Tekst Merel van Leeuwen en Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer
Het College over eenheid, ‘ons soort mensen’, zelfspot, en wie de baas is
Ze willen zichtbaar zijn, maar niet voor de voeten lopen. Ze willen een eenheid zijn, maar ook kunnen schuren. En ze geven geld uit, terwijl ze het nog niet hebben. Interview met het College, over het College.
“Ik vind het belangrijk dat de visitatiecommissie bij ons geen integriteitsvraagstukken heeft aangetroffen. Ze troffen een klimaat aan waarbij OM-collega’s zich over het algemeen veilig voelen. Het is vooral de verdere organisatieontwikkeling waarin ons nog een flink aantal dingen te doen staat.”
Dat zegt collegevoorzitter Gerrit van der Burg, terwijl hij in de Hustinxzaal van het Parket-Generaal in Den Haag naar een broodje kaas grijpt. Links van Gerrit zit procureur-generaal (PG) Rinus Otte. Tegenover hen zitten PG’s Marjolein ten Kroode en Theo Hofstee (zie ook kader Wie is wie in het College van PG’s).
Vandaag, 5 juli, (een dag voor het neerschieten van Peter R. de Vries) praat het College over het College. De aanleiding is het rapport ‘Tijd maken voor transitie’, dat de onafhankelijke ‘Visitatiecommissie OM’ onder voorzitterschap van Pauline Meurs deze ochtend presenteerde. De commissie, mede ingesteld naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Fokkens, richtte zich op de thema’s integriteit, loopbaan- en benoemingenbeleid, leiderschap en cultuur en governance.
Rinus, Marjolein en Theo, wat was jullie eerste gevoel na lezing van het rapport?
Rinus Otte: “Het viel me mee. Hoewel het opmerkingen bevat waarover we indringend moeten spreken, zijn dit soort rapporten in Nederland doorgaans scherper en veroordelender.”
Marjolein ten Kroode: “De commissie heeft goed geluisterd in al hun gesprekken. De rode draad uit het rapport is voor mij de vraag hoe we de organisatieontwikkeling gaan verbeteren. Een mooie opgave voor ons allen.”
Theo Hofstee: “Ik kan dat alleen maar herhalen: positief. Maar dat het met het ‘gespreksklimaat’, transparante benoemingen en integriteit eigenlijk wel goed zit – waarover ik niet verrast ben – ben ik blij. Want dat was, na ‘Fokkens’, de aanleiding.”
Het functioneren van het College als een ‘Raad van Bestuur’, als een eenheid en zichtbaar, komt volgens de commissie wat minder uit de verf.
Theo: “Eerlijk gezegd: dát verbaast mij dan wel wat. Als er nou één periode is geweest, waarin het College gedwongen was om als eenheid beslissingen te nemen, is dat de afgelopen jaren. Beslissingen over personeel en benoemingen, een plan van aanpak na het rapport-Fokkens, alle stappen die we zetten op het gebied van organisatie, IV en processen. Daarvoor hoeven we ons heus niet op de borst te slaan, dat was gewoon nodig, maar al die besluiten hebben we samen en eensgezind genomen.”
Gerrit: “In het College wordt elk besluit door het College als geheel genomen. Toch zijn we kennelijk vooral zichtbaar in onze eigen portefeuilles. Gaat het bijvoorbeeld over opsporing en ondermijning, dan zie je Theo; bij slachtoffers of euthanasie zie je Rinus; en bij bedrijfsvoering en ICT zie je Marjolein. Met dat beeld over het College moeten we dus aan de slag. We moeten nadenken hoe we meer ‘portefeuilleoverstijgend’ naar buiten kunnen treden.”
Misschien is zichtbaarheid ook dat jullie je meer laten zien op de parketten?
Marjolein: “Ik denk dat we in de portefeuilles wel zichtbaar zijn. Bij HRM en IV is er intensief overleg met de parketten, en dat komt samen in het College waar we echt met zijn vieren optrekken. Maar mijn punt is: ten principale ben ik voorstander van lijnsturing. Dus dat teammanagers en parketleidingen, voldoende in gesprek met ons, zelf hun rol nemen. Zij zijn aangesteld om in die dynamiek op de parketten leiding te geven, met veel ‘warmere’ communicatie dan wij vanuit Den Haag kunnen. En soms is een roep om meer zichtbaarheid als bestuur ook het ‘externaliseren’ van moeilijke vraagstukken. Wat dat betreft zijn wij als College een beetje ‘de ouders’ bij wie je je houvast zoekt. We wíllen onderdelen ook bijstaan. Maar of je nu teamleider, hoofdofficier of PG bent: ga bij die vraagstukken er ook zélf aan staan. Schuif ze niet zomaar weg naar een ander of naar de hoogst leidinggevende.”
Rinus: “In vergelijking met bijna dertig jaar geleden is het OM veel eendrachtiger en uniformer geworden. Er kwam juist een College om eenheid te bevorderen. Maar bij OM, politie, Rechtspraak of waar ook: áltijd klinkt een roep om meer eenheid – het lijkt de kerstgedachte wel. Maar kerstmis wordt wel door iedereen anders ingevuld. Alleen al in de groep hoofdofficieren, plaatsvervangers en directeuren bedrijfsvoering zit veel diversiteit en dat is precies waarnaar wij zoeken. En als mensen er op een bepaald thema onderling niet uitkomen, wordt soms te makkelijk naar het College gekeken om te beslissen. Achter die roep om eenheid zit een enorme dynamiek tussen College en parketten. Soms willen ze ons klein houden, en soms worden we groot gemaakt: ‘Daar zijn jullie als College toch van?!’”
Gerrit: “Ik zeg het wel eens gekscherend zo: ‘Geef je als College duidelijkheid, dan wordt er ruimte gevraagd. Geef je ruimte, dan wordt om duidelijkheid gesmeekt.’ In die ambivalentie hebben we ons te verhouden. We zijn geen organisatie die geregeerd wordt door besluiten vanuit de top. We willen juist samen zoeken naar de meest productieve werkwijze. Daarom spreek ik niet in termen van centraal en decentraal, anders ga je het een afzetten tegen het ander. Voor die gezamenlijke doorontwikkeling helpt de visitatiecommissie ons erg.”
Theo: “Inderdaad moeten we op een aantal parketoverstijgende onderwerpen actie nemen, samen met een heleboel mensen. Daar zijn we het wel mee eens. Wat we doen, moeten we zichtbaar doen. Dit interview met zijn vieren is daar misschien een manier van. Daarbij moet je nooit de leiding van OM-onderdelen in de weg gaan lopen; dan zijn zij hun autoriteit kwijt.”
Het rapport zegt ook dat het binnen het OM lastig is om naar elkaar te luisteren, elkaar aan te spreken.
Theo: “De commissie constateert dat het gespreksklimaat in den brede best goed is, en dat het ook in de top nog veel beter kan. Nou, daar zijn we zelf bij. We spréken er met de groepsraad en op OM-conferenties over en daar gaan we mee door, want dat verander je niet even met een vingerknip. Het moet heel normaal worden om elkaar aan te spreken en het moeilijke gesprek voeren.”
Rinus: “We doen al veel aan het creëren van meer tegenspraak. Door andere benoemingen, de komst van een PG bedrijfsvoering en veel nieuwe mensen. Verschillende perspectieven móeten soms ook schuren om te weten waar je naar toe wil. Voor een goede overlegcultuur en goed gespreksklimaat zal die beweging van de laatste jaren nog verder moeten ‘uitharden’.”
Blijft tegenspraak voor leden van de Groepsraad niet lastig? Ze hebben vaak jaren met elkaar opgetrokken. En denken: jantje wordt straks misschien de nieuwe voorzitter, ik moet hem te vriend houden?
Gerrit: “Dat geloof ik niet direct, maar er zijn uiteraard collega’s met ambities, en zo wordt wellicht ook naar elkaar gekeken. Het moeilijke gesprek en die dialoog moet je blijven oefenen, zodat het steeds normaler wordt. Er zijn meer redenen waarom mensen zich niet uitspreken, leerden we onlangs van psycholoog Job Boersma. Mensen maken zich bijvoorbeeld zorgen over het beeld dat dan van hen wordt gecreëerd. Het beeld dat ze iets niet kunnen bijvoorbeeld, of te emotioneel zijn. En laten we niet vergeten: de leiding van onze onderdelen heeft heel veel op het bord.”
Marjolein: “Er speelt, net als elders, veel groepsdynamiek, waarbij het bewaken van eensgezindheid van de groep belangrijk is. Dan begrenst men elkaar en is men het snel met elkaar eens. Net als onder dokters of onderwijzers, is het voeren van een goed gesprek binnen het OM een uitdaging. Een kritische noot valt hier doorgaans erg zwaar. Men kent elkaar al lang en het is, heel menselijk, gewoon niet aangenaam om niet bij de groep te horen. Dat gaat bewust en onbewust. De kunst is vooral om daar meer diversiteit in te krijgen. Taal speelt daar ook een rol. Ik heb als nieuwkomer én als ervaren bestuurder in andere branches bij menig woord andere associaties dan jullie.”
Rinus: “Het is een generiek vraagstuk: overal precies hetzelfde. Ik zeg het niet om níks te doen, maar als het zo bij het mensdom hoort, moeten we ook wat meer generositeit naar onszelf en naar elkaar hebben. Al helemaal in een beroepsgroep die voor een deel bestaat uit gelijkgestemden en met dezelfde beroepseisen.”
Marjolein: “Het heeft veel positieve kanten, maar sorteert ook eindeloos uit. Dan wordt het een beetje OSM: ons soort mensen. Met het risico dat we meteen alles platslaan wat we niet herkennen. Dat verplicht ons om meer te reflecteren en ons te láten irriteren door derden. Dat schurend vermogen is hier intern niet zo groot. Zonder wrijving geen glans. De aanpak van onze IT-problemen, bijvoorbeeld, was ons – en de rechtspraak en de politie – beter afgegaan als we ‘van huis uit’ al meer diverse vakmensen hadden gehad.”
Theo: “De ervaring leert dat het in kleine clubjes veel makkelijker is om te zeggen welke dilemma’s je dwars zitten en waarover je van mening verschilt. Dat oefenen in kleine clubjes is goed, net als het betrekken van anderen die niet al jaren in het gezelschap zitten.”
Zien jullie jezelf als één club, als één College?
Theo: “Absoluut.”
Marjolein: “Zeker.”
Gerrit: “Zonder enige aarzeling.”
Marjolein: “Je ziet heel verschillende meningen, maar dat geeft niet. Als we ergens een besluit over hebben genomen, dragen we dat ook uit.”
Zien jullie drie als juridische PG’s, de toegevoegde waarde van een niet-juridische PG?
Gerrit: “Enorm.”
Rinus: “Natuurlijk. Heel simpel: als Marjolein hier niet had gezeten, waren al die veranderingen in het systeem niet gelukt.”
Zou er nog een niet-juridische PG bij moeten, voor het tegenwicht?
Gerrit: “Op zichzelf zou dat best kunnen. Ik wil er nu nog niet al te stellige conclusies over trekken, maar ik zou zeggen: Waarom niet? Uiteindelijk is de essentie van een College dat het kan besturen, niet dat er minimaal 2 of 3 leden van een rechterlijke organisatie in zitten. Als er maar evenwicht is in juridische en organisatievraagstukken. In onze Collegevergaderingen staan tegenwoordig vele malen vaker organisatievraagstukken op de agenda dan juridisch-inhoudelijke vraagstukken.”
Theo: “Bijna alleen maar!”
Gerrit: “Maar het is ook wel bijzonder dat we over die inhoudelijke vraagstukken eigenlijk meer regelgeving – richtlijnen, aanwijzingen, instructies – hebben dan voor die organisatievraagstukken. Bij de organisatievraagstukken wordt nogal eens gezocht naar variëteit.”
Marjolein: “We zouden veel kunnen winnen, als we daar de onnodige variatie bij weghalen. Of het nu gaat om de positie van assistent-ovj’s of het type smartphone dat je aanschaft. Mijn wens is om de goede gewoonten uit het juridisch domein te spiegelen in het organisatiedomein. Dan kom ik ook tot een heel andere verhouding tot de HR-adviseurs of tot de controllers.”
Jullie willen als eenheid werken. Maar is het niet logisch als jij, Marjolein, de zwaar juridische onderwerpen overlaat aan Rinus? En dat Rinus bij ICT-onderwerpen denkt: ik leun achterover, want Marjolein is specialist?
Marjolein: “Het geeft meerwaarde om met zijn vieren problemen te analyseren en vervolgstappen te zetten. Bedenk dat het hele juridische proces nog veel digitaler wordt. In die zin hebben we duale portefeuilles. Ik trek echt op met collega’s bij vragen als ‘hoe moet je opsporen?’ ‘Hoe ga je dat doen.’ Dan treden Theo en ik beiden op als opdrachtgever en houden we elkaar in balans. Hij weet alles van inhoud en ik, zei de gek, van de rest, zeg ik dan maar even. En samen bereik je elkaar.”
Theo: “Ik snap de vraag best. Als Marjolein, met allemaal mensen van IV, zegt ‘Dat is de procesarchitectuur’, dan bemoei ik me er niet mee – ik zou het niet eens kunnen. Maar je moet wel ‘zwaluwstaarten’: de juridische inhoud verbinden met het werkproces en het digitaliseren daarvan. Kennis van ‘business’ en bedrijfsvoering moet je aan elkaar knopen. Ook binnen het College met zijn vieren. En dan kun je niet zeggen: ‘Doe jij even de IV’.”
Marjolein: “Het is mooi om elkaar zo in evenwicht te houden. Teamwork. Dat je zonder te denken ‘maar dit is wel of niet mijn domein’ heel onderzoekende gesprekken kunt houden en samen de lijn kunt invullen.”
Rinus: “Het is zeker teamwork. Je moet het juridische en de bedrijfsvoering laten ‘samenvallen en hechten’. Bedenk dat de komst van een niet-juridische PG een aanbeveling was uit het rapport-Hoekstra over de moord op minister Els Borst. Men zei: er is in die zaak op strafvorderlijk vlak van alles en nog wat misgegaan en we vinden dat de aandacht voor bedrijfsvoering op die processen verbeterd kan worden. Via een aparte PG.”
Hoe zit het met de tegenspraak binnen het College?
Gerrit: “Als verschillende werelden en inzichten bij elkaar komen, knettert het weleens. We vertrouwen op elkaars expertise. Gaat het bijvoorbeeld om euthanasiezaken, dan beschikken Rinus en Theo over veel deskundigheid. En bij het IV-vraagstuk heeft Marjolein die expertise. Alles wat zij inbrengen hebben zij natuurlijk al met anderen besproken. Maar in het College stellen we elkaar vragen. Om te kijken of we het begrijpen, of er ook externen hebben meegedacht, of om te kijken of er nog punten zijn die ook van belang kunnen zijn. In inhoudelijke discussies schuurt het wel eens. Niet dat we vechtend het hok uitgaan, maar ik ga hier niet doen alsof alles altijd heel harmonieus gaat.”
Rinus: “Ik denk dat er nu meer wordt uitgesproken dan vroeger. In dit college gebeurt dat in elk geval op het scherp van de snede. Je móet knelpunten ook echt doorakkeren voordat je een beslissing neemt. Maar ik kan me geen ruzie herinneren en daar ben ik wel blij mee.”
Gerrit: “Die zijn er de afgelopen jaren nooit geweest. Inhoudelijk kunnen we goed knetteren.”
Marjolein: “Maar op persoonlijk vlak schuurt het niet.”
Wie is de baas?
Gerrit: “Ik ben zeker de primus inter pares. Soms ben ik in het kippenhok hier de Salomon. En soms in de zeldzame gevallen dat we er niet uitkomen, wordt er naar mij gekeken en vind ik het uiteindelijk wel of niet goed. Maar dat gebeurt vaak zonder dat ik met de vuist op tafel hoef te slaan.”
Ben jij blij dat je niet de baas bent, Theo?
Theo: “Soms wel, ja. Ik zal geen voorbeelden geven, maar Gerrit gaat af en toe naar een gesprek met een niet nader te noemen club, en dan ben ik blij dat ik het gesprek niet hoef te voeren.”
Rinus: “Kijk, formeel zijn we een collegiaal bestuur en hebben we geen baas; materieel is Gerrit de baas. Als je een goed College bent, máák je iemand de baas. In het begin moet die dat natuurlijk waarmaken en verdienen. Maar uiteindelijk moet je een primus inter pares die plek geven die hij nodig heeft om die plek waar te maken. Dat betekent dat uiteindelijk zelden tot nooit iets gebeurt wat Gerrit niet wil of waarmee hij zich niet kan verenigen. Anders kun je gewoon niet werken.”
Theo: “Dat geldt ook een beetje voor ons, Rinus. Er gebeurt ook niet zo gauw iets wat wij niet willen.”
Rinus: “Klopt, Gerrit heeft ons nooit het mes op de keel gezet: ‘Zo wil ik het hebben’. Dus we hebben wel een College in de collegiale zin van het woord. Maar Gerrit is wel de voorzitter, dus het gaat denk ik precies zoals het hoort.”
Gerrit: “Toch even de wet. Die zegt: er is collegiaal bestuur en het college draagt een voorzitter voor. Dat is anders dan bij bijvoorbeeld een korpschef. Die is gewoon korpschef, punt. Met een MT om zich heen. Wij kennen een college met vier in hiërarchie gelijke zielen, met één doorslaggevende stem. En als er vervelende incidenten zijn, ben ik ook primair degene die de klappen opvangt.”
In de organisatie wordt een ‘tweedeling’ gezien tussen togadragers en niet-togadragers. Die laatsten zijn in de meerderheid, maar worden weggezet als een ‘niet-groep’. Ben jij dan de PG voor de ‘niet-groep’ binnen het OM, Marjolein?
Marjolein: “We moeten echt eens een prijsvraag uitschrijven voor de vraag wat een beter woord is voor ‘niet-togadrager’. Wat nu geven we hen een niet-identiteit. De vraag is juist: wat ben je wel? Want zo’n niet-positie, die helpt niet. Die klinkt als een ‘schip van bijleg’: je levert niets op en kost alleen maar geld. Als je de beelden en gedachten hoort die mensen daar zelf bij hebben: dat is best heftig.”
Gerrit: “We moeten het onderscheid niet meer op die manier maken. Daar moeten we ons te vuur en te zwaard tegen verzetten. In die zin zou het binnenkort geen discussie meer moeten zijn. We moeten iedereen in de organisatie zien als OM’ers die bijdragen aan rechtvaardigheid in de samenleving.”
Rinus: “De kern van het werk is toch wel opsporen, vervolgen en straf vorderen. Omdat ik twintig jaar rechter was, voel ik me ook nog steeds enigszins buitenstaander. Maar het gevoel dat ik een vreemdeling in Jeruzalem ben, koester ik ook wat. Omdat ik altijd kan denken: hoe was dat in een andere werkkring, hoe ging het daar? Ik ben ontzettend blij dat ik hier zit, én koester de onbevangen blik.”
Marjolein: “Het gaat me inderdaad om die verrijking en de balans. Als je elkaar goed gezind bent en er een goede sfeer hangt zoals bij ons, komt dat er ook uit. Dat heb ik jullie wel gezegd: het getuigt van lef om een buitenstaander als ik binnen te halen. Dus dat verder krijgen van de organisatie, vereist dat we ook de andere mensen – die we dus een nieuwe naam gaan geven – posities geven om mee te kunnen spreken. Heel plat: niet alles hoeft eerst alléén met hoofdofficieren te worden besproken.”
Marjolein zei net in een bijzinnetje over zichzelf: “Ik, zei de gek”. Is zelfspot een manier om het in een zware baan leuk en luchtig te houden?
Gerrit: “In de uitdagingen van de afgelopen jaren was het af en toe ronduit zwaar, dan is het fijn dat we dichtbij elkaar staan. We houden onze ‘heidagen’ bij mij thuis. Dan bespreken we onze ‘buikpijn’, maar kunnen we ook om elkaar en onszelf lachen. Wat vind jij daarvan, Rinus, als jonkie van de groep?”
Rinus: “Haha, zestig jaartjes nog maar net! Dat ik hier de jongeling ben, kun je ook wel zien, toch? Maar inderdaad, in onze baan geldt dat je altijd ‘aan’ staat. Het is echt een zware baan en ieder van ons heeft weleens een zware dag, waarin je heel nare gesprekken hebt gehad. Dan ben je er voor elkaar. En dan helpt het erg als je elkaar en jezelf met wat spot kunt bejegenen.”
Theo: “Jezelf kunnen relativeren, staat dan echt op nummer één. Weet je, veel van wat binnen het OM gebeurt, wordt in de buitenwereld zó opgetild. Dan moeten de media en de minister er wat van vinden. Dan denk ik: jongens, beetje relativeren, anders worden we alle kanten opgestuurd.”
Theo en Gerrit, jullie komen uit het OM. Hoe keek je naar het College voordat je daarin zat?
Gerrit: “Naarmate mijn loopbaan zich ontwikkelde, ging ik wel anders naar het College kijken.”
Theo: “Vooral toen je erin zat, ging je er anders naar kijken, haha!”
Gerrit: “Ha. Als officier dacht ik: Gut, wat zouden zij toch doen? Ze zijn weinig zichtbaar. Zitten op grote afstand. En waarom duurt alles zo lang? Nou ja, eigenlijk dezelfde beelden die nu ook leven – ook dat maakt dat ik mezelf wat kan relativeren. Maar ik had destijds ook de gezonde ambitie dat ik dacht dat ik het beter kon. Toen ik in het College zat, moest ik een tijdje erg wennen. Ik leek nergens over te gaan. Ik dacht: Waar ís dat OM? Want je krijgt stapels dossiers op je bureau. Als je niet uitkijkt, zit je de hele dag papier tot je te nemen en ben je alleen de duurste beleidsmedewerker van het OM en nog reuze druk ook. Dus een van de moeilijkste elementen is om verbinding met je eigen club te houden. Weten wat er in de organisatie speelt, daardoor geïnspireerd zijn en weten hoe je verbeteringen in het werk kunt helpen realiseren. Als smeerolie voor het hele OM.”
Rinus: “In het College heerst het gevoel: we zijn wel ‘in command’, maar niet ‘in control’. We zijn enorm afhankelijk van wat er bij de parketten gebeurt. Kijk, veel collega’s redeneren: ‘Als júllie als College nou maar dat en dat besluit nemen, dan gaat het wel lukken’. Maar dat is papier op de tekentafel. Je moet pas daadwerkelijk besluiten als je weet dat er draagvlak is. Als je weet dat het realistisch is, proportioneel, haalbaar, betaalbaar, noem maar op. En dan ben je dus afhankelijk van wat er binnen die parketten gebeurt. Dan is die verbinding belangrijk.”
Gerrit: “De incidentgevoeligheid van ons werk is groot. Als college heb je een belangrijke verantwoordelijkheid om te helpen fouten zoveel mogelijk te beperken. Maar toch ook om de organisatie op afstand van politieke invloeden te houden. Dat betekent dat je buffert. Niemand maakt bewust fouten, dus het College moet daarmee omgaan en dat zien te normaliseren, zodat de collega’s hun werk kunnen blijven doen. Daarvoor moeten we onze organisatie goed kunnen lezen, een antenne hebben voor strafzaken en organisatorische beslissingen die incidentgevoelig zijn.”
De visitatiecommissie benoemde de zorgen van het OM. Immense werkdruk. Veel waan van de dag. Schaarste in tijd en middelen. Dat de organisatie nog draait door enorme loyaliteit en passie van OM’ers. Maar dat laatste houdt wellicht een keer op?
Theo: “Dat zegt het College zelf ook. Voor de basale dingen is tussen 2011 en 2015 veel te veel wegbezuinigd. Dat is nog niet terugbetaald en dat moet wel gebeuren. Het heeft allerlei consequenties: achterstallig onderhoud in de IV. Je hebt vrij veel vacatures bij officieren. Gewoon door pensionering, en omdat we vijf jaar lang, in de bezuinigingsjaren, niemand naar de opleiding hebben gestuurd. Dat zijn we nu aan het inlopen. Een deel van de bezuinigingen is van tafel gehaald en een ander deel willen we nog gecompenseerd krijgen.”
En als dat komend kabinet niet gebeurt?
Theo: “Je moet oppassen om nu heel stoere taal te gaan uitspreken. Maar eigenlijk nemen we daar al een voorschot op. Wat we nu doen met IV, daar hebben we eigenlijk geen geld voor, toch gaan we dat uitgeven voor achterstallig onderhoud en een nieuw IV-systeem. Soms moet je dingen gewoon doen.”
Marjolein: “Omdat het College het écht urgent vindt dat dit verbeterd wordt. Want hoe we nu werken: dat kunnen we onze mensen niet aandoen. De continuïteit van de rechtsgang – tegenwoordig is dat ICT – is in het geding. Je moet de wal niet het schip laten keren. Dan maar een tekort, want anders stopt echt de rechtsgang.”
Gerrit: “Zo is het.”
Wat doet het College nu op ICT-terrein?
Marjolein: “Het College jaagt de volwassenheid van de inrichting van de organisatie aan. Goede ICT begint bij de kwaliteit en uniformiteit van die juridische processen, vervolgens maak je de verbindingsslag naar de informatorische werkprocessen. Dan gaat het ook om eenheid van beleid en leiding. Je kunt bijvoorbeeld bij de keuze van smartphones en laptops niet meer zeggen: kies allemaal je eigen merk. Als organisatievraagstuk raakt het ons alle vier.”
Bij de laatste OM-conferenties voor het topmanagement viel op dat die overal over gingen, behalve over de inhoud van het werk.
Gerrit: “Dat klopt en daar ís de OM-conferentie ook voor. Om met elkaar beschouwend te verkennen hoe we de organisatie verder brengen. Op het terrein van ICT, inderdaad een mega-onderwerp. Over het gespreksklimaat. Een diverser en inclusiever OM. Dat is geen hardcore strafvordering maar gaat zeer over de organisatie en hoe we werken.”
Theo: “Over bijvoorbeeld cybercrime of ondermijning wórdt in allerlei groepen al heel inhoudelijk gepraat. Daar kan ik tijdens die OM-conferentie ook nog wel een verhaal over gaan houden, maar op die conferentie gaat het er juist om dat we die inhoud verbinden met alle delen van de organisatie. Dus dan gaat het heel breed over onder meer HRM en inclusiviteit. Er zullen heus conferenties komen waarin het wat meer om strafvordering gaat. Maar na alles wat we van ‘Fokkens’ hebben meegekregen, zou het ook raar zijn om het in de topstructuur wél over ondermijning te hebben en niet over het gespreksklimaat, cultuur en leiderschap.”
Laatste vraag: Marjolein, vind jij het OM een moderne organisatie?
Theo: “Ik ga snel weg voordat het antwoord komt.”
Marjolein: “Haha. Modern? Nou ja, wel met ons ‘magistratelijke been’. Daar is de vakkennis, de gedrevenheid en verbeterzin groot. Laat ik het zo formuleren: we hinken op één voortreffelijk been. Maar met ons ‘organisatorische been’ zijn we minder sterk. Zonder die balans is het nog te veel hinkelen. En dan gaat het er bij IV niet om dat je een solistische ICT-club neerzet – dan gaan de miljoenen alleen maar op aan techniek. Je wil juist een moderne informatiegestuurde organisatie waarin de verschillende professies gelijkwaardig samenwerken en elkaar versterken. Tweebenigheid - lopen op twee benen dus. Theo zei het al, dat ‘zwaluwstaarten’ doen we nu ook in het College. Dan kunnen mensen hun werk goed uitvoeren. Het OM-werk, de informatie en de logistiek is helemaal digitaal geworden. We zijn dan wel een aantrekkelijke werkgever – mensen dienen graag de rechtsstaat – maar diezelfde mensen willen ook de gelegenheid krijgen hun werk goed en succesvol uit te voeren. En modern.”
Wie is wie in het College van PG’s?
De landelijke leiding van het OM bestaat uit vier procureursgeneraal. Hieronder in het kort hun portefeuilles en loopbaan.
Gerrit van der Burg, voorzitter
Enige portefeuilles:
• Politiek bestuurlijke relaties
• Buitenlandse betrekkingen
• Communicatie
• Diversiteit
• Integriteit
• Cybercrime en cybersecurity
• Mensenhandel en mensensmokkel
Loopbaan in het kort:
Gerrit was van 1982 tot en met 1990 inspecteur en hoofdinspecteur van politie bij de Gemeentepolitie Rotterdam. Binnen het OM was hij onder meer hoofdofficier van justitie te ‘s-Hertogenbosch en bij het Landelijk Parket. Vanaf 1 mei 2014 is hij lid van het College van procureurs-generaal, waarvan hij sinds 1 juni 2017 voorzitter is.
Theo Hofstee
Enige portefeuilles:
• Opsporingsbeleid
• Drugs, ondermijning, high impact crime (HIC)
• Financieel-economische criminaliteit
• Afpakken
• ZSM
• Terrorisme, radicalisering
• Bewaken, beveiligen en crisisbeheersing
• Forensische opsporing
Loopbaan in het kort:
Theo startte in 1987 als officier van justitie in Amsterdam. In 1992 werd hij plaatsvervangend hoofd Stafbureau Openbaar Ministerie. In 2001 werd hij fungerend hoofdofficier voor politieregio Gooi en Vechtstreek. Van de parketten Breda, Den Haag en Amsterdam was hij hoofdofficier, tot hij op 1 februari 2018 toetrad tot het College van PG’s. Daarvan is hij waarnemend voorzitter.
Rinus Otte
Enige portefeuilles:
• Jeugd, Gezin en Zeden
• Slachtofferrechten
• Geestelijke en forensische gezondheidszorg
• Discriminatie
• Medisch
• Verkeer
• Executie
• Straf en zorg
• Opleidingen
Loopbaan in het kort:
Vanaf 1988 was Rinus verbonden aan de wetenschap, vanaf 1998 als hoogleraar, sinds 2009 als hoogleraar Organisatie van de rechtspleging. Vanaf 1995 bekleedde hij de functie van rechter in Assen en raadsheer in Arnhem en Amsterdam. Ook werkte hij enige jaren als raadadviseur op het ministerie van Justitie. Hij trad op 1 maart 2016 toe tot het College van PG’s.
Marjolein ten Kroode
Enige portefeuilles:
• Financiën
• ICT
• Gegevensbescherming en Privacy
• HRM
• Huisvesting
• Beveiliging (fysiek en digitaal)
• Facilitair
Loopbaan in het kort:
Nadat Marjolein in 1983 afstudeerde in de Sociale Geografie heeft ze Bestuurlijke Informatiekunde en Executive Changemanagement gedaan. Ze heeft als leidinggevende functies vervuld bij pensioenfonds MN Services, zorgverzekeraar Zilveren Kruis en gemeente Amsterdam. Ze was vicevoorzitter van de Sociale Verzekeringsbank in Amstelveen en bestuursvoorzitter bij GGZ Rivierduinen, Leiden. Op 1 juni 2018 trad zij toe tot het College van PG’s.