Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer

Drie officieren over werken op basis van intelligence

In grote onderzoeken heeft datagedreven opsporing een nieuw tijdperk ingeluid. Daarin maakt de verhorende, observerende en vingerafdrukken afnemende rechercheur grotendeels plaats voor de datascientist. Een ontwikkeling die voor het OM niet zonder gevolgen blijft. Interview met drie officieren die dagelijks met intelligence in de weer zijn. Over harken en zeven van data, rechtmatigheid en keuze van onderzoeken. “Meer dan ooit moeten officieren beseffen dat ze een schakel zijn in een groter geheel.”

Duizelingwekkende hoeveelheden data zijn het afgelopen decennium blootgelegd nadat politie en justitie door de versleuteling braken van vooral bij criminelen geliefde cryptotelefoondiensten. In 2016 gaf een ‘cryptotelefoonoperatie’ bij Ennetcom zicht op 3,6 miljoen chatberichten. Meer succesvolle kraken bij cryptoplatforms volgden. In 2019 bij ANOM: 27 miljoen chatberichten. In datzelfde jaar ook bij Sky ECC, met 1 miljard (1.038.415.817!) berichten. In 2020 werd EncroChat gekraakt: 103 miljoen berichten. En in 2022 ging Exclu voor de bijl: 10 miljoen chats.

Deze en andere grote datasets illustreren bij uitstek de rol die datagedreven werken speelt in de hedendaagse opsporing en vervolging van strafbare feiten. In grote onderzoeken naar ‘haaldelicten’, die niet vanzelf door aangevers aan de politie worden gemeld, is de manier van werken voor altijd veranderd. Dat is de overtuiging van Josien van Aken (kwartiermaker van het Landelijk Bureau Intelligence, LBI, ondergebracht bij arrondissementsparket Rotterdam), Annemarie Kwaspen (rechercheofficier van arrondissementsparket Zeeland – West-Brabant; eerder zette zij het Crypto Data Cluster bij het Landelijk Parket op) en Rob Kloos (informatieofficier bij parket Rotterdam en voorzitter van het Landelijk Platform van Informatieofficieren).

Van links naar rechts: Rob Kloos, Josien van Aken en Annemarie Kwaspen voor ‘Het dossier’. Het kunstwerk van Jeroen Henneman staat voor: 'het eenvoudige, machtige papier waarop alle informatie die in onze wereld van belang is, kan worden vastgelegd. Het recht heeft de taak dwars door alle informatie heen, glashelder zijn weg te vinden'.

In een kamer in parket Rotterdam met uitzicht op de Kop van Zuid en de Rijnhaven proberen zij de veranderingen te overzien, en de gevolgen die die hebben voor het OM-werk. Een kernbegrip in dat gesprek is ‘intelligence’, de uit alle gegevens geduide informatie die richting geeft aan strafrechtelijke interventies en die helpt bij sturing: welke strafrechtelijke onderzoeken start het OM op?

Josien van Aken, kwartiermaker Landelijk Bureau Intelligence: 'Tegenwoordig redeneren we anders: als je zo bizar veel data binnen hebt, begint het werk eigenlijk pas.'

Omschrijven jullie die verandering eens concreet?

Kwartiermaker LBI Josien van Aken: “Vroeger bouwde je als officier samen met je parketsecretaris en je rechercheteam zelf je onderzoek op. Dat kon zijn vanuit een aangifte, een melding van Meld Misdaad Anoniem, vanuit een procesverbaal van Team Criminele Inlichtingen, of omdat je op een heterdaadsituatie stuitte, bijvoorbeeld een kapitaal delict. Nu start je je onderzoek niet vanaf nul op, maar veel vaker vanuit een verzameling data en intelligence, zoals pakketjes met informatie over de inhoud van die gekraakte cryptoberichten. Vervolgens ga je daarop verder je onderzoek bouwen.

In die zin kent een concrete zaaksofficier in vergelijking met vijf jaar geleden inmiddels een andere manier van werken. Datagedreven. En de hoeveelheid data op gegevensdragers, zoals telefoons, laptops, servers, auto’s, smartwatches, wordt alleen maar meer.”

Op zich: hoe meer relevante gegevens, hoe beter. Tegelijkertijd: de hoeveelheid data in onderzoeken wordt bijna eindeloos

Rechercheofficier Annemarie Kwaspen: “Die gestegen mogelijkheden leiden in onze samenleving vaak tot verkeerde ideeën. Dat de politie maar zo veel mogelijk data binnenharkt. Dat de politie dat allemaal gaat gebruiken en analyseren. Om daarmee tot achter de komma een compleet beeld te krijgen van iedereen, of van bepaalde groeperingen. Gelukkig is mijn ervaring een andere. Ja, de politie krijgt een grote verzameling gegevens binnen, maar het doel daarbij is om juist te komen tot dataredúctie. De politie zoekt gericht naar opsporingsinformatie, dus ze kijkt hoe ze met behulp van tooling strafbare feiten, criminele activiteiten die gaande zijn, uit de gegevens kan filteren. Alle ballast over iemands vakanties en privéleven doet er niet toe, en wordt dus niet bekeken. Omdat het bewijs vaak al in de vergaarde data zit – denk aan al die telefoonberichten – worden datascientists bij opsporingsdiensten steeds belangrijker. Daardoor hoef je andere opsporingsmiddelen niet in te zetten. Dat is best een verandering voor rechercheurs die meer houden van buiten observeren, afluisteren en verhoren.”

Josien van Aken: “Ook het werk van de officier is nu al heel anders dan tig jaar geleden. Toen redeneerden we: als we nou maar alle informatie hebben en die gaan veredelen, dan weten we wat we moeten doen. Nu redeneren we anders. Als je zo bizar veel data binnen hebt, begínt het eigenlijk pas. Daarom moet je goed nadenken waarom je bepaalde data naar binnen wilt halen, en wat je ermee wilt doen. In een eerder stadium moet je als OM en politie, met andere partners, bedenken hoe je de criminaliteit te lijf gaat, daarin moet je eerder keuzes maken.”

Rob Kloos, voorzitter van het Landelijk Platform van Informatieofficieren: 'Vroeger werden eindeloos pre-weeg-documenten geschreven voordat die projectmatige onderzoeken echt startten; nu worden er juist steeds grotere slagen gemaakt via informatie.'

Informatieofficier Rob Kloos: “Het is goed om te benadrukken dat dat heel datagerichte opsporen vooral haalzaken, projectmatige onderzoeken, betreft. Dus vooral zaken van het Landelijk Parket en het Functioneel Parket en grote onderzoeken in arrondissementsparketten. Maar binnen de AP's zal dat voor zo'n 80 procent van de zaken veel minder gelden. Zoals bij veelvoorkomende criminaliteit, zeden en TGO's - al genereren die laatste wel weer intelligence. ZSM betreft voor 99 procent ‘brengzaken’, dus daar speelt datagedreven opsporen een minder grote rol. Het zijn vooral de grote onderzoeken waarin je veel keuzes moet maken. Hoe meer keuzes je hebt, hoe meer ‘intel’ tegenwoordig wordt betrokken bij het onderzoek. Vroeger werden eindeloos pre-weeg-documenten geschreven voordat die projectmatige onderzoeken echt startten; nu worden er juist steeds grotere slagen gemaakt via informatie. Daarbij wordt de vraag gesteld: waar zijn we nou het meest effectief? En dan kan een interventie ook buiten het strafrecht liggen. Dan maak je er een casus van voor een RIEC (regionaal informatieen expertisecentrum - red.), of informeer je de Belastingdienst of de gemeente, die misschien een bestuurlijke maatregel kan nemen.”

Annemarie Kwaspen: “Intelligence speelt dus met name in de Onderzoeks- en Ondermijningsomgeving binnen de parketten. Maar bij ZSM/Interventies geldt wel: héb die voelsprieten en ken de adviseur digitale opsporing binnen je parket. Want in die onderzoeken valt veel digitale informatie te halen die van belang kan zijn voor zowel de bewijsvergaring in je eigen onderzoek, als ook voor andere onderzoeken als de verdachte in een crimineel netwerk zit.”

Josien van Aken: “Die werkwijze gaat in de toekomst alleen maar meer worden voor OM’ers. En dan niet zozeer in jouw individuele zaak, maar vooral ook in clusters van type delicten. Daar kun je, als intelligence nog meer een vlucht krijgt, ook strategieën op loslaten. Bijvoorbeeld bij alle dumpingen van afval van synthetische drugs. De analyse daarvan kan nuttige knowhow opleveren voor de werkwijze bij nieuwe dumpingen: ‘O, deze spullen lieten we altijd staan, maar die moeten we juist in beslag nemen’. Los van het resultaat in individuele zaken, kun je meer zaaksoverstijgend trends en ontwikkelingen vaststellen. Op grond daarvan kun je barrières opwerpen en het criminele systeem en de infrastructuur verstoren.”

Zou je intelligence bij onderzoeken naar explosieven bij huizen kunnen inzetten?

Rob Kloos: “Úitgerekend daar. Je kunt op elke individuele aanslag wel de Forensische Opsporing af sturen om het proberen op te lossen. Maar wij zien veel van die betrokkenen. Dan kun je misschien beter van hen die telefoons in beslag nemen en gaan kijken: zien we opdrachtgevers, zien we betalingen? Dan probeer je daar met intel tot de keuze te komen: dít zijn kernfiguren, daar moeten we op acteren, die moeten we aanlopen. Zo gebruik je je informatie om slimmere keuzes te maken. Ook als het dan niet lukt, weet je dat je wel al het nodige hebt gedaan om dat te voorkomen.

Maar Annemarie heeft gelijk: ook bij ZSM helpt alertheid. Stel, ze hebben daar een verdenking van een misdrijf en een ontkennende verdachte. Daarom wil de politie zijn telefoon inzien, dus de officier vraagt de RC (rechter-commissaris, red.) om een machtiging dat de politie daarin mag kijken. Na toestemming van de RC stuit de politie bij het kijken in de telefoon bij toeval ineens op aanwijzingen voor een ander strafbaar feit. Dan is het punt: moet de officier dan opnieuw naar de RC om te kunnen doorpakken op de ontstane verdenking voor het andere strafbare feit? Sinds de beschikbaarheid van grote hoeveelheden data hebben we dan hele discussies over doelbinding, evenredigheid en het zogenaamde Landeck-arrest.” (Een arrest van 18 maart 2025 waarin de Hoge Raad, in afwachting van een wettelijke regeling, in zijn eigen rechtspraak de voorwaarden waaraan politie en justitie moeten voldoen om toegang te krijgen tot gegevens op mobiele telefoons en computers, enigszins bijstelt – red.)

Annemarie Kwaspen: “Binnen het OM kijkt een speciale werkgroep naar alle ontwikkelingen met als doel hierop voor het OM uniform beleid te ontwikkelen.”

Is dat uniform binnen het OM willen werken een reden voor de komst van jouw Landelijk Bureau Intelligence, Josien?

Josien van Aken: “Dat klopt. Overigens, ‘landelijk bureau’ klinkt als een team van zeker twintig mensen, als een heel instituut; maar het is slechts een beleidsmedewerker en ik. Wij zien ons als smeerolie om binnen het OM mensen en ontwikkelingen bij elkaar te brengen. We willen een gedegen gesprekspartner zijn richting politie, ministerie van Justitie en Veiligheid en anderen. En daar hebben we velen binnen het OM voor nodig. Die functie is gericht op de pijlers datagedreven opsporen, datagedreven sturen, en op kennis & expertise. En naast aanjagen is standaardiseren en uniformeren daar inderdaad ook een doel. We zijn in dat verband ook bezig met het ontwikkelen van een handelingskader datagedreven onderzoek. We denken na over cursussen en opleidingen, zowel juridisch als meer praktijkgericht.”

Datagedreven werken volgt de CSAE-cyclus: Collect, Store, Analyse, Engage.

Jullie beklemtoonden bij datagedreven werken het belang van dataredúctie, hoe gaat dat in de praktijk?

Josien van Aken: “Politie en OM hanteren het model ‘CSAE’, dat staat voor collect, store, analyse en engage. Dat is in de kern de ontwikkeling waar we voor staan.”

Annemarie Kwaspen: “Het is een manier van werken, een datastrategie, die aantoont dat je een fundamentele shift in mindset en processen moet hebb en. ‘Collect’ is verzamelen van data, bijvoorbeeld over die explosieven aan huisdeuren, en dan denk je na over welke data je nodig hebt. Van die telefoons bijvoorbeeld. Hoe lees je dat uit, zodat je kunt crossmatchen? Dan heb je het al over ‘Store’: het zo opslaan dat het goed doorleesbaar en doorvindbaar is en je daarop tooling kunt inzetten. Vervolgens ‘Analyse’, dan kom je bij de analyse van data-analisten die die datareductie kunnen doen. In die analysefase verrijk je de data met domeinkennis, niet alleen van ervaren specialistische rechercheurs, maar ook van agenten op straat. Met het resultaat van dat alles kom je aan bij de ‘Engage’-fase. Die engage kan een strafrechtelijk onderzoek zijn, maar ook een andere interventie, door bijvoorbeeld een ketenpartner. En als de engage een actiedag is waarop de politie op meerdere plekken aanhoudt, doorzoekt en gegevensdragers in beslag neemt, zit je al weer in ‘Collect’ en start een nieuwe CSAE-cyclus.”

Annemarie Kwaspen, rechercheofficier in arrondissementsparket Zeeland - West-Brabant: 'Mijn ervaring is niet dat de politie alle mogelijke data wil binnenharken, het doel is juist reductie van data.'

Rob Kloos: “De politie doet nu een enorme investering om die datacare nog beter te organiseren en toekomstbestendig te maken, zodat het OM verantwoording kan blijven afleggen in de zittingszaal over de start en het verloop van het opsporingsonderzoek. Daarom zijn wij als informatieofficieren, en aanpalend ook recherche- en kwaliteitsofficieren, betrokken bij het CSAE-model.”

Annemarie Kwaspen: “Die zaaksofficieren zijn bij de grote datastroom niet erg betrokken, maar moeten het wel snappen. Ze moeten het belang van data begrijpen: voor hun eigen onderzoeken en voor andere onderzoeken en criminaliteitsvraagstukken.”

Josien van Aken: “Als zaaksofficieren begrijpen hoe CSAE werkt en hoe intelligence doorwerkt in het keuze- en sturingsproces, dan begrijpen zij ook dat een informatieofficier juist met een bepaalde zaak naar hen toe komt. Met de beperkte capaciteit bij de politie en met onze eigen beperkte capaciteit maken we met behulp van intelligence betere en bewustere keuzes welke zaken we oppakken. De zaken die we oppakken, dragen bij aan het grotere geheel. Soms houden we een zaak bewust klein en soms investeren we juist bewust meer.”