Tekst Pieter Vermaas en Jochem Davidse
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Gerrit van der Burg neemt afscheid als collegevoorzitter
Zijn ziel en zaligheid stak hij in het OM, waarvan de laatste zes jaar als collegevoorzitter. Terugblik met Gerrit van der Burg. Over MH17, het integriteitsonderzoek-Fokkens en momenten waarop hij overwoog op te stappen. “Ach, over een paar jaar is iedereen je vergeten.”
“Ik ben nog een paar weken collegevoorzitter, maar als dit interview gepubliceerd wordt ben ik klaar met het voorzitterschap, zij het dat ik vooralsnog wel OM’er blijf. Dat voelt vreemd en heel ongemakkelijk.” Terwijl de schaduw van zijn naderend afscheid over het interview hangt, schijnt de zon de werkkamer van Gerrit van der Burg (63) binnen. Zonnestralen vallen op een Feyenoordmok, een bidprentje van Derk Wiersum op een kast, en op de zachte, gekleurde balletjes op zijn bureau. Die balletjes kreeg hij ooit tijdens een workshop waarin hij moest jongleren. Aanvankelijk wierp hij ze nog wel eens de lucht in, maar de laatste jaren pakt hij ze alleen af en toe na een lang telefoongesprek: even de spanning wegknijpen. Verder oogt zijn kamer betrekkelijk leeg en kaal.
Is dat omdat je hier en daar al wat hebt opgeruimd?
“Nee, ik ben gewoon vrij functioneel ingesteld. Aan mijn lijf geen polonaise. De kamer van Rinus (PG Otte, die Gerrit opvolgt als collegevoorzitter – red.) hiernaast, met zijn schemerlampen en al zijn boeken om hem heen – daar plaag ik hem wat mee - is heel anders.”
Waarin zit je tegenzin en ongemak om te stoppen?
“Nou ja, tegenzin... Het heeft helemaal geen zin om tegenzin te hebben. Het is gewoon de wettelijke termijn van het voorzitterschap die afloopt. Dus dat is een onvermijdelijkheid die ik accepteer. Het is gewoon goed dat op gezette momenten het voorzittersstokje wordt overgedragen. Maar het ongemak zit in de onzekerheid over wat ik na dat vertrek ga voelen. Het is cold turkey: op vrijdag nog druk met van alles – en op maandag is het klaar en belt niemand me meer over het werk. Ik moet straks overweg zien te kunnen met het gebrek aan adrenaline die ik nu in mijn vak aanmaak. Het zal raar zijn om straks in de media over het OM te horen en lezen, en niet meteen het gevoel te hebben dat ik iets moet gaan doen. Na al die jaren voelt het niet meer dat ik wérk bij het OM, maar – dat bedoel ik niet heroïsch – dat ik het OM bén. Het zit in mijn poriën.”
In maart verscheen het OVV-rapport over de bewaking en beveiliging rond de vermoorde Derk Wiersum, Peter R. de Vries en de broer van een kroongetuige. Een belangrijk deel van de discussie spitste zich daarna toe op één woordje dat je in een tv-interview uitsprak. ‘Stoïcijns’. Hoe kijk je daarnaar?
“Laat ik ermee beginnen dat die drie moorden nog steeds hartstikke schrijnend zijn. Altijd als je zo’n interview begint, is het vanzelfsprekend dat je aandacht moet hebben voor het leed van de nabestaanden. Dat voel ik intrinsiek; niet voor niks staat daar in mijn kamer dat bidprentje van Derk Wiersum. De Onderzoeksraad voor Veiligheid constateerde dat er inschattingsfouten zijn gemaakt. Dan moet je altijd opletten dat niet de schijnwerper op collega’s komt te staan die met veel energie en inzet hebben geprobeerd het maximale te doen. De verantwoordelijkheid moet je vooral bij de organisatie leggen, en dan vangt de voorzitter natuurlijk de meeste wind. Ik ben bewust naar buiten getreden omdat ik vond dat dat hoort bij onze verantwoordelijkheid. En ik ben verantwoordelijk voor het beeld dat toen is ontstaan. Ik wilde empathie uitstralen en vertellen dat we er veel van geleerd hebben. Maar ik merkte snel dat de interviewer op een bepaald spoor zat: of ik niet moest opstappen.”
Vind je dat het interview verkeerd is opgepakt? Of zeg je ook: had ik maar een paar andere woorden gekozen?
“Dat laatste. Als ik van tevoren had geweten dat ‘stoïcijns’ zo’n leven zou gaan leiden, dan had ik het uiteraard niet gezegd. Ik bedoelde te zeggen – maar zoals gezegd, ligt dat aan mijzelf – dat wij als OM ons niet laten intimideren en dat we onverschrokken doorgaan met het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. Ik heb overigens nog nooit zoveel appjes met complimenten gekregen als kort na dat interview. Collega’s en bestuurlijke partners vonden dat ik voor de organisatie was gaan staan. Het bijzondere vind ik dan wel: toen het beeld was gaan kantelen, had ineens een aantal mensen ‘bij het verzet’ gezeten: ‘Nou, dat was toch niet handig hoor, wat die Van der Burg zei’. En gelijk hebben ze overigens, maar kennelijk viel dat niet meteen op.”
Het OM erkent de kritiek in het rapport. Dat informatie uit de opsporing niet is gedeeld voor de beveiliging pakte dramatisch uit. Maar dat niet-delen was júist ook bedoeld voor de veiligheid?
“Dat is zo.”
Uit het rapport bleek ook dat een reden voor het niet-delen van informatie was dat de politie wist dat er intern een lekkende agent was.
“Ja, er speelden allemaal dilemma’s. Je zit met bronbescherming. Je kan wel informatie delen, maar als de informant vervolgens wordt doodgeschoten omdat ie herleidbaar is – dat kan ook niet. Dus dat zijn ingewikkelde puzzels hoor. Overigens, we hebben alle OVV-aanbevelingen overgenomen. Maar op dat moment, in die dynamiek, beklijft dat niet en gaat het snel over koppen die moeten rollen.”
Heb je overwogen je biezen te pakken?
“Ja. In mijn afweging heb ik mee laten wegen wat voor het OM het beste zou zijn. Als ik weg zou gaan, wilde dat niet zeggen dat de storm zou gaan liggen. Er zou bovendien geen buffer meer zijn tussen het ‘publieke geweld’ en die tien tot twintig collega’s die het werk hebben gedaan. Tegelijkertijd dacht ik dat opstappen in de organisatie sterke emoties zou oproepen, het zou het gemaakte verwijt in zekere zin onderstrepen. Ik heb er een weekend mee rondgelopen. Narrig, kortaf, en met mijn gedachten niet echt bij het andere werk. Uiteindelijk was mijn conclusie dat ik moest blijven en zijn we met een oprecht gevoelde aanvullende reactie op het OVV-rapport gekomen. De aanbevelingen hebben we intrinsiek omarmd, omdat het belangrijk is dat het stelsel verder wordt geprofessionaliseerd. We kunnen goed leven met de aanbeveling om bij dit ‘topsegment’ van zware criminaliteit en terreur het gezag over bewaken en beveiligen over te hevelen naar de NCTV of een andere organisatie.”
Je bent een energieke man. Ook moe nu?
“Ervaringsdeskundigen zeggen me: ‘Let maar op, je zal straks doodmoe zijn’. Ach, ik ga het meemaken. Dat energieke zal ik niet meteen verliezen en ik zal fit proberen te blijven. Ik heb bewondering voor mensen die het wél kunnen, maar ik ben geen type die een halve dag kan gaan zitten. Mijn kinderen, inmiddels dik volwassen, konden vroeger ondanks hun drukke agenda, weleens een hele zaterdagmiddag op de bank hangen. Daar ben ik jaloers op, want ik kan dat niet. Vanwege mijn calvinistische vorming waarschijnlijk: soberheid, hard werken en niet te gek doen. Ik zou direct dat stemmetje in mijn hoofd horen: ‘Wat lig je nou op de bank; ga eens wat nuttigs doen!’”
Weet je al wat je gaat doen na het collegevoorzitterschap?
“Ik heb mijn vrouw Diana plechtig beloofd dat het geen functie wordt waarin ik altijd ‘aan’ moet staan. Het weekend gaat voortaan meer het weekend zijn. Ik ga, zoals ik er nu tegenaan kijk, niet meer aan een jarenlange bestuurstermijn beginnen. Wat ik wel wil, daar moet ik nog even over nadenken. Eerst wil ik mijn hoofd maar eens leeg maken. Bij het OM blijven werken is ook een optie. Als hoofdofficier en PG heb ik ook af en toe zittingen gedaan. Dan moest ik wel in de ondertussen veranderde wet duiken, maar het is als fietsen en schaatsen: de basis verleer je niet.”
Als een trainer die de kicksen weer onderbindt en het veld in rent. Smaakte het naar meer?
“Ik sluit het nog niet uit, maar hoe dan ook zal het niet direct gebeuren. Officierswerk is een teamsport en het voelt voor mij ongemakkelijk in een team te stappen op het moment dat de inkt op door mij ondertekende Collegebrieven nog nauwelijks droog is. Maar goed, over een paar maanden is iedereen je vergeten en ziet de wereld er anders uit.”
Is dat zo?
“Ze zijn me dan niet echt vergeten, maar ik ben realistisch: het werk en het vak is vluchtig. Het OM is bovendien veel groter dan zijn voorzitter.”
Je drukt als voorzitter toch ook een stempel op de organisatie?
“Ach, als mensen spreken over PG’s van jaren geleden, zit dat vooral in de anekdotische sfeer. Dus, mijn legacy? Mijn ziel en zaligheid heb ik in het OM gelegd. Maar of dat effect heeft gehad en onze organisatie heeft geholpen? Ik heb geen last van valse bescheidenheid hoor, maar vraag dat aan anderen.”
Je maakt je klein. Je bent eerste man en boegbeeld!
“Ik maak me niet klein, want dat realiseer ik me allemaal. Maar het gaat om de appreciatie van anderen daarvan. Ik kan zeggen: het is na die begintijd een stuk rustiger in de organisatie geworden. Maar als je bij een team komt waar ze zeggen ‘man, het is elke dag een gekkenhuis hier’, wat zijn mijn woorden dan waard? Peil het eens bij anderen.”
Een laatste poging. Heb je aan het begin bijvoorbeeld gedacht: ondermijning krijgt wat te weinig aandacht, dat ga ik proberen te veranderen?
“Tuurlijk!”
En is dat gelukt, al dan niet door jouw inspanningen?
“In die negen jaar – want ik zat ook voordat ik voorzitter was al drie jaar in het College – is veel veranderd in de dynamiek en complexiteit van de samenleving en in de criminaliteit. Die ondermijnende vormen van georganiseerde criminaliteit stonden in 2015 nog niet uitgebreid in het meerjarenplan. Cyber ook nauwelijks. In beide is een enorme versnelling gekomen en wé, niet ik, hebben sinds die tijd enorm veel stappen gezet. Daar hebben we als College veel aandacht voor gevraagd en ik vind dat dat geland is. Mede daardoor zijn wij in het coalitieakkoord uiteindelijk goed daarvoor bedeeld. Negen jaar heb ik in het College gezeten en pas bij de afgelopen coalitie is het bezuinigingsjuk uiteindelijk gekanteld. Twee jaar eerder, in 2019, was het al gelukt om de toekomstige extra bezuinigingen die toen nog op de agenda van het vorige kabinet stonden, ervan af te halen. Dus zeven jaar lang was sprake van teruggang en was het bij onze financiën van-dik-hout-zaagt-men-planken. Die verandering is niet zomaar gelukt, daar is door ons veel energie aan besteed.”
Al vrij snel nadat je in 2014 PG werd, werd vlucht MH17 neergeschoten.
“1 april 2014 ben ik PG geworden en op donderdag 17 juli, terwijl ik de Vierdaagse liep, werd de MH17 neergeschoten. Die Vierdaagse heb ik nog wel uitgelopen, aan de telefoon zo’n beetje. En vanaf die week ben ik er bestuurlijk mee bezig geweest wat er gedaan moest worden in het onderzoek. Het vonnis en de voorlopige afronding was in de laatste paar maanden van mijn voorzittersperiode, dus die negen jaar is de MH17 steeds meegegaan.”
Welke MH17-momenten zullen je altijd bijblijven?
“De nabestaandenbijeenkomsten, vooral die eerste. Ook de manier waarop de stoffelijke overschotten terugkwamen naar Nederland, dat heeft elke inwoner van ons land waarschijnlijk nog op het netvlies. De reconstructie van dat wrak in Gilze-Rijen. En een dag voor het begin van het proces hadden we met de collega’s van de betrokken landen een herdenking en hebben we bij het monument voor de slachtoffers een krans gelegd. Dat maakte ook veel indruk. Het regende, was slecht weer. Heel emotioneel was het. ’s Maandags begon het proces en werkten we nog volle bak – en een dag later brak corona uit. En natuurlijk de vonnissen. Een mijlpaal.”
Er was ook een houding: waarom doen we het? We gaan de daders nooit in het gevang krijgen. Is het goed dat we het toch gedaan hebben?
“Hartstikke goed. Alles is uit de kast gehaald. Heel veel waardering voor OM’ers en politiemensen die daar, jaar in, jaar uit, onderzoek hebben gedaan met tientallen, honderden mensen! Het idee van rechtdoen was zó dominant. Geen énkele twijfel of dit moest worden voltooid. Ook al wisten we dat als er veroordelingen zouden komen, het dan betrekkelijk toevallig zou zijn als er ooit een van die drie – wij dachten vier, maar goed, het zijn er drie geworden – daadwerkelijk zouden worden opgepakt. Ja, het is goed geweest, zo hebben de nabestaanden het ook ervaren.”
Is het de zaak die de meeste indruk op je maakte?
“Daar kun je nauwelijks kiezen. De zaak- Holleeder, waarin met kroongetuigen is gewerkt, was natuurlijk belangrijk in onze bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Maar bijvoorbeeld de onderzoeken naar het Stint-drama of naar de verdrinkingsdood in een zwembad in Rhenen, waarbij een 9-jarige meisje verdronk, maakten ook indruk. Heel heftige zaken met veel verdriet en met alleen maar verliezers. OM en politie hebben, met enorme grondigheid en met grote inzet voor waarheidsvinding, de toedracht boven water proberen te krijgen. Die zwembadzaak heeft een grote normerende werking gehad. Zoals tálloze zaken dat gehad hebben.”
Hoe beleefde je de tijd waarin het rapport-Fokkens verscheen over integriteitkwesties in de OM-top?
“‘Fokkens’ heeft in het OM en de buitenwereld veel beroering gegeven, en terecht. Daar ben ik zelf heel diep in gegaan, omdat ik persoonlijke betrokkenheid voelde bij wat er gebeurd was. Ik was van slag, zat stuk en moest mezelf bij elkaar zien te rapen. Ik zie me nog zitten, thuis in mijn stoel, uren achtereen lezend in het rapport dat zo confronterend was. Af en toe gooide ik het van me af, vond ik het genoeg geweest en moest ik even een rondje lopen. Maar dan ging het malen en ging ik maar weer lezen. Ik maakte aantekeningen, want ik moest natuurlijk reageren. Ik praatte erover met mijn vrouw. Nog vroeger dan anders ging ik naar bed. Dat voelde zelfs als ontsnapping, een soort therapeutische uitwerking. Dan sliep ik goed en kon ik er de volgende ochtend anders naar kijken. Op een gegeven moment kon ik de knop omzetten en denken: het is zoals het is. Daarbij voelde ik me gesterkt door alles wat de commissie-Fokkens adviseerde en waarbij zij het vertrouwen in het toenmalige College uitsprak. Integriteit is heel belangrijk. En ook meteen mijn achilleshiel, want ik ben er heel gevoelig voor. Anderen zeggen me wel eens dat ik niet zo streng voor mezelf moet zijn, maar ik voel het dan rechtstreeks in mijn buik. Ik voelde me enorm verantwoordelijk, ook voor situaties waar ik niet rechtstreeks invloed op had gehad. Ik voelde ook sterk de verantwoordelijkheid om alles te doen om uit die situatie te komen. Dat is lange tijd een rode draad in mijn werk geweest. Na de publicaties ben ik overal binnen het OM geweest, heb ik op 17 plaatsen zeepkistbijeenkomsten bezocht. Ik heb dat graag gedaan, maar dat waren niet altijd fijne bijeenkomsten. Er was veel wantrouwen en scherpte, ook tegen mij. Dan kwam ik ’s avonds thuis en zei ik tegen Diana: ‘Goh, ik dacht dat ze het bij ons zo onveilig vonden, maar als je dan vandaag hoort wat ze de voorzitter teruggaven...’”
Wij hebben PG Guus Schram feedback over jou gevraagd. Guus spreekt over een goede klik en noemt jou warm: je nam altijd cadeautjes mee als je bij hem in Curaçao op bezoek kwam. Tegelijkertijd ziet hij ook dat je wat afstand houdt.
“We kunnen het goed met elkaar vinden, we hebben ook jaren samengewerkt binnen het Landelijk Parket. En daar zit veel hartelijkheid en kameraadschappelijkheid in. Zo heb ik in de loop der jaren best een aantal keer collega’s met partners bij mij thuis uitgenodigd, dat is goed voor de onderlinge binding. Maar dat is het dan ook wel. Je moet geen vrienden hebben in je werkomgeving - althans, je moet óók altijd inhoudelijk afstand kunnen houden. Het zou best eens kunnen dat Guus en ik, als ik deze functie niet meer heb, samen op een zaterdag bijvoorbeeld een stad bezichtigen. Dán kan je dat beter doen dan nu. Niet omdat ik nu de klik niet voel. Maar er wordt naar je gekeken en professionaliteit van je verwacht.”
Guus is onder de indruk van hoe je bij ondernemingsraden op handen wordt gedragen.
“Dat viel mij ook op. In die laatste gesprekken kreeg ik zelfs cadeautjes en kaarten. Dat persoonlijke gebaar deed me veel. Het verraste me ook, want ORonderwerpen zijn natuurlijk best zakelijk en gesprekken over werkdruk en ICTproblemen konden ook pittig zijn. Of dat duidt op herstel van vertrouwen? Misschien wel. Wat dat betreft is het OM ook gewoon een warme, collegiale organisatie.”
Je schijft zelf ook veel kaartjes. Guus zei lachend: als iemand zijn kind een zwemdiploma kreeg, schreef jij een kaartje.
"Haha, nou bij zwemdiploma’s dan niet. Maar het klopt. Ik vind het belangrijk dat je ook vanuit de top je waardering laat blijken voor collega’s die je niet elke dag ziet. Bij ambtsjubilea bijvoorbeeld. Over mensen die 25 jaar bij de overheid werken wordt weleens lacherig gedaan. Maar zij vormen een belangrijke ruggengraat voor je organisatie; daar heb je voor de continuïteit van het werk meer aan dan aan collega’s die voortdurend rondhoppen. Waarmee niet is gezegd dat er geen gezonde loopbaanontwikkeling moet kunnen zijn. Mocht Rinus geen kaartjes gaan versturen, dan verliest onze kaartenleverancier een stuk omzet.”
Guus noemt je ook een ‘strenge schoolmeester’.
“Ik probeer óók een ‘schoolmeester’ te zijn die vertrouwen geeft en coacht. En ik ben niet zo controlerend. Maar ja, thuis hoor ik het ook wel: dat ik er in een gezelschap weer zo streng bij had gezeten. Dat is niet mijn intentie, maar ik realiseer me dat ik op gezette tijden als streng overkom. Jaren geleden hoorde ik in een functioneringsgesprek dat ik uit moet kijken dat ik met mijn kritische vragen anderen niet onbewust kleineer. Want dan kwam een officier mijn kamer op met een juridisch-inhoudelijke vraag, en dan was mijn eerste wedervraag: ‘Heb je al goed in de wet gekeken?’ Geen rekening houdend met het feit dat hij of zij dat misschien al twee uur gedaan had. Ik ben daar wel wat ‘ronder’ in geworden. En wat Guus zegt, klopt: je hebt aan mij een slechte als je op een kritische vraag op jouw terrein helemaal geen antwoord hebt. Of nog erger: als je je er dan maar doorheen probeert te bluffen.”
En je hebt een hekel aan telaatkomers?
“Een grondige hekel! Daar kom je niet mee weg. Zelfs als iemand mij van tevoren appt dat hij vastzit in het verkeer, hoor ik direct een stemmetje in mijn achterhoofd: ‘Had je maar eerder weg moeten gaan’. Jaren geleden had ik hier een van mijn eerste teamoverleggen. Om 9.00 uur zat ik keurig klaar – als enige. De een kwam om vijf over negen binnen, de ander om tien over negen, en een heel zootje nog weer later. Al die tijd zat ik te koken. Toen heb ik gezegd: ‘Als dit de maatstaf hier is, dan is dat niet de mijne’ en ik heb die vergadering gelijk gestopt. Het is daarna nooit meer gebeurd dat zij te laat kwamen. Te laat komen vind ik niet echt een uiting van respect. Bedoelen mensen dat vaak niet respectloos? Kan me niet schelen. Ik houd gewoon van op tijd beginnen. En ik houd ook niet van vergaderingen die uitlopen.”
Hoe ingrijpend was corona voor het OM?
“Van de ene op de andere dag mochten velen niet meer naar kantoor en daar waren we niet goed op voorbereid. Daar hebben we het zwaar gehad. En op een zondag werd ik gebeld dat de rechtbanken maandag dicht gingen. Had ik totaal niet zien aankomen. Alle parketten moesten als een dolle al die zittingen gaan intrekken, en verdachten, advocaten en slachtoffers daarover informeren. En niet zomaar één zitting. Alles, op de ‘voorlopige hechtenissen’ na dan. Dat was ongekend. Zes weken zijn de rechtbanken dicht geweest. En vanaf dag 1 liepen de voorraden natuurlijk op. Zeker in het begin, werden onze mensen thuis nauwelijks met ICT-middelen ondersteund. Dat heeft lang geduurd. Stap voor stap hebben we dat beter voor elkaar gekregen, al verdient het nog steeds niet de schoonheidsprijs. Met het hybride werken is er nu wel een nieuw evenwicht gekomen. Collega’s vinden nu een goede balans tussen thuis werken en op kantoor.”
Waarom mislukte het MIT, het multidisciplinaire interventieteam tegen de zware misdaad?
“Dat is teleurstellend verlopen, terwijl er veel van werd verwacht. Van de gedachte erachter verwacht ik eigenlijk nog steeds veel. De unieke formule was dat zes operationele diensten met elkaar samenwerken, bij elkaar in een nieuwe organisatie. Dé analyse van de opheffing heb ik niet. Er kwam kritiek op de manier waarop gedacht werd het MIT vorm te geven. Er is natuurlijk bureaucratie ontstaan. Dat is niet meteen een lelijk woord, maar het ging lang duren en er moest veel worden uitgezocht. Terwijl het veel geld kostte, zag je nog weinig resultaat. Het ontbrak binnen de organisaties wat aan draagvlak en concurrentie speelde ook een rol: het beeld ontstond dat het ‘kannibalistische’ MIT de beste mensen van andere organisaties zou overnemen. Ontevredenheid vond vervolgens snel een uitweg naar media. Als er zo’n zweem om komt te hangen krijg je op enig moment een vehikel dat geen bestaansrecht meer heeft. Ik hoop dat de opvolger, de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit, wel slaagt.”
De AIVD schrijft in zijn jaarverslag complotdenkers als realistisch, groeiend gevaar te zien.
“Wij zien dat natuurlijk ook en we treden op bij strafbaar gedrag. Kijk, complotdenken is niet strafbaar, je mag denken in complotten. Maar als je ter bevestiging daarvan strafbare feiten pleegt, mag dat niet. Dan komen wij. Kijk maar naar recente zaken tegen complotdenkers die straffen kregen opgelegd.” Voel je bij die verwijten de drang om weerwoord te geven? “Het liefst zou ik roepen dat er niks van waar is, maar brede lagen van de bevolking nemen die complotgedachten niet serieus. Tegelijkertijd is het opletten, want een vrij grote groep neemt het wel serieus. Het wrange is: als je bij strafbare feiten optreedt, wordt dat gepercipieerd als onderdeel van datzelfde complot, dus je haalt ze er niet mee uit die spiraal. Maar bij opruiing, bedreiging of belediging treden we op.”
De maatschappij wordt grimmiger, er is polarisatie, veel beveiliging, zelf lees je al een tijd geen reacties meer op twitterberichten. Zou je de Vierdaagse nu nog lopen?
“Ja hoor. Al moet je wel voorzichtig zijn. En mijn gestel moet het toelaten. Ik heb hem zes keer gelopen en toen ik voorzitter werd, ben ik ermee gestopt. Dus die van 2017 was mijn laatste keer. Sindsdien had ik geen tijd meer om te trainen.”
Je club Feyenoord gaat goed, hè!
"Zeker. Bij het aantreden als voorzitter werden ze kampioen en nu – maar je blijft als Feyenoordsupporter altijd voorzichtig – moet het toch wel gek gaan willen ze het bij mijn afscheid níet worden. Sterker: als ik mijn receptie houd, zouden ze het moeten zijn. Ha, dan is de cirkel rond.”
Trap je zelf nog weleens een balletje?
“Met mijn 2-jarige kleinzoon!”
Je schijnt een trotse opa te zijn?
“Het is geweldig. Hij is regelmatig bij ons, Diana past elke week een dag op. Ik heb natuurlijk een bal voor hem gekocht, zo’n plastic ding. Als hij die raakt is het nog vrij toevallig hoor.”
En een Feyenoord-shirt?
“Heeft ie ook al. Gekregen van een collega toen hij net geboren was. Maar opa zijn is zo mooi, elk cliché is waar. Het is zo’n onbevangen kereltje, een echt knulletje. Ziet geen gevaar, klautert overal op en stormt overal op af. Alsof hij een batterij in zijn rug heeft! Die is dan ineens leeg – maar dan heb je er wel úren achteraan gestuiterd hoor. Na een uurtje slapen, is ie weer helemaal opgeladen en dan begint het weer van voren af aan. Prachtig, het wordt alleen maar leuker. Straks gaan we natuurlijk naar het voetbal en naar de dierentuin. Nee, ik heb voorlopig geen tijd en zin om thuis op de bank te gaan liggen.”