het bewijs voor moord lijkt geleverd. Toch oordeelde de rechtbank Rotterdam in haar uitspraak van 13 december 2019 anders. Voorbedachte raad achtte de rechtbank ondanks alles niet bewezen. Voor moord werd verdachte Bekir E. vrijgesproken. Voor doodslag werd hij veroordeeld tot 14 jaar cel plus TBS met dwangverpleging.
“Ik was flabbergasted,” herinnert Pieter Swaak, die tegenwoordig advocaat-generaal bij het Ressortsparket in Den Haag is, zich het moment van de uitspraak. “Sprakeloos. Natuurlijk zit je tijdens en in de voorbereiding op zo’n zaak in een soort tunnel, maar een veroordeling anders dan voor moord kon ik mij niet of nauwelijks voorstellen. Met de feiten die er lagen kon je naar niets anders redeneren dan naar moord. Ik in elk geval niet.”
En hij is niet de enige die er zo over denkt. Op het moment dat het vonnis wordt voorgelezen en duidelijk wordt welke kant het op gaat, ontstaat grote ophef op de publieke tribune, die zich achter een glazen wand boven zaal 35 van de rechtbank Rotterdam bevindt. Voor de familie en nabestaanden van Hümeyra is de uitspraak onbegrijpelijk en onverteerbaar. Een oom slaat uit pure onmacht en frustratie zijn arm uit de kom tegen het dikke glas. Sommige familieleden vallen flauw. Een zus van Hümeyra probeert de zaal binnen te dringen en slaagt daar ook in, maar wordt kort daarna tegengehouden en tot bedaren gebracht.
Terugblikkend op de zaak is dat voor Swaak misschien wel het moment dat het meest beklijft. “Die golf van woede en verdriet die voelbaar en hoorbaar door die publieke tribune ging, dat was hartverscheurend. Het verdriet van die mensen, het ongeloof, die totale verslagenheid. Na alles wat ze al hadden moeten meemaken. Dat zal ik nooit vergeten.”
Voor Swaak is het de laatste zaak die hij als officier van justitie doet. Een maand voor de eerste zittingsdag in november 2019 is hij als advocaat-generaal (AG) aan de slag gegaan bij het Ressortsparket in Den Haag. Maar vanaf het moment dat hij samen met zijn collega-officier besluit om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan, is hij vastbesloten de zaak ook in tweede aanleg voor zijn rekening te nemen. “Dat vond ik min of meer logisch, en uiteraard heb ik dat ook binnen de organisatie getoetst. Ik kende het dossier door en door. Daar stond tegenover dat ik als AG niet of nauwelijks ervaring had. Ik zocht dus iemand om het samen mee te doen. Een ervaren AG met een frisse, objectieve blik. Maar wat ik niet wilde was de regie uit handen geven.”
Het moeilijkste gesprek ooit
De moord op Hümeyra, op klaarlichte dag, in een bomvolle school, brengt niet alleen een schok teweeg in Rotterdam, maar in heel Nederland. In 2017 heeft het tienermeisje kortstondig een relatie met de veel oudere Bekir, maar ze verbreekt die relatie als ze ontdekt dat haar vriend in werkelijkheid geen 24 is, zoals hij beweert, maar 31. Zelf is ze ook niet eerlijk geweest. Ze heeft Bekir wijsgemaakt dat ze meerderjarig is, terwijl ze op dat moment nog maar 15 is. Wanneer Bekir daar achter komt is hij woedend. Door zijn omgeving wordt hij als pedofiel afgeschilderd. Hij voelt zich door Hümeyra diep gekrenkt.
Vanaf dat moment maakt hij haar en haar familie het leven zuur. Een eindeloze reeks berichten volgt, waarin hij haar (en haar zus) vaker wel dan niet met de dood bedreigd. Op 8 mei 2018 doet Hümeyra voor het eerst aangifte van stalking en bedreiging. Op 30 mei en 1 juni volgen nog twee aangiftes.
In augustus van dat jaar veroordeelt een politierechter Bekir tot een celstraf van zes weken, waarvan de helft voorwaardelijk. Daarnaast krijgt hij een straat- en contactverbod opgelegd, maar daar trekt hij zich weinig van aan. De doodsbedreigingen blijven komen. In september koopt hij een vuurwapen waarmee hij zich uitgebreid laat fotograferen. Een van de foto’s stuurt hij naar Hümeyra, die inmiddels zo bang is voor hem dat ze niet meer alleen de deur uit durft. Waar ze ook naartoe moet, ze wordt door haar vader gebracht en gehaald. Op 11 december doet ze voor een vierde keer aangifte, maar ook dat leidt niet tot directe en concrete maatregelen. Hümeyra en haar familie zijn ten einde raad. Precies een week later wordt ze doodgeschoten in de fietsenstalling van haar school. Aan de andere kant van de school staat haar vader op dat moment tevergeefs op zijn dochter te wachten.
De vraag hoe het ondanks alle signalen toch zover kon komen, wordt aan vrijwel elke Nederlandse keukentafel en koffieautomaat gesteld. De Inspectie Justitie en Veiligheid die de gang van zaken onderzoekt, presenteert in oktober 2019 een rapport dat er niet om liegt. Als het gaat om de veiligheid van Hümeyra zijn meerdere partijen, onder wie politie en OM, ernstig tekortgeschoten. Instanties hebben langs elkaar heen gewerkt en elkaar onvoldoende geïnformeerd, waardoor een volledig beeld van de situatie ontbrak en de ernst ervan onvoldoende kon worden ingeschat.
Swaak: “Dat rapport verscheen uitgerekend een maand voor de eerste zittingsdag. Dat zette de zaak nog eens extra op scherp. Het was niet zozeer de inhoud van het rapport die mij frustreerde – dat er in de zaak van Hümeyra veel fout is gegaan dat hebben wij als OM vanaf het begin af aan onderschreven – maar wel de timing ervan. Door alles wat er was gebeurd was de familie van Hümeyra het vertrouwen in politie en justitie volledig kwijtgeraakt. Logisch ook, die mensen zijn door een hel gegaan. Bijna een jaar lang hadden we zóveel tijd en energie gestoken in het enigszins herstellen en normaliseren van de relatie met hen. In het enigszins terugwinnen van het vertrouwen. En dan vlak voordat de zaak eindelijk begint...”
Swaak herinnert zich de eerste kennismaking met de familie nog goed. Dat verliep uiterst moeizaam. Met de collega-officier met wie hij de zaak in eerste aanleg deed, nodigde hij de familie uit om met hen in gesprek te gaan. Enige tijd later, in een ruimte op het AP Rotterdam waar ook de leiding van het politieteam aanwezig was, zat Swaak samen met de secretaris en de slachtoffercoördinator tegenover een twintigtal mensen bij wie de emoties al snel zo hoog opliepen dat er niet met hen te praten viel.
“Dat eerste gesprek was voor mij het moeilijkste gesprek ooit. Dat was heel naar. Op zo’n moment ben jij voor die mensen de verpersoonlijking van alles wat er is misgegaan. De verwijten en verwensingen, inclusief alle denkbare krachttermen, vlogen ons om de oren. Die mensen voelden zich ongehoord en waren tot op het bot gefrustreerd. ‘Waarom hebben jullie niet dit? Waarom hebben jullie niet dat? Hoe is het mogelijk dat...’ Allemaal hele logische vragen, waarop ik de antwoorden niet had. Dat was heel naar, maar dat wisten we van tevoren. De afspraak was om alles gewoon over ons heen te laten komen, met als doel om uiteindelijk toch met elkaar in gesprek te komen.”
En dat lukt. Wanneer de meest heftige emoties bedaard zijn, doet Swaak de familie het aanbod om hen op de hoogte te houden van elke stap die het OM in het verdere proces zal zetten. Het aanbod wordt lauwtjes ontvangen, maar een dag later hoort hij via de advocaat van de familie dat ze het desondanks op prijs stellen.
“Zo is dat contact stapje voor stapje tot stand gekomen,” zegt Swaak. “Zo is het vertrouwen in het OM stapje voor stapje hersteld. De advocaat van de familie sprak ik wekelijks, maar ook de familieleden zelf hielden we persoonlijk van alle ontwikkelingen op de hoogte. Als er dan vervolgens zo’n rapport verschijnt, een maand voordat de zaak voorkomt, dan word je daar, zacht uitgedrukt, niet vrolijk van. Op het verloop van de zaak heeft het uiteindelijk weinig of geen invloed gehad, denk ik. Het feit dat anderen hun werk niet goed hebben gedaan, betekent niet dat wat Bekir heeft gedaan hem niet kan worden aangerekend. Of zelfs maar in mindere mate. Zo mag het niet zijn en zo is het ook niet.”
Een beetje een gekke vraag
“Ik hield mij al jaren niet meer bezig met moordzaken,” zegt Simone Tielens, bij wie Swaak uiteindelijk uitkwam in zijn zoektocht naar een geschikte AG om de zaak Hümeyra in tweede aanleg mee te doen. “Ik heb altijd tegen mijn leidinggevende gezegd dat ik geen TGO’s wilde doen. Geen zaken met heel veel heftige menselijke emoties. Daar ben ik niet zo goed in, weet ik uit ervaring. Dat neem ik mee naar huis. Ik vind mijn rol als OM’er daarin ook ingewikkeld. Het liefst wil ik iets van het verdriet van de nabestaanden kunnen wegnemen, maar dat kan natuurlijk niet. Ik vind dat lastig. Laat mij maar lekker financiële onderzoeken doen. Fraude, witwassen, ontnemingen, zaken waar je een rekenmachine bij nodig hebt, daar word ik gelukkig van.”
Swaak weet precies hoe zijn collega-AG tegenover dit soort zaken staat. Toch valt zijn keuze op haar. Het voelt goed. Gelijkwaardig, maar toch aanvullend. Van zijn leidinggevende krijgt hij toestemming om haar te benaderen. ‘Ik heb een beetje een gekke vraag,’ zegt hij wanneer hij op de deur heeft geklopt en Tielens werkkamer binnenstapt. ‘Zou jij de zaak Hümeyra met mij willen doen?’
“Ik was totaal verrast, maar ook heel erg gevleid,” herinnert Tielens zich. “Ik had nog nooit eerder met een andere officier of advocaat-generaal een zaak gedaan. Dat iemand met mij wilde samenwerken, en dan ook nog in zo’n belangrijke zaak... Ik zei gewoon ja. Ik weet dat het geen heel goede uitleg is, maar zo was het. Ik zei gewoon ja. Of ik vergat nee te zeggen. Maar ik had natuurlijk ook al snel de rekensom gemaakt. Pieter had de zaak in eerste aanleg al gedaan dus hij kende het dossier door en door, hij kende de nabestaanden en had ook goed contact met hen. Bovendien was de zaak juridisch heel overzichtelijk. Het ging om wel of niet voorbedachte raad. Moord of doodslag? Daar lag de focus op. Die juridische fijnslijperij, dat sprak mij erg aan.”
Tielens gaat er naar eigen zeggen geheel blanco in. Ze kent de zaak uit het nieuws, maar ze heeft de zaak nooit met bovengemiddelde interesse gevolgd. Waar ze zich als eerste in verdiept is de directe aanleiding voor het hoger beroep, het vonnis. “Zonder het dossier goed te kennen kreeg ik daar al gelijk een heel verkeerd gevoel bij,” vertelt ze. “Zowel gevoelsmatig als juridisch. In het vonnis zitten heel veel momenten waarop je links af kan slaan naar doodslag, en rechtsaf naar moord. En telkens kiest de rechtbank ervoor om op al die punten naar links te gaan. Dat voelde gewoon niet goed. Je kunt het ook bijna niet uitleggen. Je moet echt een heel doorwrocht jurist zijn om te kunnen volgen hoe de rechtbank bij doodslag uitkomt en niet bij moord. Aan normale mensen valt dat eigenlijk niet uit te leggen. En als dat het geval is, dan deugt een vonnis volgens mij niet. Daar ben ik echt van overtuigd. En toen had ik nog niet eens de afschuwelijke beelden gezien die in het dossier zitten. Daar heb ik wel al mijn moed voor moeten verzamelen, om die te bekijken.”
Strak van de spanning
Nadat het hoger beroep is aangekondigd, kort na de uitspraak in december 2019, besluit Swaak direct dat hij de beelden tijdens de behandeling door het hof wel zal tonen. In eerste aanleg koos hij er samen met zijn collega voor om dat niet te doen omdat zij de meerwaarde er niet van inzagen. Een feitelijke beschrijving ervan zou volstaan. De beelden zaten immers in het dossier en waren door alle betrokken partijen bekeken. Het vertonen ervan zou de nabestaanden alleen maar onnodig grieven. Zij hadden aangegeven daar grote moeite mee te hebben.
In sommige media werd die keuze achteraf gekwalificeerd als een inschattingsfout. In tweede aanleg zouden de beelden namelijk de doorslag hebben gegeven, maar met die analyse is Swaak het pertinent oneens. “Ook in eerste aanleg hadden alle betrokken partijen de beelden gezien. Ze werden alleen niet op zitting vertoond. De reden dat we dat tijdens het hoger wel hebben gedaan was ook niet omdat we het hof ermee wilden overtuigen, of om de publieke opinie te beïnvloeden, maar puur om in gesprek te komen met Bekir. In eerste aanleg probeerde hij continu een andere draai aan de beelden te geven. Hij vertelde een heel ander verhaal dan de beelden toonden. Zo zou hij bijvoorbeeld alleen op haar benen hebben gemikt, wat gewoon aantoonbaar niet waar is. Daarom wilde we hem er nogmaals mee confronteren. Beeld voor beeld. ‘Als je haar niet wilde vermoorden, leg dan maar eens uit wat we wel op deze beelden zien?’ Dat plan heeft volgens mij heel goed gewerkt.”
Op 25 juni 2021, ruim anderhalf jaar na de uitspraak in eerste aanleg, zit Pieter Swaak opnieuw in zaal 35 van de Rotterdamse ziet hij dezelfde gezichten als toen. Net als hij is ook de familie in afwachting van het arrest van het hof. Veel vertrouwen lijken ze er niet in te hebben. Ze maken een gelaten indruk. Lamgeslagen. Murw.
Swaak en Tielens daarentegen staan strak van de spanning. Al het mogelijke hebben ze eraan gedaan om het hof ervan te overtuigen dat Bekir E., die ervoor heeft gekozen om niet bij de uitspraak aanwezig te zijn, Hümeyra met voorbedachte rade om het leven bracht. Het vertrouwen is groot, maar er is ook nog altijd twijfel. Het hof heeft vier weken de tijd genomen om arrest te wijzen. Dat is langer dan gebruikelijk. Bovendien had Bekirs advocaat Yehudi Moszkowicz een maand eerder, tijdens de zitting, zijn werk goed gedaan.
Met name het punt dat hij had gemaakt over de verbouwing van de hoofdingang van de school was er eentje waar Swaak en Tielens voor gevreesd hadden. Door die verbouwing maakten scholieren tijdelijk gebruik van de achteruitgang. Bekir kon dat volgens Moszkowicz niet weten, wat hij als argument aanvoerde voor zijn theorie dat Bekir en Hümeyra elkaar die dag min of meer toevallig tegenkwamen, en dat er dus geen sprake kon zijn van voorbedachte raad.
“In werkelijkheid was die verbouwing al maanden bezig, maar zo stond het niet in het dossier,” weet Swaak. “Bekir wist dat ook want hij was in de week voor de moord meerdere keren bij de school geweest. Hij kende de situatie maar al te goed. Bovendien had hij de ochtend voor de moord uren lang rondjes om de school gereden. Hij wist precies waar en hoe laat ze naar buiten zou komen. Maar het dossier was over die verbouwing niet duidelijk genoeg. Daar had Moszkowicz gelijk in, en hij maakte daar handig gebruik van.”
Tielens: “Het arrest begint daar ook mee. ‘Het Designcollege is gevestigd in Rotterdam, aan de Beukelsdijk 145. Daar is ook de hoofdingang. De achterzijde en uitgang zijn gelegen aan de Essenburgstraat...’ Toen dacht ik echt even dat het de verkeerde kant op ging. Als ze daarmee beginnen, dacht ik, dan hechten ze daar blijkbaar veel waarde aan. Ik weet nog dat ik het daar even heel warm van kreeg.”
Gaandeweg wordt echter duidelijk dat het hof, in tegenstelling tot de rechtbank, moord wel degelijk bewezen acht. Nog tijdens het voorlezen van het arrest schieten de ogen van Tielens al herhaaldelijk richting de publieke tribune, waar ze de ogen treffen van Hümeyra’s familieleden en andere nabestaanden. “De opluchting die ik daar zag, de ontlading, dat zal ik nooit vergeten.” Wanneer het laatste woord is gezegd staat de publieke tribune als één man overeind. Het applaus dat klinkt is bedoeld voor Tielens en Swaak.
“Dat was kippenvel,” zegt Swaak. “Moord was de enige juiste kwalificatie. Dit was geen doodslag, dit was moord. Dat was ook waar het de familie om ging. Dat het hof ook nog onze strafeis overnam, 20 jaar en TBS met dwangverpleging, was een bonus.” “Ik weet nog dat we na afloop in zo’n achterkamertje zaten,” zegt Tielens. "Het is een beetje gênant om te zeggen maar ik was echt euforisch. Ik zei tegen Pieter: 'Dit hebben wij goed gedaan. Beter dan dit wordt het niet.'”
“Ik was niet euforisch, maar wel opgelucht,” zegt Swaak. “En heel blij voor de familie. Maar ik was vooral uitgeput.” “Zo’n zaak gaat echt onder je huid zitten, het slokt je volledig op,” stelt Tielens. “Voor mij persoonlijk was dit de heftigste zaak ooit. Maar ook de meest boeiende. Het heeft me veel voldoening gegeven en me als OM’er ook enorm doen groeien. Ik heb altijd gezegd dat ik dit soort zaken nooit wilde doen. Daar denk ik nu wel iets anders over.”
Swaak: “Goed om te weten.”
Tielens: “Maar niet te vaak.”