Tekst Rianne de Back, landelijk jeugdofficier van justitie

Ik luister naar Manuel (16), in het bijzijn van zijn moeder en advocaat. Hij heeft donker krullend haar, draagt sportieve kleren en heeft gespierde armen. Drie maanden geleden is hij aangehouden omdat in een kast op zijn slaapkamer een wapen met patronen werd aangetroffen. Geboeid is hij toen overgebracht naar het politiebureau. Na het verhoor bracht hij een nacht in een cel door. Het maakte indruk op hem.

Hij vertelt dat hij ‘dat ding’ drie jaar geleden in Duitsland heeft gekocht omdat hij het mooi vond. “Puur en alleen voor de grap,” benadrukt hij. Hij dacht zelfs dat het nep was. En eigenlijk was hij een beetje vergeten dat het nog in zijn kast lag. Na zijn aanhouding heeft Manuel op advies van de Raad voor de Kinderbescherming een oproep gekregen voor een OM-hoorgesprek bij de officier van justitie. Bij dit hoorgesprek vervul ik die rol omdat ik inval voor een collega. Samen bekijken we het wapenrapport van de politie. Daaruit blijkt dat het om een gasalarmpistool gaat. Bepaald geen speelgoed. Met zo’n pistool kun je mensen serieus verwonden, soms met fatale afloop.

Het wordt mij niet duidelijk of Manuel meer van plan was met dit wapen of dat hij het voor iemand moest bewaren. Het lijkt mij sterk dat je vergeet dat zo’n ding in je kast ligt. Dat zeg ik hem ook. En dan al drie jaar? Was hij dertien toen hij het kocht? Bij wie dan en hoeveel betaalde hij? Dat weet hij niet meer. Hij verzekert nogmaals dat er geen kwaad achter zat. Dit gaat niet nog een keer gebeuren! Hij heeft zijn moeder teleurgesteld en schaamt zich tegenover zijn zusje en broertje. Hij wil juist een goed voorbeeld zijn.

Zijn moeder bevestigt dit. Zij heeft hem ingepeperd dat zij geen wapens in huis wil. “Stel dat jouw broertje en zusje het hadden gevonden en ermee waren gaan spelen?” Zij heeft Manuel na de aanhouding twee maanden huisarrest gegeven. Hij moest laten zien dat hij zijn best bleef doen op school. “Dat is gelukt,” vertelt zij trots. “Hij gaat over naar het tweede jaar van MBO niveau 4 bedrijfsadministratie."

Drie maanden geleden is Manuel (16) aangehouden omdat in een kast op zijn slaapkamer een wapen met patronen werd aangetroffen

Als ik Manuel vraag naar zijn toekomstplannen, dan blijkt hij die nog niet te hebben. Hij betwijfelt zelfs of bedrijfsadministratie iets voor hem is. Hij verzekert mij dat hij zijn MBO-diploma zal halen. Als ik vraag hoe vaak hij naar de sportschool gaat dan is dat meerdere keren per week. Hij glundert als ik hem verzeker dat je dat goed kunt zien… Het doel van het OM-hoorgesprek in het jeugdstrafrecht is te komen tot een passende straf, die herhaling zoveel mogelijk voorkomt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de officier van justitie de zaak van Manuel zelf kan ‘afdoen’ omdat de jongen het wapen niet heeft gebruikt. Dat hij niet eerder met de politie in aanraking is geweest, stemt de Raad positief.

Op school gaat het goed en over zijn vriendengroep heeft de Raad geen zorgen. Daarnaast heeft de Raad vertrouwen in zijn moeder, die stevig heeft gereageerd op het wapenbezit van haar zoon. Omdat er op dit moment geen zorgen zijn, is een jeugdreclasseringstoezicht niet geïndiceerd. Wel vindt de Raad het belangrijk dat Manuel voor zijn wapenbezit een duidelijk signaal krijgt: een taakstraf. Hij moet daarvan leren en op de goede weg blijven.

Ik volg het advies van de Raad en deel Manuel en zijn advocaat mee dat ik een taakstraf in de vorm van een werkstraf op wil leggen. Manuel vindt dit terecht. Zijn advocaat is het hier ook mee eens.

Wel maakt Manuel zich zorgen over zijn strafblad. Ik kan er niet omheen: deze strafbeschikking komt inderdaad op de justitiële documentatie. Bij een aanvraag van een verklaring omtrent gedrag (VOG) zal beoordeeld worden of hij die krijgt. Meestal komt dit goed, maar ik kan hem dat niet garanderen omdat het OM daar niet over gaat. Het zou de OM-strafbeschikking, als buitengerechtelijke afdoening, wel een stuk aantrekkelijker maken als jongeren daarna met een schone lei verder kunnen. Dat is toch ook de bedoeling van het jeugdstrafrecht.

Als ik Manuel bij ons afscheid de hand schud, stelt hij nog een vraag: “Kan ik mijn taakstraf bij het verzorgingshuis van mijn opa uitvoeren? Dan kan ik hem daarna meteen bezoeken. Daar wordt hij altijd zo blij van.” Helaas kan ik dat niet voor hem regelen. Die wens moet hij aan de Raad voor de Kinderbescherming voorleggen als hij de oproep voor zijn taakstraf krijgt. Dat gaat hij doen. Zijn laatste vraag ontroert mij. En dat niet alleen. Deze wens wijst er volgens mij ook op dat hij op de goede weg is…