Tekst Juriaan Simonis
Foto Loes Spruijt-van der Meer

Recente jurisprudentie over bedreiging met zware mishandeling

Juriaan Simonis is onderzoeker bij het WBOM

Zomaar een greep uit de rechtspraak van 2023 toont dat iemand zich op veel manieren schuldig kan maken aan het misdrijf van art. 285 Sr, bedreiging met een ernstig misdrijf. Men kan een gebaar maken, bijvoorbeeld langzaam de vinger langs de hals halen, een ander een lang, gekarteld mes tonen, een bebloede injectiespuit per post versturen, met een auto hard op iemand afrijden, een Whatsapp sturen met de tekst 'Ik rij langs iedereen zijn huis en ik trek iedereen zijn kankerkop eraf!' of een ander op straat toe schreeuwen 'Ik steek je in je nek'. Die laatste categorie, de ouderwetse mondelinge bedreiging, lijkt nog steeds de grootste categorie onder de bedreigingszaken die door het OM voor de rechter worden gebracht.

Tijdens zo’n zitting is er nog wel eens discussie of de gebruikte woorden voldoende concreet zijn om als strafbare bedreiging te kunnen gelden. De rechtbank Amsterdam veroordeelde bijvoorbeeld een man die tegen een barman had gezegd 'Ik ga je slopen, weet je wie ik ga bellen?' Maar een opmerking van diezelfde verdachte, ‘Hell is coming for you tomorrow’, was volgens de rechtbank te vaag om, zoals de jurisprudentie vereist, bij de barman de redelijke vrees te laten ontstaan dat zijn leven gevaar liep. Andere verdachten zijn dan weer bijna te precies in hun bedreigend taalgebruik: 'ik wil je arm er af zagen en hem in je kont stoppen.'

In zijn conclusie wijst advocaat-generaal Aben er op dat er nogal een verschil is tussen gebitsschade in het algemeen en het uit de mond slaan van álle tanden

'Anders sla ik al jullie tanden eruit!'

In een zaak waarin de Hoge Raad onlangs uitspraak deed speelde een nieuwe rechtsvraag over bedreiging met zware mishandeling. De zaak draaide om een incident op een woonwagenkamp. Twee gemeenteambtenaren ontdekten daar dat iemand aan het bouwen was op een manier die in strijd was met de hem verleende vergunning. Toen ze hem mededeelden dat ze een bouwstop oplegden werd hij kwaad. Uiteindelijk moesten de twee het hazenpad kiezen terwijl de bouwer tegen hun dienstauto schopte en op de voorruit sloeg. Eerder had de man, volgens beide gemeenteambtenaren ‘een grote man’, naar hen geroepen 'Nu opkankeren van het kamp anders sla ik al jullie tanden eruit.' De man werd vervolgd en veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam tot een geldboete van €350,- voor bedreiging met zware mishandeling.

De verdachte stapte naar de Hoge Raad en voerde aan dat hij ten onrechte veroordeeld was voor bedreiging met zware mishandeling. Uit de rechtspraak over zware mishandeling zou immers volgen dat gebitsschade niet zonder meer als zware mishandeling geldt.  

Redelijke vrees

De raadsman had hier op zich een punt. In 2018 heeft de Hoge Raad in een overzichtsarrest het kader geschetst voor de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De wet geeft daar namelijk maar beperkt houvast. In het arrest uit 2018 noemt de Hoge Raad bijvoorbeeld het verlies van het gebruik van een zintuig en verminking en verlamming als vormen van zwaar lichamelijk letsel. Maar over gebitsschade, zoals afgebroken tanden, zei de Hoge Raad dat nadere motivering over de noodzaak en aard van medisch ingrijpen nodig is om dat als zware mishandeling te kunnen aanmerken.

Toch geeft de Hoge Raad de man uit het woonwagenkamp geen gelijk. Bij bedreiging met zwaar lichamelijk letsel gaat het volgens de Raad niet om het daadwerkelijk toebrengen van zodanig letsel, maar om de vraag of bij het slachtoffer als gevolg van de uitlatingen van de verdachte in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de betrokkene zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. En dat laatste had het gerechtshof hier mogen aannemen.

In zijn conclusie bij het arrest wijst advocaat-generaal Aben er op dat er nogal een verschil is tussen gebitsschade in het algemeen en het uit de mond slaan van álle tanden, waarmee deze verdachte had gedreigd. Dat roept dan weer de vraag op hoe de zaak was afgelopen wanneer verdachte alleen had gezegd: ‘nu opkankeren van het kamp anders sla ik tánden eruit’. De gemeenteambtenaren zouden zich vast niet minder bedreigd hebben gevoeld.