Tekst Pieter Vermaas

De onbekende kant van het Openbaar Ministerie beschreven

Organisatie en omgeving en taken en thema’s. Het onlangs verschenen veiligheidshandboek over het OM bundelt het allemaal. Als één ding duidelijk wordt in deze verplichte kost, is het dit: het OM doet tegenwoordig alles met iedereen, en schaakt zichzelf af en toe mat.

Wie niet beter weet en af en toe eens wat misdaadnieuws of een politieserie bekijkt, heeft een simpel beeld. Het OM? Dat zijn die zwartgejurkte, individuele, onafhankelijke aanklagers die wetsovertreders voor de rechter slepen. En omdat het rechercheurs zijn die voor de juristen het bewijs verzamelen, hoeven die officieren alleen nog maar het wetboek erop na te slaan om te kunnen werken en te oordelen: schuldig of onschuldig. Even gemakkelijk is het antwoord op de vraag hoe het OM kwaliteit levert. Namelijk: als de officier goed is en het werk van de politie even checkt, is het OM-werk dat ook.

De wat meer geïnformeerde krantenlezer of beginnende rechtenstudent zal een iets completer beeld hebben van wie of wat het OM is. Toch lijkt de stelling niet al te gewaagd: 99 procent van de Nederlanders, en vast ook menigeen die al binnen het OM werkzaam is, beseft niet hoe groot de wereld is die schuilt achter de woorden: 'Openbaar Ministerie; organisatie en functioneren van het OM in Nederland'.

Die woorden vormen ook de titel van de zesentwintigste uitgave in de serie Handboeken Veiligheid, die onder redactie staat van drie professoren: Jan Crijns (hoogleraar straf- en strafprocesrecht in Leiden), Erwin Muller (hoogleraar veiligheid en recht in Leiden) en Rick Robroek (bijzonder hoogleraar Openbaar Ministerie in de strafrechtspleging in Utrecht en tevens directeur van het Wetenschappelijk Bureau van het OM). Het boek, dat je met zijn 658 pagina’s vooral niet op je tenen moet laten vallen, telt 28 hoofstukken, geschreven door 35 auteurs uit de wetenschap (recht, criminologie, bestuurskunde) het OM, Politie, Rechtspraak, advocatuur, ministerie van Justitie en Veiligheid, Raad van State en toezichthouders.

Openbaar Ministerie; Organisatie en functioneren van het Openbaar Ministerie in Nederland.

Redactie J.H. Crijns, E.R. Muller, R. Robroek. Wolters Kluwer, Deventer 2023. ISBN 9789013173673. www.wolterskluwer.nl Prijs: 61,93 excl btw.

Macht

Een boek als dit, zo compleet en met alleen maar het OM als onderwerp, was er nog niet. Best raar voor een organisatie met zoveel macht en maatschappelijk belang. Hoewel het boek ingewikkelde onderwerpen niet schuwt (zoals: is de minister de baas van het OM; heeft het OM tegenwoordig nog een rol bij executie; wanneer wordt gekozen voor strafrecht en wanneer zijn bestuurlijke toezichthouders aan zet?), zijn de hoofdstukken goed leesbaar. Hier zijn geen academici aan het woord die elkaar overtroeven in ‘ingewikkeld doen’.

“Het boek is voor een breed lezerspubliek bedoeld,” zegt redactielid Rick Robroek. “Voor onderwijs, wetenschap en professionals.” Zelf schreef hij hoofdstuk 4, over ‘Organisatie, organisatieontwikkeling en kwaliteit’.

Vroeger werd bij kwaliteit van het werk dus meteen aan de individuele officier gedacht, zegt Robroek. “Is de officier goed, dan kómt het ook goed. Maar er is in de afgelopen decennia steeds meer aandacht gekomen voor rechtseenheid, rechtszekerheid en kwaliteit. Aandacht die ook vanuit het College van procureursgeneraal wordt gestimuleerd. Het OM is in de laatste jaren begonnen om zijn werkprocessen te uniformeren, als vorm van het omhoog brengen van de juridische kwaliteit, los van de individuele officier van justitie. De organisatie en de ICT wordt daarop toegerust. Dat is een kant van het OM die de buitenwereld niet zo ziet. Met dat hoofdstuk wil ik, bijvoorbeeld voor studenten, de OM-organisatie laten zien zoals velen haar nog niet kennen. Dat geldt eigenlijk voor alle hoofdstukken: ze bieden inkijkjes die niet altijd bekend zijn.”

Erwin Muller (links), hoogleraar Veiligheid en Recht aan de Universiteit Leiden, en Rick Robroek, bijzonder hoogleraar Openbaar Ministerie in de strafrechtspleging in Utrecht en directeur van het Wetenschappelijk Bureau van het OM.

‘Inkijkjes’, dat mag een understatement genoemd worden. Honderden pagina’s over OM-geschiedenis, wetten, rechtsgebieden, opsporing, toezicht, vervolging, buitengerechtelijke afdoening, executie, criminaliteitsbestrijding, ondermijning, fraude, milieu, jeugdstrafrecht, hoofdstukken over ketenpartners van het OM, en hoofdstukken over thema’s als slachtoffers, integriteit, maatschappelijke legitimiteit, media, en het Europese perspectief. Vaak zijn hoofstukken zakelijk en informatief, zoals die over jeugdstrafrecht en slachtoffers. En soms zijn ze meer beschouwend getoonzet, zoals het hoofdstuk getiteld: 'Het OM: stabilisatievin van het rechtsstaatschip.'

‘Ons boek geeft inkijkjes die nog niet zo bekend zijn’

Allesweter

De lezende leek zal het al na een paar bladzijden beseffen. Het OM is heel wat meer dan die jurist met dat witte morsslab op de borst. ‘De’ officier van justitie bestaat niet meer. De tijd waarin de togadrager geacht werd als allesweter en alleskunner elke zaak te kunnen doen, ligt decennia achter ons. De vele rechtsgebieden kennen specialistische officieren, zoals aanklagers voor verkeer, milieu, witwassen, mensenhandel, terrorisme, jeugd, high impact crime, cybercrime en veelvoorkomende criminaliteit. Er zij worden ondersteund door informatieofficieren, forensisch officieren, rechercheofficieren, kwaliteitsofficieren, rechtshulpofficieren en gebieds- en beleidsofficieren. En nog vele anderen. Alles met in elk geval de intentie tot meer kennis, kwaliteit, eenheid, samenwerking en slagkracht.

En dat is dan alleen nog het interne beeld. De buitenwereld van de OM’er is anno 2024 heel wat meer dan het politiebureau en de rechtbank. In hoofdstuk 15, de Institutionele omgeving van het OM, zet Erwin Muller de buitenwereld, de belangrijkste organisaties waarmee het OM in ‘veiligheidsnetwerken’ samenwerkt, maar eens op een rijtje. Of het nu gaat om slachtofferrechten, terrorisme of fraudebestrijding: steeds blijkt het OM per thema zo maar met dertig of meer organisaties samen te werken. Een greep uit het netwerk voor fraude: Europol, Interpol, Eurojust, ministeries, politie, bijzondere opsporingsdiensten, belastingdienst, douane, inlichtingenen veiligheidsdiensten, FIU, RIEC, banken, verzekeraars, Financieel Expertisecentrum, Infobox crimineel en onverklaarbaar vermogen.

‘Doe niet alles, maar werk voor veiligheid wel samen’

Riemen

Al dat ge-netwerk brengt vanzelf een hele riedel aan afstemming, informatiedeling, beleidsvorming, convenanten, pilots en programma’s met zich mee. En dan krijg je al lezende over al die taken en prachtige ambities óók een zwaar gemoed. Want de ambities zijn al torenhoog, maar het handhavingstekort zo mogelijk nog veel groter. Waar de maatschappij en politiek na elke schok in de rechtsstaat begrijpelijkerwijze steeds meer wenst – maar daarvoor jarenlang steeds minder wilde uitgeven – moeten OM’ers op het toch zo machtige schip van de rechtstaat maar roeien met de riemen die er zijn. In de wetenschap dat altijd mensen teleurgesteld zullen zijn, onder wie ook OM’ers zelf.

Schaakt het eigenlijk verrassend áfhankelijke OM – moeite genoeg hebbend om de ‘basis op orde’ te krijgen, worstelend met capaciteitstekorten en achterstanden, veel rennend maar betrekkelijk weinig borgend – misschien niet op honderden borden te veel?

“Ons boek”, zegt Erwin Muller, “laat inderdaad zien dat het OM intern en extern op talloze borden schaakt. Ik begrijp ook elke OM’er die verzucht: ‘Pfft, dat is alweer samenwerkingsnummer 24, mag ik nu asjeblieft weer gewoon aan het werk?!’ Dus het OM zal ook moeten kiezen en die beweging zíe je nu ook wel. Maar als je breder kijkt, naar het veiligheidsperspectief van de hele samenleving, is die samenwerking toch ook onvermijdelijk. Zo ben ik zelf een groot fan van de Veiligheidshuizen. In dat soort interdisciplinaire samenwerkingsverbanden zit veel meerwaarde. Dus OM, doe niet alles, maar werk wel samen. In een netwerk moet je er voor proberen te zorgen dat je zó samenwerkt dat het geheel van die samenwerking de veiligheid verbetert. Ik geloof erg in de verbinding tussen OM en samenleving. Ook voor de legitimiteit van het OM is het zaak een goed midden te vinden tussen regels handhaven en meebewegen met de samenleving. Want het idee dat alleen politie en OM samen alles wel kunnen oplossen: daar zijn we inmiddels wel van teruggekomen.”