Ooit leek georganiseerde criminaliteit ver van ons bed. Burgers wisten dat zij bestond en verschrikkelijke kanten had, want ze hoorden het op het nieuws als er een liquidatie in het criminele milieu had plaatsgevonden. Maar de onderwereld – het woord zegt het al – was nauwelijks zichtbaar. In je eigen achtertuin zag je die niet.
Dat is veranderd. Na de liquidaties kwamen de vergisliquidaties al dichterbij. Daarna bewuste liquidaties in de bovenwereld waarbij slachtoffers vielen onder advocaten en journalisten. Inmiddels is het zover dat je in steden en dorpen ’s nachts de knallen hoort. Vaak door jonge mensen die zich laten verleiden vuurwerkaanslagen te plegen. Doelwitten van drugscriminelen worden luid en duidelijk gewaarschuwd: de ‘rekening’ voor een onderschept drugstransport of een partij geripte cocaïne moet worden vereffend.
Het is niet langer de ver-van-je-bedshow; het gebeurt in de eigen wijk. Daar worden brave buren wakker geknald. Daar loeien sirenes, zwaaien lichten en zetten rechercheurs de achtertuin met linten af. Daar stofzuigen geschrokken ouders in kinderkamers de glassplinters van het bed. Over die realiteit vertellen verderop in dit nummer OM’ers uit de parketten Amsterdam, Rotterdam en Midden-Nederland.
Als oud-FP’er, waar traditioneel de vuurwerkportefeuille is belegd, werd ik niet wakker van een knal hier of daar. In die tijd keken we – en dat klinkt nu enigszins naïef – vooral door de bril van milieu naar (illegaal) vuurwerk. Hoe is dat veranderd! Vuurwerk, zwáár vuurwerk, is een wapen van drugscriminelen (en van relschoppers). De knul met de rotjes van vroeger is nu regelmatig een jongeman die met explosieven hand- en spandiensten voor drugsbendes verricht en - en passant - zijn eigen toekomst verknalt. Voor naïviteit is geen plaats meer, dagelijks worden we met onze neus op de feiten gedrukt.
De aanpak van de zware georganiseerde criminaliteit is voor het OM vanzelfsprekend topprioriteit. En die aanpak dient te innoveren en zich continu te blijven ontwikkelen. Bijvoorbeeld door een verbetering van de kroongetuigenregeling, en het zoeken naar meer mogelijkheden om in te zetten tegen criminelen die vanuit de bajes hun activiteiten voortzetten. Ook is het van groot belang dat onze OM’ers en andere hoeders van de rechtstaat hun werk veilig kunnen blijven doen.
Daarnaast zullen we als overheid moeten investeren in preventie door het creëren van meer perspectief in de wijken waar dat nodig is. In die brede aanpak van criminaliteit en criminelen ligt voor het OM de focus op de strafréchtelijke aanpak. Daar zijn we goed in en daarmee kunnen we bijdragen aan de integrale vuist tegen de zware georganiseerde criminaliteit.
Een ding moet me nog van het hart en dat gaat over gegevensuitwisseling. Mede vanwege de toenemende complexiteit van bepaalde criminaliteitsvormen, is uitwisseling van gegevens van essentieel belang. Daarbij dient steeds een afweging plaats te vinden tussen opsporingsbelangen en privacybelangen. Bij die afweging zouden de opsporingsbelangen meer gewicht in de schaal moeten leggen bij vormen van ernstige criminaliteit – bijvoorbeeld bij alle strafbare feiten met een strafbedreiging van 6 jaar of meer – dan bij eenvoudiger criminaliteit. Scherper geformuleerd betekent dit dat om de samenleving tegen machtige, gewetenloze en maatschappij ontwrichtende criminelen te beschermen, wij er naar streven om binnen de overheid ruimhartig informatie te delen.
Guus Schram, College van procureurs-generaal