Tekst Jochem Davidse
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Verminkt voor het leven
Het is een horrorscenario: op straat in Rotterdam krijgt een 36-jarige vrouw vanuit het niets een flinke scheut bijtende vloeistof in haar gezicht gespoten. Wat volgt is een moeizaam onderzoek dat uiteindelijk resulteert in drie veroordelingen. Desondanks blijven Evelien van Veen en Annette de Bruijne, de twee officieren van justitie, na afloop zitten met een gevoel van frustratie en teleurstelling. “Het liefst wil je in zo’n onderzoek alle vragen beantwoord hebben. Niet in de laatste plaats voor het slachtoffer. Dat hebben we niet kunnen doen.”
“Dat je bedenkt om iemand dit aan te doen is al afschuwelijk. Maar dat je zonder aarzeling een opdracht aanneemt om het uit te voeren, en het vervolgens ook daadwerkelijk doet, is ongelooflijk. We zien het vaker bij verdachten, vaak minderjarigen, die een explosief aan een voordeur plakken, maar dit is toch van een heel andere orde. En dat waarschijnlijk voor een paar rotcenten. Verdachten kennen het slachtoffer niet en hebben zeer lichtzinnig, zonder ook maar een moment na te denken over de gevolgen hiervan, deze opdracht aangenomen. Het gemak waarmee ze dit deden - het is niet te bevatten. En zich er dan van afmaken met een proceshouding van zich maar niets kunnen herinneren of zwijgen. Dit geheel reken ik de verdachten aan.”
De vrouw slaakt een ijzingwekkende gil, de man rent weg
Het ongeloof, de afschuw, en de woede in het requisitoir van officier van justitie Evelien van Veen kan niemand in de volle rechtszaal ontgaan. Toch zitten de twee jeugdige verdachten er uiterlijk onaangedaan bij. Zoals ze er al de hele zitting onaangedaan bij zitten. Laconiek. Op het ongeïnteresseerde af. Vragen van de rechtbank bleven grotendeels onbeantwoord. Weet ik niet meer. Zou kunnen. Zwijgrecht. Foto’s van het letsel van de vrouw die zij voor het leven verminkten lokten geen enkele reactie uit. Het slachtoffer zelf, dat pal achter hen zat, gunden zij geen blik waardig. Naar de emotionele slachtofferverklaring die namens haar werd voorgelezen luisterden zij hooguit plichtmatig. Wachtend op het einde. Ternauwernood het fatsoen opbrengend om de vingers niet in de oren te steken. Het afschuwelijke letsel, de ondraaglijke pijn, de talloze operaties die zij moest ondergaan, de angst die haar er nog altijd van weerhoudt om alleen de straat op te gaan… Het zal allemaal wel.
Geen idee
Terugblikkend op de zaak slaakt Van Veen een diepe zucht. Haar collega, officier van justitie Annette de Bruijne, die in hetzelfde onderzoek een derde, minderjarige verdachte vervolgde, herkent het maar al te goed. Bij haar ging het niet veel anders. “Het liefst zou je zo’n jongen….”
Ze maakt haar zin niet af. In plaats daarvan maakt ze het gebaar van iemand die een ander bij de schouders pakt en hem of haar eens even stevig door elkaar rammelt. “Snap je wel?”

‘VROUW ROTTERDAM-VREEWIJK VERMINKT DOOR BIJTEND ZUUR IN GEZICHT’
Het incident maakte in Rotterdam, maar ook daarbuiten, heel wat los. Het is de avond van donderdag 11 mei 2023. In de Slaghekstraat stapt een 36-jarige vrouw de deur uit van een hamam, een Turks badhuis, waar ze die dag heeft gewerkt en loopt naar het huis van een vriendin, een paar kilometer verderop. Ze wordt daarbij gevolgd door iemand met een fiets aan de ene hand, en een telefoon in de andere.
Even verderop, wanneer ze is overgestoken naar de Vinkenbaan, merkt ze op de stoep een andere man op. Hij is in het zwart gekleed, heeft een donkere huidskleur en een telefoon in zijn hand. Aangekomen op het Zaailand, vlakbij de woning van haar vriendin, voelt ze iemand vlak achter haar staan. Op het moment dat ze zich omdraait spuit de man van dichtbij een bijtende vloeistof in haar gezicht. De vrouw slaakt een ijzingwekkende gil, de man rent weg.
Ze blijkt het slachtoffer van een zuuraanval. Het bijtende zwavelzuur - zoals het NFI later vaststelt - verminkt haar voor het leven. De vrouw heeft tweede- en derdegraads brandwonden in haar gezicht, in haar hals, op haar hoofd, en op haar handen en onderarmen. Wanneer zij weer aanspreekbaar is, weet ze de politie een omschrijving te geven van de dader, maar die is te globaal om naar een verdachte te kunnen leiden. Op de vraag wie haar zoiets verschrikkelijks zou willen aandoen, moet zij het antwoord schuldig blijven. Ze heeft geen idee. Ook de politie staat voor een raadsel. Ooggetuigen zijn er niet, en de fles met zwavelzuur wordt niet gevonden.
Bureau Rijnmond
Van Veen: “Zo’n zuuraanval maken we in Nederland gelukkig weinig mee. In andere landen, bijvoorbeeld in India, komt het geregeld voor. Daar is het vaak een vorm van eerwraak. Met dat scenario hielden we dus ook hier rekening, maar het liefdesleven van de vrouw en haar familiekring boden daar geen enkel aanknopingspunt voor. Ook hebben we onderzoek gedaan naar de hamam waar ze die dag werkte. Ze had daar in het verleden vaker gewerkt, maar die periode had ze eigenlijk afgesloten. Ze was nu meer een soort invalkracht en werkte daar zeker niet dagelijks. De aanval moest dus gepleegd zijn door iemand die wist dat ze daar die dag werkte en tot hoe laat. Dat waren niet veel mensen. Bovendien dachten we op camerabeelden iets opvallends te zien. Kort nadat de vrouw de hamam verliet, kwam ook de eigenaresse van de zaak kort naar buiten. Ze leek naar iemand te gebaren. Heel duidelijk was dat gebaar niet, maar je zou het kunnen uitleggen als een gebaar van ‘zij is het, haar moet je hebben.’”
Maar ook aanwijzingen voor een verband tussen de aanval en de hamam worden niet gevonden. Wat rest is een ander camerabeeld. Niet van de aanval zelf, want die vond plaats buiten het zicht van de camera’s, maar wel van een jongeman die zich in zijn eentje op hetzelfde tijdstip in de buurt ophield en enige tijd achter het slachtoffer aan lijkt te lopen. De beelden laten aan kwaliteit nogal te wensen over, maar het is het proberen waard. Op 21 september 2023, ruim vier maanden na de zuuraanval, worden ze vertoond in Bureau Rijnmond, het opsporingsprogramma van de lokale omroep RTV Rijnmond. Twee dagen later gaat bij officier Van Veen de telefoon.
“Op zo’n moment maak je natuurlijk wel even een sprongetje,” herinnert zij zich. “Achteraf is dat de doorbraak gebleken. Al was het nog slechts het begin van een zeer moeizaam onderzoek.”

De man die zich naar aanleiding van de opsporingsberichtgeving bij de politie heeft gemeld, is de 18-jarige SB. Hij erkent dat hij de jongen op de beelden is, maar heeft met het incident niets te maken, zegt hij aanvankelijk. Hij was daar om een coffeeshop te bezoeken. Wanneer de politie hem confronteert met meer camerabeelden, waarop te zien is dat hij de bewuste coffeeshop niet binnengaat, herinnert SB zich dat hij er op het laatste moment achter kwam dat hij geen geld bij zich had. Zijn ondervragers geloven weinig van zijn verhaal en blijven hem vragen naar de werkelijke reden van zijn aanwezigheid op die plek op die bewuste avond. Een plek waar hij niet in de buurt woonde en waar hij ogenschijnlijk niets te zoeken had. Waarom liep hij achter de vrouw aan?
'In jouw voordeel moet je gewoon zwijgrecht doen. Jij hebt het gedaan'
Van Veen: “Ik geloof dat hij wel acht of negen keer is verhoord en telkens vertelde hij een verhaal dat weer net even anders was. Maar hoe wisselend zijn verklaringen ook waren, en hoezeer het ook van de hak op de tak ging, er zaten wel elementen in die we konden verifiëren. Toen hij dat eenmaal doorhad, gaf hij al snel zijn betrokkenheid toe. Sterker nog, hij noemde de namen van twee andere betrokkenen.”
Volgens SB was het de 20-jarige AJ die de zuuraanval had uitgevoerd. Ook noemde hij de naam van RD, een 17-jarige jongen die bij het plan betrokken zou zijn geweest. Geen van allen kenden zij het slachtoffer. AJ zou de opdracht hebben aangenomen van iemand die hem via Snapchat had benaderd. Meer wist SB er niet van, beweerde hij. Ook de twee andere verdachten worden aangehouden en verhoord. AJ ontkent alles en beroept zich verder op zijn zwijgrecht. De minderjarige RD is iets spraakzamer en bevestigt grotendeels de verklaring van SB: AJ had het zuur gegooid. Zelf wist hij wel van het plan af, maar daarin had hij geen enkele rol gehad, beweerde hij. Ook bevestigde hij het Snapchat-verhaal.
Een complexe puzzel
Officier Van Veen slaat de ordner open die voor haar op tafel ligt. Een map zo dik als een schoenendoos.
“Als je dit dossier ziet dan denk je al snel dat er een enorm politieteam met het onderzoek bezig is geweest. In werkelijkheid waren het slechts twee politiemensen die zich hier op gestort hebben. Maar wel twee zeer fanatieke politiemensen. Die hebben zich er echt in vastgebeten. In de histo’s van verschillende telefoons, in alle beschikbare camerabeelden en in alles wat verder ook maar voor handen was om het verhaal van die avond te reconstrueren. En om de rolverdeling tussen de drie verdachten op te helderen. Dat was echt een enorm complexe puzzel.”
De complexiteit van die puzzel blijkt wel uit het requisitoir, dat dusdanig uitpuilt van de telefoonnummers, de IMEI-nummers, de zendmastlocaties en de tijdstippen, dat het moeilijk te lezen valt zonder er duizelig van te worden. Kort samengevat: AJ was inderdaad degene die de vloeistof spoot. SB volgde de vrouw vanaf het moment dat zij de hamam verliet en gaf haar locatie telefonisch door aan AJ. De minderjarige RD had een ondersteunende rol. Hij leende zijn telefoon uit aan SB, hij vergezelde AJ enige tijd, en wachtte op diens verzoek op een straathoek. Ook toont het onderzoek aan dat de drie verdachten kort na de aanval samenkwamen.
Omdat er sprake is van een minderjarige verdachte is inmiddels ook de ervaren jeugdofficier Annette de Bruijne bij het onderzoek aangesloten. Samen met Van Veen en met parketsecretaris Niels Scholtens, die van begin tot eind nauw bij het onderzoek betrokken is, bespreekt zij het tot dan toe vergaarde bewijs: de aangifte, de logistieke puzzel op basis van de telefoongegevens en de twee verklaringen van SB en RD, die beiden AJ als hoofdverdachte aanwijzen. Dat alles bij elkaar zou genoeg moeten zijn, denken zij. Desondanks besluiten ze ook een laatste mogelijkheid niet onbenut te laten.

Van Veen: “De verdachten AJ en SB verbleven destijds in hetzelfde Huis van Bewaring. Door hen samen op de luchtplaats te laten, zouden ze zeker met elkaar in gesprek gaan. Een gesprek dat wij zouden meeluisteren. Het idee erachter was dat als AJ door zijn medeverdachten inderdaad vals beschuldigd werd, zoals hij stug volhield, hij daar zeker iets van zou zeggen. Ik zou in elk geval woest zijn.”
Die aanname blijkt deels juist. De twee gaan inderdaad over het feit met elkaar in gesprek, maar echt boos lijkt AJ niet, zo blijkt uit het volgende fragment van het OVC-gesprek (Opname Vertrouwelijke Communicatie):
SB: 'Ja sorry man, ik zeg je eerlijk, ik heb gewoon gesproken man. Ik ga niet de schuld van iets wat ik niet heb gedaan op mij nemen, man. In jouw voordeel moet je gewoon zwijgrecht doen. Jij hebt het gedaan.'
AJ: 'Maar dat weten ze niet.'
Het vonnis
Omdat er bij jeugdzaken extra waarde wordt gehecht aan het belang van korte doorlooptijden, is officier De Bruijne in oktober 2024 de eerste die met de zaak op zitting staat. Samen met het slachtoffer en haar echtgenoot wacht ze in de rechtbank op de slachtofferadvocaat. De vrouw draagt handschoenen en een hoofddoek, maar officier De Bruijne weet wat daaronder schuilgaat. De foto’s van haar vreselijke verwondingen zitten niet alleen in het dossier, ze staan ook op haar netvlies. Dan haalt de echtgenoot ineens een aantal andere foto’s tevoorschijn. Foto’s van voor de aanval.
“Het waren hun huwelijksfoto’s,” zegt De Bruijne. “Daarop zag ik een hele knappe, stralende en gelukkige jonge vrouw. Een vrouw die nu, uit het niets, voor het leven verminkt was. Dat contrast… Echt vreselijk.”
Twee weken later wordt de minderjarige RD conform de eis van officier De Bruijne veroordeeld tot 280 dagen jeugddetentie, waarvan 120 voorwaardelijk. Onder andere door een (volgens officier Van Veen ‘kansloos’) wrakingsverzoek van de verdediging laat de berechting van de twee andere verdachten dan nog een half jaar op zich wachten. In april 2025 wordt hoofdverdachte AJ eveneens conform de eis veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar. Tegen SB, de jongen met wie het onderzoek begon, eiste het OM vier jaar cel, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar dat pakt anders uit. Hoewel hij ten tijde van de aanval net meerderjarig was, ziet de rechtbank voldoende reden om hem volgens het adolescentenstrafrecht te berechten: 14 maanden jeugddetentie. Wel wijst de rechtbank de ingediende schadevergoeding in zijn geheel toe: een bedrag van bijna 300.000 euro.
'Dit soort jongens groeit op in een totaal andere wereld. Daar hebben wij geen idee van'
Beide officieren van justitie zijn tevreden met de vonnissen, al blijft het een zaak die ze met de nodige frustratie en teleurstelling afsloten. Om meerdere redenen.
“Het liefst beëindig je zo’n zaak met het idee dat de verdachten hun lesje wel geleerd hebben,” zegt Van Veen. “Dat idee heb ik hier helemaal niet.”
De Bruijne: “Een groot deel van de frustratie en de teleurstelling zit hem in de verwachtingen die je hebt. Je bent al snel geneigd om te denken dat mensen, ook al zijn ze nog jong, iets net zo verschrikkelijk vinden als jij. Met name in het jeugdrecht is dat een veelgemaakte vergissing. Ik zie het ook bij sommige rechters. Die proberen op zitting vaak in gesprek te gaan met jeugdige verdachten zoals ze dat ook met hun eigen kinderen zouden doen. Maar dit soort jongens groeit op in een totaal andere wereld. Daar hebben wij geen idee van. Je kunt ze wel een gevangenisstraf en een schadevergoeding opleggen – en begrijp me niet verkeerd: die verdienen ze ook – maar écht contact met ze maken, en verwachten dat ze na zo’n veroordeling hun leven zullen beteren, dat is een illusie. Dat is treurig, maar zo is het.”
“Geen van deze jongens had een strafblad,” zegt Van Veen. “Dat zou je best opmerkelijk mogen noemen. Het zijn jongens die de gevolgen en de impact van hun daden totaal niet overzien. Heel simpele, beperkte jongens, met een bewogen jeugd en een enorme bagage. Ze gaan niet naar school, hebben geen werk… Misschien verwachten we wel meer van hen dan ze kunnen leveren. Hetzelfde geldt denk ik voor ons hele strafrechtsysteem.”
Wat was het motief?
En dan is er nog de grote vraag die tot op de dag van vandaag onbeantwoord blijft. Waarom werd juist deze vrouw het slachtoffer? Wie was de opdrachtgever en wat was het motief?
“Dat we de opdrachtgever niet hebben kunnen achterhalen, dat blijft enorm balen,” zegt Van Veen. “Het liefst wil je in zo’n onderzoek alle vragen beantwoord hebben. Niet in de laatste plaats voor het slachtoffer. Dat hebben we niet kunnen doen. Daardoor hebben we bij haar ook niet de angst kunnen wegnemen. Zij vraagt zich nog steeds af wie het op haar gemunt had, en waarom. Die dreiging, die angst, die blijft. Overigens toonde zij zich gedurende het onderzoek, en ook na afloop ervan, wel heel dankbaar voor de inzet van zowel de politie als het OM.”
De Bruijne: “We hebben er ook echt wel alles aan gedaan. De Snapchat-berichten waarin de verdachten naar eigen zeggen de opdracht kregen hebben we niet boven water kunnen krijgen. Wel is er nog een filmpje gevonden waarop hoofdverdachte AJ met wat bankbiljetten poseert. Het filmpje was een paar dagen na de aanval gepost. In totaal gaat het om enkele honderden euro’s. Vermoedelijk het bedrag dat hij ervoor kreeg, maar zeker weten doen we dat niet.”
De kans dat de identiteit van de opdrachtgever ooit nog aan het licht komt, is volgens beide officieren klein, maar niet ondenkbaar. Bij de hamam waar de vrouw op de dag van de aanval gewerkt had, vonden recentelijk twee aanslagen met explosieven plaats. De eerste in de week na de laatste zitting, de tweede kort na de uitspraak.
Toeval?
Verdachte AJ ging tegen de uitspraak in hoger beroep, net als de minderjarige verdachte RD. Beide procedures lopen nog.