Tekst Jochem Davidse
Foto Loes Spruijt-van der Meer en NFI/Josje Deekens
Een innovatieve en effectieve proeftuin
De proeftuin ‘Nieuwe Ronde Nieuwe Kansen’ is een vruchtbare. De pilot van de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bracht met behulp van innovatieve DNA-technologie al in zeker vijftig zaken een verdachte in beeld. Het gaat onder andere om zedenzaken, schietpartijen, geweldsdelicten, drugsdelicten en een ontvoering. Stuk voor stuk dossiers die anders hoogstwaarschijnlijk nog op de plank hadden gelegen.
In de categorie open deuren: bij het oplossen van misdrijven speelt DNA-onderzoek een steeds grotere rol. Op de plaats delict worden biologische sporen veiliggesteld die mogelijk van de dader afkomstig zijn, zoals bloed, huidschilfers, speeksel of een enkele haar. Hieruit wordt door laboranten van het NFI een DNA-profiel opgesteld dat door de DNA-deskundigen wordt beoordeeld en, mits het kwalitatief toereikend is, wordt vergeleken met de Nederlandse DNA-databank voor Strafzaken. Daarin zitten momenteel ruim 380.000 profielen van personen en 70.000 profielen afkomstig van sporenonderzoek. Dat levert in het meest ideale scenario een match op, maar doet het dat niet, dan is de hoop op een doorbraak nog altijd niet vervlogen. Jaarlijks worden er aan de DNA-databank voor Strafzaken namelijk zo’n 20.000 personen toegevoegd. Profielen die vandaag geen match opleveren, doen dat morgen dus mogelijk wel. Kwalitatief toereikende profielen afkomstig van onopgeloste zaken worden opgenomen in de databank en daarna automatisch en in een continue cyclus door het systeem gehaald, op zoek naar een match. Daarnaast zijn er DNA-profielen afkomstig uit forensisch sporenonderzoek die kwalitatief niet toereikend zijn om te worden opgenomen in de databank. Deze complexe, incomplete (meng-)profielen werden tot voor kort slechts eenmalig vergeleken met profielen in de databank, maar waren niet geschikt voor een opname en dus ook niet voor een continue vergelijking in de databank.
In de praktijk betekende dat vaak dat het bij die eenmalige vergelijking bleef. Leverde dat niets op, dan verdween het gevonden DNA-profiel met de rest van het dossier op de plank, wachtend op het moment waarop iemand bij politie of OM er na verloop van tijd aan dacht om het nog eens te proberen. Als dat moment er ooit nog kwam.
“Veel collega’s hielden zelf lijstjes bij van dat soort onopgeloste zaken,” vertelt Thalassa Valkenburg, forensisch adviseur bij de politie. “Zaken waarbij ze vaak zelf persoonlijk betrokken waren geweest, en waarvan men hoopte dat die in de toekomst, door de ontwikkeling van DNA-technologie, alsnog konden worden opgelost. Sommigen deden dat heel gedisciplineerd in een zelf aangemaakt Excelbestand, anderen deden het minder structureel in een kladblok, en weer anderen hielden dat soort lijstjes helemaal niet bij. Dat was ieder voor zich, er waren geen duidelijke afspraken over. En ging iemand uit dienst, dan verdween vaak ook zijn of haar lijstje. Op die manier lieten we veel kansen liggen.”
Politie-stagiair
Het is een politie-stagiair die deze gevoelens en frustraties uiteindelijk in kaart brengt en er ook gelijk de logische vervolgvraag aan koppelt: kan het niet anders?
“In onze gezamenlijke overleggen kwam die vraag daarna regelmatig voorbij,” herinnert Mirjam Warnaar zich. Ook voor haar als landelijk forensisch officier van justitie voelde de manier waarop politie en justitie met deze profielen omgingen al langer onbevredigend. “We moesten af van de willekeur,” zegt Warnaar. “Dat ad hoc werken is niet meer van deze tijd. Je wilt niet afhankelijk zijn van iemands geheugen, van iemand die min of meer toevallig denkt: ‘goh, hoe zou het eigenlijk zijn met die en die zaak? Zouden we daar nog iets mee kunnen?’ In de praktijk werkt dat niet. Oude zaken, opgelost of niet, worden overspoeld door nieuwe zaken, zaken die op dat moment urgenter zijn. Er zijn enorme tekorten in de forensische keten, een groot tekort aan officieren, en bij de forensische opsporing is het niet anders. Die mensen hebben echt de tijd niet om nog eens rustig een stapel oude dossiers door te bladeren en te kijken wat daar nog mogelijk is.”
In de proeftuin Nieuwe Ronde Nieuwe Kansen sloegen het Openbaar Ministerie, de politie en het Nederlands Forensisch Instituut daarom de handen ineen, met als doel om ook DNA-profielen met het label ‘geschikt voor eenmalige vergelijking met DNA-databank, niet geschikt voor opname’ in de toekomst voortaan optimaal te kunnen laten renderen.
DNAxs
“Voor de start van de proeftuin was er al vooruitgang geboekt in innovatieve ontwikkelingen, de benodigde techniek was er klaar voor,” zegt Warnaar, waarna ze met een veelzeggende blik het woord lijkt te willen geven aan Sander Kneppers, programmamanager Innovatie en Technologie bij het NFI, maar daar vervolgens aan toevoegt: “Als het gaat om softwareontwikkeling voor DNA-onderzoek loopt het NFI mondiaal voorop, zeg ik even vanuit het OM, dan hoeft Sander zichzelf niet op de borst te kloppen. Maar dat is gewoon zo. Het NFI doet daar heel bijzonder en heel waardevol werk.”
Kneppers: “Het DNA-werkveld is continu in beweging. De berg data die wij in de loop der jaren in de databank voor strafzaken hebben verzameld is enorm en groeit elke dag. DNA-profielen worden bovendien steeds uitgebreider. Waar we twintig jaar geleden per profiel nog maar met zes kenmerken werkten, werken we nu met 27 kenmerken. De uitdaging is om al die data optimaal te benutten. Vergelijk het met een smartphone. Ook die staat bomvol data, maar zonder de juiste apps om die te verwerken, inzichtelijk te maken, te rangschikken en te interpreteren is die data waardeloos. Om zoveel mogelijk kansen te benutten is het blijven ontwikkelen van nieuwe software essentieel.”
Het NFI ontwikkelde daarom het DNA-software pakket DNAxs en daarnaast ook SmartRank om eenmalige vergelijkingen in de databank mogelijk te maken. Beide software-oplossingen zijn nu een aantal jaar in gebruik. Door nieuwe functionaliteiten in die softwaresystemen te bouwen slaagde men er uiteindelijk in om ook voor DNA-profielen die niet geschikt zijn voor opname in de databank, een geautomatiseerd proces in te richten, waarbij ze niet eenmalig, zoals voorheen, maar periodiek met profielen van personen in de databank worden vergeleken.
Daarnaast ontwikkelde het NFI een webapplicatie die het bijhouden van lijstjes, zoals politiemensen jarenlang op eigen initiatief deden, overbodig maakt. Valkenburg: “In die app staan alle lopende zaken per politie-eenheid. De willekeur is daarmee dus weg. Per zaak staat er bovendien bij vermeld tot wanneer de zaak periodiek meedraait in de DNA-databank. Loopt die periode bijna af dan krijg je in de app automatisch een melding. Vinden wij als politie dat een zaak langer zou moeten meedraaien, dan leggen we dat voor aan het OM. Op die manier verdwijnt er geen enkele zaak meer ongemerkt van de radar, zonder dat wij daar zelf actief aan moeten denken. Dat geeft veel rust.”
Super efficiënt
Met de ingebruikname van de nieuwe software, half juni 2021, was de aftrap van de proeftuin Nieuwe Ronde Nieuwe Kansen een feit. Elke nieuwe zaak die ernstig genoeg wordt bevonden, en waarbij sprake is van DNA-profielen die wel geschikt zijn voor vergelijking, maar niet voor opname in de databank, draait sindsdien automatisch mee in het systeem. Een jaar lang worden de gevonden profielen elke twee maanden automatisch vergeleken met profielen van personen in de databank. Wordt er in dat jaar geen match gevonden, dan wordt per zaak gekeken in hoeverre het wenselijk en zinvol is het profiel nog langer te blijven vergelijken. Mogelijk is er, op basis van ander bewijs, inmiddels al een veroordeling in de zaak. En ook capaciteit speelt hier een rol.
Warnaar: “Je moet goed bedenken dat, mocht het alsnog een match opleveren, je die zaak ook wel daadwerkelijk moet oppakken. Wat inhoudt dat andere zaken mogelijk moeten wachten. Is de zaak daar ernstig genoeg voor?”
Sinds 16 juni 2021 draaiden 1700 profielen, afkomstig uit ruim duizend zaken, mee in de proeftuin Nieuwe Ronde Nieuwe Kansen. Tot dusver leverde dat in zeker vijftig zaken een match en een concrete verdachte op. Het gaat daarbij onder andere om meerdere zedenzaken, drie schietincidenten, acht gewapende overvallen, een aantal drugszaken, een straatroof en een ontvoering. Vijftig successen die zonder de nieuwe aanpak waarschijnlijk niet waren geboekt. De ogen van officier Warnaar beginnen er spontaan van de twinkelen. Hoewel de meeste van die zaken nog niet zijn afgerond, heeft ze er het volste vertrouwen in dat ze uiteindelijk tot een veroordeling zullen leiden.
“Wanneer je er zeker van bent dat je met een daderprofiel te maken hebt, is dit soort bewijs vaak zo sterk, zo rechtstreeks, zo doorslaggevend, dat het veel verweren op zitting kansloos maakt. Veel meer heb je meestal niet nodig. Wanneer er sprake is van een DNA-overeenkomst worden in veel vonnissen de overige bewijsmiddelen niet eens genoemd.”
“En het is super efficiënt,” vult Kneppers aan. “We hebben een gigantische hoeveelheid data liggen waarmee we nu ineens heel veel meer kunnen dan voorheen. Terwijl het ons nauwelijks extra capaciteit kost.”
Warnaar: “Ik ben ervan overtuigd dat het ons uiteindelijk zelfs capaciteit bespaart. Juist doordat je forensisch onderzoek inzet als selectiemiddel en dus niet opnieuw zo’n heel dossier moet bestuderen om te kijken waar er wellicht nog mogelijkheden liggen. Het is een extra kans. Het onderzoek heb je in principe al gedaan. De plaats delict is al onderzocht, de getuigen zijn al gehoord, het hele dossier ligt er al. Met heel weinig inspanning los je op deze manier soms toch nog zo’n zaak op.”
Kansen voor cold cases
Wat twee jaar geleden als een proeftuin begon is inmiddels de standaard gang van zaken. Nieuwe DNA-profielen die niet geschikt zijn voor opname in de databank, maar wel voor vergelijking, draaien tegenwoordig automatisch mee in het programma Nieuwe Ronde Nieuwe Kansen. Maar hoe zit het met oudere profielen, afkomstig van onopgeloste zaken van voor 16 juni 2021? Hoe zit het met cold cases? Liggen daar ook nieuwe kansen?
Warnaar: “Dat is de volgende uitdaging. Het OM beslist uiteindelijk welke oudere zaken hier wel, en welke hier niet voor in aanmerking komen, maar we zitten samen in deze projectgroep om die keuzes op een slimme en zo efficiënt mogelijke manier te maken. Daarbij spelen verschillende factoren een rol, maar de twee belangrijkste criteria zijn de ernst van het feit en de zekerheid dat het DNA-profiel een daderspoor betreft.”
Kneppers: “Daarnaast zullen we goed moeten nadenken over de gevolgen ervan. Die zaken zijn minimaal twee jaar oud. In die tijd zijn er duizenden nieuwe DNA-profielen van personen aan de databank toegevoegd. De kans is dus groot dat, wanneer je al die sporen uit oudere zaken in een keer in het systeem invoert, je al snel een heel aantal hits hebt. Dat moet je qua capaciteit wel aankunnen. Dat geldt voor het NFI, waar onze deskundigen al die gevonden overeenkomsten nader moeten onderzoeken, maar ook voor politie en justitie.”
Valkenburg: “We gaan dat daarom weloverwogen en gefaseerd doen, waarbij we ons in eerste instantie zullen richten op zaken die ouder zijn dan twee jaar, maar jonger dan vijf jaar. Dat zijn zaken waarbij wij als politie nog vrij toegang hebben tot het dossier. Bij zaken ouder dan vijf jaar is dat in verband met de privacywetgeving niet het geval, tenzij we daar een speciaal verzoek voor indienen.”
Kneppers: “Bij een zoekactie in onze systemen zijn we zo’n duizend van dat soort zaken tegengekomen. Zaken jonger dan vijf jaar waarvan de gevonden DNA-profielen eenmalig zijn vergeleken, maar die zich lenen voor een periodieke vergelijking in Nieuwe Ronde Nieuwe Kansen. Die zaken kunnen we, als het OM daartoe beslist, relatief snel laten meedraaien.”
Warnaar: “Om te bepalen welke daar daadwerkelijk voor in aanmerking komen, zullen we bij het OM toch echt nog een keer door al die duizend dossiers moeten. Dat is monnikenwerk, maar het zal moeten. Ik hoop dat we binnen nu en een jaar die selectie hebben kunnen maken en die profielen hebben kunnen invoeren. Mijn handen jeuken in elk geval. En ook met de profielen van cold cases zullen we uiteindelijk aan de slag gaan, maar die zijn soms zo oud dat je eerst een heel nieuw DNA-onderzoek zult moeten doen voordat je een profiel hebt waar je iets mee kunt. Maar dat er als gevolg van deze proeftuin ook in die zaken nieuwe kansen liggen, lijkt mij evident.”