Tekst Jochem Davidse
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Twee jaar Mainportprogramma
Waar vorig jaar in de Rotterdamse haven voor het tweede jaar op rij minder cocaïne werd onderschept dan in het jaar ervoor, rezen de cijfers van de Zeeuwse havens de pan uit. Ruim 11.500 kilo werd er gevonden. Een stijging van bijna 180 procent. “We zijn op de goede weg, maar we hebben een flinke achterstand goed te maken.”
Op de kade van de haven in Vlissingen-Oost is de Douane druk doende met een grote controleactie. Vrachtwagens met fruit uit Zuid-Amerika worden door mobiele containerscanners gescand en de lading gecontroleerd. Daaromheen gaan de alledaagse havenwerkzaamheden hun onverstoorbare gang. Zogenaamde reachstackers, een soort gigantische heftrucks die containers oppakken alsof het Lego-steentjes zijn, rijden af en aan. Samen bouwen ze een muur van vijf containers hoog.
“Vorig jaar is er een uithaler van die hoogte naar beneden gelazerd,” vertelt Charles Wiegant, officier van justitie in de ondermijningsomgeving van Zeeland- West-Brabant, gehuld in een fluorescerend geel hesje. “Die jongen mag van geluk spreken dat hij nog leeft. Maar van ons is hij nog niet af.”
Achter hem klinkt een bulderend motorgeronk. Een gelost schip, een ‘fruitboot’ afkomstig uit Zuid-Amerika, staat op het punt te vertrekken. Wiegant draait zich om.
“Zie je die rode metalen platen daar boven aan die touwen?”
Hij wijst naar het achtersteven. De dikke touwen waarmee het schip vastligt lopen van de kade omhoog tot aan het dek. Bovenaan, voordat ze daar in een opening verdwijnen, hangen de metalen platen waarop hij doelt, een soort vierkante hoefijzers.
“Weet je waarom die daar hangen?”
Wiegant wacht niet op een antwoord.
“Om de ratten tegen te houden. Die zouden anders over de touwen zo het schip op lopen. En heb je eenmaal ratten aan boord, dan heb je een groot probleem.”
Een simpele oplossing voor een groot probleem: was het voor Wiegant ook maar zo gemakkelijk. Twee jaar geleden begon hij als havenofficier van het parket Zeeland-West-Brabant. Met zijn aantreden verbond hij zich ook aan het nieuw ontwikkelde Mainportprogramma, een plan van aanpak voor de integrale bestrijding van met name de cocaïnesmokkel via de zeehavens van Vlissingen, Borsele, Terneuzen en Moerdijk. Als havenofficier geeft hij sindsdien leiding aan strategische onderzoeken van de politie in de haven, en is hij samen met de partners medeverantwoordelijk voor die nieuwe, integrale aanpak.
Waar in de haven van grote broer Rotterdam in 2023 voor het tweede jaar op rij minder cocaïne werd onderschept dan in het jaar ervoor, rezen de cijfers van de Zeeuwse havens de pan uit. 11.500 kilo werd er vorig jaar gevonden, waarvan het overgrote deel in Vlissingen. Een stijging van 178 procent ten opzichte van een jaar eerder. Nog eens 7.000 kilo cocaïne, die elders werd gevonden, bleek via de Vlissingse haven te zijn ingevoerd.
Even voordat hij op de kade staat, bevindt Wiegant zich nog in een Douane-gebouw aan de rand van het haventerrein. In de vergaderzaal waar we terugblikken op twee jaar Mainportprogramma wordt hij geflankeerd door Okke van Gelderen, plaatsvervangend districtschef van de politie Zeeland, Chris Mels, regiodirecteur van de Douane, en Sicco Zoer, brigadecommandant Scheldestromen bij de Koninklijke Marechaussee (Kmar) voor de regio Zeeland-West-Brabant. Of zoals Wiegant het zelf omschrijft: ‘zijn havenmaten’. Mannen met wie hij sinds zijn aanstelling als havenofficier een intensief en inmiddels bijna kameraadschappelijk contact onderhoudt.
Bij het Congres Veilige Zeehavens, in september 2022, werd de gezamenlijke ambitie uitgesproken dat de Zeeuwse en West-Brabantse zeehavens in 2030 ‘drugsvrij’ zouden zijn. Een jaar later wordt er in die havens 11.500 kilo cocaïne onderschept. Veel meer dan een jaar eerder. Is dat dan bemoedigend, of is dat juist heel frustrerend?
Mels (Douane): “Beide. Een douanier heeft de ambitie om iedere gram te onderscheppen, dus elke vangst is een juichmoment. Niet alleen onze vangsten, maar ook de successen van de collega’s hier naast me. Want we doen het samen. En omdat we de afgelopen jaren veel meer samen optrekken, onderscheppen we ook veel meer. Zo controleren we nu bijvoorbeeld vier keer zoveel als enkele jaren geleden en hebben we onze controlemethodieken die we in de logistiek uitvoeren aangepast. Dan pak je ook meer. Maar uiteindelijk zou je natuurlijk het hardst moeten juichen wanneer je, dankzij alle inspanningen, een jaar lang helemaal niets onderschept.”
Wiegant (OM): “De nieuwe informatiepositie die we samen hebben gecreëerd stelt ons ook in staat om veel gerichter te controleren naar aanleiding van concrete tips die we binnenkrijgen. Tips vanuit het buitenland, tips van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de politie, van de Douane-informatielijn, anonieme tips, en soms ook tips vanuit de omgeving van drugscriminelen. Op dat en dat schip moeten jullie maar eens een kijkje gaan nemen…”
Zoer (Kmar): “Mijn ervaring is dat die cijfers bij ons vooral motiverend werken. Ik merk dat bij mijzelf, maar eigenlijk bij al mijn collega’s. Daarin is sinds het Mainportprogramma echt iets veranderd. Voorheen werkten wij ook al nauw samen met de Douane, maar nu is de samenwerking veel breder en intensiever. Door vanuit de verschillende disciplines en perspectieven naar criminele samenwerkingsverbanden te kijken, hebben we een veel beter beeld van wat zich daadwerkelijk in die haven afspeelt. Dat stelt ons in staat om de juiste dingen te blijven doen en de juiste prioriteiten te kunnen stellen. Het is ook niet meer alleen een kwestie van samenwerken, het is ook echt een gevoel van saamhorigheid. We maken samen die vuist. Zo voelt dat. Dat geeft een enorme boost.”
Wiegant (OM): “Het is niet zo dat die cijfers een enorme tegenvaller vormen. Het was te verwachten. Vanaf het moment dat wij de handen ineen sloegen, wisten we dat er hier veel meer aan de hand was. Dat de omvang van de criminaliteit en de handhavings- en opsporingscapaciteit die we daar tegenoverstelden totaal niet tot elkaar in verhouding stonden. De TCI-info en de informatie vanuit de DRIO (Dienst Regionale Informatie Organisatie, red.) van de politie gaf bijvoorbeeld aan dat er in het havengebied een enorme concentratie was van PGP-telefoons. Dat mag je als een alarmerend signaal beschouwen. Maar als je dan zag wat er wezenlijk gebeurde vanuit de opsporing dan was dat heel weinig. Hier en daar een onderzoek. Dat was het wel.”
Van Gelderen (politie): “Het is eigenlijk beschamend om te zeggen maar vier jaar geleden was de haven voor ons als politie vooral een dossier waarvan we wisten dat er heel wat aan de hand was, maar waar we absoluut geen capaciteit voor hadden om daar ook maar iets aan te doen. Soms kregen we de zaken bijna op een presenteerblaadje aangeboden, en dan moesten we toch de keuze maken om er geen opsporingsvervolg aan te geven. Dan heb ik het over uithalers, over de import van drugs, over ronselaars, over ladingdiefstal, over het hele spectrum. Ik kan je vertellen: dat voelde heel ongemakkelijk en heel slecht. De haven was voor ons gewoon een ondergeschoven kindje. Als we er echt niet onderuit kwamen deden we af en toe wel een onderzoek, maar opsporingstechnisch was er voor de haven niets georganiseerd. Daar was bij de districtsrecherche, waar 55 mensen werken, simpelweg geen capaciteit voor. Dat was de startsituatie.”
Wiegant (OM): “Daarom zijn we begonnen met het bouwen van een gezamenlijke intel-organisatie, het Haven Intelligence Team (HIT). Het OM draagt daar niet aan bij in mankracht, maar vervult wel de gezagsrol en fungeert als aanjager van het proces van informatiedeling. Want het zijn de politie, de Kmar en de Douane, maar bijvoorbeeld ook de FIOD die met elkaar de informatie uitwisselen. Zij zien dingen in het operationele veld die voor andere partijen buitengewoon waardevol kunnen zijn. Vanuit die intel-organisatie hebben we vervolgens zichtbaar kunnen maken dat de opsporingscapaciteit niet georganiseerd was. Dat heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat we zijn gaan kijken of we met die Mainportgelden een gespecialiseerd opsporingsteam op de been konden brengen, waardoor we niet alleen meer cocaïne konden vangen, maar bijvoorbeeld ook uithalers, ronselaars en andere mensen die dat proces faciliteren.”
Van Gelderen (politie): “Die Zeehavenpolitie is sinds afgelopen oktober operationeel en telt nu 25 fte. Als ik kijk naar de onderzoeken die we doen, en vooral ook naar de onderzoeken die we nog altijd níet kunnen doen, dan is dat nog steeds veel te weinig. Om het toch te kunnen behappen proberen we zoveel mogelijk kort cyclisch te werken. Onderzoeken van maximaal een maand, of soms ook maar een week. Langere onderzoeken zijn voor de regionale of landelijke recherche.”
Wiegant (OM): “Het is nog niet wat het moet zijn, maar je ziet wel direct resultaat. Afgelopen maand werden we hier geconfronteerd met een groep van vijf en een groep van drie uithalers. Die zouden voor 1 oktober voor de rechter zijn gebracht en straf hebben gekregen. Einde verhaal. Nu hebben we met dat gespecialiseerde team door kunnen stappen, en hebben we ook de twee ronselaars binnen zitten. Die kunnen we nu in de ogen kijken en zeggen: goh, dus jij bent die stoere kerel die knapen van 16 en 17 jaar oud voor z’n criminele karretje spant… Dat is echt het resultaat van het nieuwe Zeehavenpolitieteam. Dat is nu al zichtbaar. Binnen een paar maanden tijd.”
Van Gelderen (politie): “Wat ons daarbij enorm helpt is die nieuwe informatiepositie die voortkomt uit de betere en intensievere samenwerking. Zo hebben we samen met de Rotterdamse Zeehavenpolitie de zogenaamde bottleneckstrategie ontwikkeld. Een belangrijk onderdeel daarvan is dat we het strafrecht niet alleen gebruiken om mensen op te sporen en voor de rechter te brengen. Waar het ons vooral ook om gaat, is om te ontdekken hoe ze te werk gaan. Die informatie delen we vervolgens weer met bijvoorbeeld de Douane, zodat zij hun controles daar op kunnen aanpassen. Of om een bedrijf te waarschuwen: let op, jouw bedrijf wordt zo en zo gebruikt voor criminele doeleinden. Elk onderzoek sluiten we daarom af met een weerbaarheidsadvies waar men een aantal heel concrete tips uit kan halen. Je ziet ook dat bedrijven daar serieus mee aan de slag gaan. Doordat het bedrijfsleven ziet dat wij als overheid dit probleem steeds serieuzer aanpakken, is de bereidheid om daar aan bij te dragen ook veel groter dan enkele jaren geleden. Zo’n advies gaat ook naar de gemeente, de uiteindelijke toezichthouder op havenbedrijven. Zo vergroten we de veiligheid en de weerbaarheid. Het gaat dus veel meer om barrières opwerpen door slimmer met elkaar samen te werken. Ik ben er van overtuigd dat we het hier in Vlissingen in vrij korte tijd veel moeilijker hebben gemaakt om cocaïne in te voeren.”
In hoeverre is de nieuwe aanpak gemodelleerd naar die in Rotterdam?
Mels (Douane): “Als het gaat om de integrale aanpak zijn er veel overeenkomsten, maar wat veel mensen niet weten is dat Vlissingen een heel ander soort haven is. Rotterdam is een hypermoderne containerhaven waar vrijwel alles geautomatiseerd en gerobotiseerd is. Onbemande kranen lossen daar de containers in een razend tempo. Die worden op onbemande chassis gezet die de containers volledig geautomatiseerd transporteren. Daar komt vrijwel geen mens meer bij kijken. Vlissingen is veel meer een stukgoedhaven. Het merendeel van de lading die hier wordt verwerkt staat op pallets. Die kun je ook scannen, net zo goed als containers, dat is het probleem niet, maar het brengt wel een heel ander soort logistiek met zich mee. Het laden en lossen van pallets is veel arbeidsintensiever.”
Zoer (Kmar): “Waar ze in Rotterdam misschien tien man nodig hebben om een schip te lossen, spreek je hier al snel over twee- of driehonderd man die je daar voor nodig hebt. En hoe meer mensen er in de haven rondlopen, hoe meer risico. Iedere havenmedewerker is voor criminelen een potentieel doelwit, een mogelijke toegang tot de haven.”
Wiegant (OM): “Dat verschil tussen containerhaven en stukgoedhaven zorgt ervoor dat we hier te maken met een heel ander risicobeeld. We zijn hier veel kwetsbaarder.”
Van Gelderen (politie): “Vergeet ook niet dat we ten opzichte van havens als Rotterdam en Antwerpen een behoorlijke achterstand goed te maken hebben. En daar moeten we haast mee maken anders blijft het een kwetsbare plek. In Rotterdam en Antwerpen is men al veel langer bezig om met heel veel kapitaal heel veel te doen. De haven van Rotterdam is een fort. Dat zit tegenwoordig zo dicht dat uithalers met hotelcontainers het terrein op worden gesmokkeld. Dat soort praktijken zijn hier in Vlissingen niet aan de orde. Als je een beetje de weg weet kun je hier als onbevoegde nog betrekkelijk makkelijk het terrein op komen. Wat dat betreft bevinden we ons hier in Vlissingen in een andere fase. Deze regio heeft nooit structureel geld gekregen dat speciaal werd vrijgemaakt voor de zeehaven. Sinds kort gebeurt dat wel, maar het is pas een begin. Het staat nog niet in verhouding met Rotterdam.”
Wiegant (OM): “De Rotterdamse Zeehavenpolitie telt 350 fte. Wij hebben er hier ook 25…”
Van Gelderen (politie): “Precies. Daar zijn we blij mee, maar goed beschouwd is het een schijntje. Om ons werk hier in de haven optimaal te kunnen doen zouden we het team moeten uitbreiden naar minimaal 55 fte. Wat dat betreft hebben we nog een lange weg te gaan. Geen geld, geen Zwitsers.”
Verklaren die achterstand en die kwetsbaarheid ten opzichte van Rotterdam en Antwerpen het waterbedeffect waarvan sprake zou zijn? Met andere woorden: nu het daar steeds moeilijker wordt, probeert men het steeds vaker via Vlissingen?
Mels (Douane): “Eerlijk gezegd word ik zo langzamerhand wel een beetje moe van dat verhaal. Waarom zou de pakkans hier kleiner zijn? Als Douane voeren wij hier in Vlissingen al jaren 24/7 toezicht en controles uit. We zijn altijd in de haven aanwezig met surveillance. Dat is niets nieuws. Het is niet zo dat, nu in de media wordt gesuggereerd dat criminelen hun toevlucht steeds vaker nemen tot de haven van Vlissingen, wij hier ineens denken: misschien moeten we eens iemand de haven in sturen om een kijkje te nemen. Alsof we hier al die jaren zaten te pitten.”
Wiegant (OM): “Dat er sprake is van een waterbedeffect zou ik ook niet zonder meer willen stellen. Kijk naar de kilo’s die afgelopen jaar onderschept werden in Rotterdam en Antwerpen. Respectievelijk 45.000 en 116.000 kilo. Daaruit kun je volgens mij niet concluderen dat die lijnen minder worden gebruikt. Dat zijn nog altijd gigantische cijfers. Er is hooguit sprake van meer spreiding.”
Mels (Douane): “Sinds een paar jaar zien we ook een verschuiving in modus operandi. Kleinere pakketjes drugs die niet in de lading verstopt zitten, maar in verborgen ruimtes in het schip. Of pakketten die onder het schip zijn geplakt of op de Westerschelde door leden van de bemanning over boord worden gegooid om daar door anderen te worden opgevist."
Wiegant (OM): “Vorig jaar hebben we twee van die drop-offs gehad op de Westerschelde. In een van die gevallen ging het om duizend kilo cocaïne die door bemanning overboord was gegooid. Die mannen zouden we dolgraag in onze netten hebben. Dat vergt een complex opsporingsonderzoek. Welk schip is het geweest? Wie zijn daar aan boord? Daar hebben we simpelweg de mensen niet voor. We kunnen meer dan we een jaar of twee geleden konden, veel meer, we zijn op de goede weg, maar dat we ook nog altijd een hoop dingen niet kunnen doen, is duidelijk. Tegelijkertijd - en ik weet dat mensen dit niet willen horen, maar ik zeg het toch - is het hoog tijd dat we nou eindelijk eens onze naïviteit verliezen. Wil iedere gebruiker nu alsjeblieft ophouden met te denken dat zijn lijntje of pilletje níet heeft bijgedragen aan de explosies, de liquidaties en al die andere ellende die ermee samenhangt?”