Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer

In zaak-Spindel zag parket Amsterdam geen chauffeur, maar een criminele uitbuiter

Wat begint als een klein Amsterdams onderzoek naar jonge knullen die een aanslag met explosieven poogden de plegen, groeit uit tot een strafrechtelijk onderzoek naar een verdachte van criminele uitbuiting van deze jongens. Officier Benjamin van Duijn leidde het onderzoek, met steun van parketsecretaris Isabella Costa Vieira en mensenhandelofficier Mara van den Berg. In de haven van Antwerpen, via een telefoontap en in data van Snapchat zochten zij naar bewijs.

Iemand die met een klus misschien 750 euro wil verdienen?

Over deze vraag in een Snapchatgroep denkt de vijftienjarige Schiedammer K.S. niet heel lang na. ‘Ja’, chat hij terug, zonder dat hij weet wat er van hem verwacht wordt. Daarna tikt hij zijn adres in de Jeneverstad in.

Dan volgen de ontwikkelingen elkaar snel op. Nauwelijks tien minuten na de ‘ja’ rolt een oranje Toyota Aygo bij hem de straat in, en vraagt de bestuurder K.S. achter in de auto plaats te nemen. Daar zit dan ook de 16-jarige S.M. Tussen de jongens in staat een tas met gefabriceerde explosieven. En terwijl de jongens over de A4 naar Amsterdam worden gereden, wordt hen duidelijk gemaakt welke klus hen wacht. In de hoofdstad zal K.S. de explosieven moeten plaatsen bij een woning en bij een auto aan de Bastenakenstraat. Handelingen die door S.M. met zijn telefooncamera vastgelegd moeten worden. De jongens protesteren niet. Nu nog afzien van de klus lijkt geen optie meer.

De Amsterdamse Bastenakenstraat, 25 februari 2024. Het is bijna kwart voor twee ‘s nachts als meneer I. plotseling twee jongens ziet lopen langs zijn huis. I. staat op scherp, want een paar dagen eerder is door een explosie aan de voordeur al brand ontstaan in de woning van zijn gezin. I. twijfelt geen seconde en stormt zijn huis uit. Hij ziet de ene jongen, S.M., verdwijnen in de nacht. Deze 16-jarige jongen zal later die nacht weer worden opgepikt door de chauffeur van de Toyota en overnachten in de Hellevoetsluise woning van de vriendin van de chauffeur. K.S., die de explosieven zou plaatsen, weet de dans niet te ontspringen. Hij wordt door bewoner I. in de kraag gevat en kort daarna overgedragen aan naar de Bastenakenstraat toegesnelde verbalisanten, die K.S. aanhouden. Op straat vinden de dienders twee flessen met een brandbare vloeistof en een Cobra 6 eraan bevestigd.

Parketsecretaris Isabella Costa Vieira en zaaksofficier Benjamin van Duijn: 'Eenmaal in het criminele milieu gestort, komen jongens daar niet meer uit.'

Totaal verbaasd

Het strafrechtelijk onderzoek dat dan start, wordt geleid door officier van justitie Benjamin van Duijn en parketsecretaris Isabella Costa Vieira. Vanuit het parket Amsterdam blikken zij terug op hun onderzoek, zaak-Spindel. In eerste instantie richt onderzoek-Spindel zich op de twee minderjarige jongens. Als het opsporingsonderzoek wat meer helderheid brengt, besluiten de twee om S.M., die de niet-uitgevoerde explosies had moeten filmen, aan te houden. Als de politie op 13 maart voor de deur staat van de woning van de ouders van S.M., staat officier Van Duijn erbij. “Op zo’n moment,” zo blikt de officier van justitie terug, “ben je benieuwd naar hoe en in welke omstandigheden de verdachte leeft. Hier troffen we een groot gezin aan. Ze sliepen allemaal nog toen wij aankwamen. Toen ze wakker waren, waren ze totáál verbaasd over de komst van de politie. Voor hun 16-jarige zoon en broertje! Ze hadden geen idee.”

In de weken die volgen, brengt het onderzoek steeds meer aan het licht. Het bekijken van de telefoon van beoogd explosieven-plaatser K.S. leidt Van Duijn ertoe om gegevens te vorderen van het in de Verenigde Staten gevestigde Snapchat. Snapchat geeft aan dat verzoek gevolg. “Dat leidde tot de ontvangst van een vrij onleesbaar Excel-bestand. Dat bevatte allerlei gegevens over gevoerde chatgesprekken, maar compleet onvergelijkbaar met hoe Snapchatgebruikers dat zelf op hun telefoon zien. De politie wist er een behoorlijk leesbaar bestand van te maken, al bleef het soms lastig te duiden wie er allemaal precies in zo’n Snapchatgroep zitten. Uit de communicatie bleek in elk geval duidelijk dat jongeren letterlijk in de rij staan om klussen aan te nemen. Die klussen worden daar niet toegelicht, en de jongens die de klussen aannemen stellen daarbij geen vragen. En wat ons ook niet verbaasde: de echt grote bazen die achter het uitzetten van de criminele klussen zitten, zorgen ervoor dat ze niet in die Snapchat-groepen zitten.”

Die laatste woorden zijn van Mara van den Berg, de mensenhandelofficier van parket Amsterdam die bij de zaaksofficier en –parketsecretaris van Spindel is aangeschoven. Tijdens het onderzoek werd Van den Berg al vrij snel benaderd door Van Duijn en Costa Vieira. Want door alle nieuwe informatie is het beeld bij het onderzoeksteam inmiddels gekanteld. De minderjarige jongens K.S. en S.M. zijn zelf weliswaar niet onschuldig, maar zijn naast daders ook sláchtoffers. Slachtoffers van criminele uitbuiting, van mensenhandel dus. De opdrachtgevers op de achtergrond komen tijdens het onderzoek weliswaar niet in beeld. Wel werpen onder meer getuigenverhoren, Snapchatdata en kentekenonderzoek licht op de rol en de identiteit van de chauffeur van de oranje Toyota: verdachte Denilson A. Die zou heel wat meer zijn dan slechts een chauffeur.

Mensenhandelofficier Mara van den Berg: ‘Het opsporingsonderzoek is een schoolvoorbeeld van hoe de politie zo'n zaak zou moeten draaien.’

Ogen schieten vuur

De rechtbank van Amsterdam, 14 mei 2025, een kleine 15 maanden na de bewuste nacht in de Bastenakenstraat. In het verdachtenbankje van Zaal 2A luistert de 23-jarige Denilson A. – sportief postuur, korte donkere krullen, zwarte jas met capuchon – naar het requisitoir van officier Benjamin van Duijn, die stilstaat bij het gezin aan de Bastenakenstraat. “Het slachtoffer, meneer I., slaapt sinds de woningbrand en mislukte aanslag met explosieven met één oog open. En dat valt hém,” de officier pauzeert twee seconden en draait zijn hoofd naar de verdachte, “zwaar aan te rekenen.”

‘Ze zijn bij mij aan het verkeerde adres, ze gaan bij mij echt geen euro lostrekken’

Voordat de officier in de middag zijn requisitoir begon, heeft de slachtofferadvocaat van het getroffen gezin aan de Bastenakenstraat al gesproken. Zij wijst op de mentale en materiële gevolgen van het handelen van A. voor de vrouw van het gezin. “Haar nachtmerries en angsten zijn nog niet voorbij. Ze zat een tijd met haar kinderen elders ondergedoken en derfde daardoor inkomsten van haar werk. Dat deze verdachte anderen voor zijn karretje spant om dit soort dingen te doen, vindt zij onbegrijpelijk en verdrietig.”

Wat doen die woorden met A., vraagt de voorzitter van de meervoudige kamer aan de verdachte. A. schudt het hoofd: “Het is wel een vervelende situatie voor die mevrouw, maar ze zijn bij mij aan het verkeerde adres. Ik was alleen chauffeur. Ze gaan echt geen euro uit mij lostrekken.”

De verdachte kijkt vol goede moed naar de toekomst, vertelt hij de rechtbank. “In het huis van bewaring red ik me wel. Ik moet door met mijn leven. Ik heb een kleine gekregen en ik weet nu dat het zo niet langer kan. Ik zie haar elke week en dan mag ik haar tien minuten vasthouden. Die kleine geeft me de kracht en gaat me veranderen, al heb ik daar wat begeleiding bij nodig.”

De rechter: “Volgens de reclassering speelt bij u een licht verstandelijke beperking en bent u impulsief. U laat zich gemakkelijk beïnvloeden?”

A. knikt. “Ik doe eerst en denk daarna. Achteraf komt de spijt.”

Nog geen minuut later toont meneer I., die ’s nachts die jonge knaap bij zijn huis had gesnapt, zich niet overtuigd van die gevoelens van spijt. Vanaf een meter of zes kijkt hij A. indringend aan. Hij spreekt staccato: “Die grijns op je gezicht. Je beseft nog steeds niet wat je gedaan hebt. Je bent vader en hebt verantwoordelijkheden. Denk aan je familie, je kinderen en de slachtoffers. Ik hoop dat mijn woorden bij je binnenkomen. Je bent je moeder (die zo’n zes meter achter A. zit – red.) al tien jaar verdrietig aan het maken.”

Daarop schorst de rechtbankvoorzitter de zitting. Tijd voor de lunch. Kwaad beent de verdachte de zaal uit. Terwijl de parketpolitie hem begeleidt, schieten zijn ogen vuur.

Direct na de pauze komt de rechter terug op het voorval. “Meneer I. sprak weliswaar indringend en persoonlijk tegen u, maar niet beledigend. Daarna kwam u nogal boos over. Waarom?”

De verdachte: “Ik voelde me beledigd, hij moet mijn familie erbuiten laten.”

Strafblad, cel of dood

Officier Van Duijn laat niet na in zijn requisitoir te benoemen dat de verdachte bij het aanhoren van een slachtofferverklaring geen enkele spijt toont. “Terwijl behalve het gezin aan de Bastenakenstraat, met deze feiten bovendien nog meer slachtoffers zijn gemaakt: de jongens die door A. zijn bewogen tot het doen van klussen. Ingeschakeld met de belofte van snel geld, worden deze justitieel vaak nog brandschone jochies als wegwerpartikelen ingezet om het gevaarlijke werk te doen. Zij zijn het die de risico’s dragen. Zij worden gepakt. Zij zijn voor het leven getekend. Eenmaal in het criminele milieu gestort, komen ze daar niet meer uit. Slagen ze bij het plaatsen van een explosief of het uithalen van cocaïne uit een container? Dan moeten ze dat vaker gaan doen. Slagen ze niet? Dan worden zij voor die mislukking verantwoordelijk gehouden. Op die manier eindigt het voor hun met een strafblad, in de cel, of met de dood. En de mensen erachter, die blijven meestal buiten schot. Maar in deze zaak hebben we wél zicht gekregen op de voorbereiding van de uit te voeren explosie. Daarbij is verdachte in beeld gekomen. Niet enkel als verdachte van het medeplegen van het voorbereiden van die explosie, maar ook van het inzetten en daarmee crimineel uitbuiten van de minderjarige uitvoerders.”

De officier noemt niet zomaar óók het uithalen van cocaïne in zijn requisitoir. Want A. wordt niet alleen ten laste gelegd dat hij jongens naar woonhuizen chauffeurde om daar explosieven te leggen. Maar ook dat hij in zijn oranje Toyota – nu met op de achterbank een ladder, een lamp en een tas – jongens naar Antwerpen reed, om hen in de haven drugs te laten uithalen. Zowel in de nacht van 7 op 8 maart 2024 als in die van 10 op 11 maart worden jongens die door hem zijn vervoerd, aangehouden door de Belgische politie, waarbij ook zo’n 40 kilo cocaïne wordt aangetroffen. De Belgen vragen daarop informatie aan de Nederlandse politie. Over en weer wordt in die weken informatie gedeeld, wat in het Nederlandse onderzoek helpt bij de identificatie van en het bewijs tegen A. Het kenteken van de auto wordt aan A. gekoppeld, de aangehouden jongens verklaren dat zij in de Toyota waren vervoerd om tegen betaling drugs te gaan uithalen, en het uitlezen van de telefoons van de jongens en van verdachte A. legt bloot waar A. de jongens oppikte, hen naartoe reed en hen in Antwerpen afzette.

De nieuwe verdenkingen doen officier Van Duijn besluiten om A. vanaf 30 april 2024 onder de tap te zetten. Een besluit dat zijn onderzoek al snel een boost geeft.

Van Duijn: “Dat was wel een opvallend moment in dit onderzoek: je besluit tot inzet van zo’n bijzondere opsporingsbevoegdheid – en binnen twee, drie uur praat de verdachte al over waarover je hoopt dat hij gaat praten! En dat betreft heftige informatie: gesprekken met een minderjarige over het opblazen van woningen. Die minderjarige begreep de klus en antwoordde: ‘Geef die bom, geef die adressen, ik gooi die kankerhuis de lucht in.’”

Parketsecretaris Isabella Costa Vieira: “Dus toen moesten we een afweging maken. Konden we het nog even rekken om meer bewijs te vergaren, of moesten we direct gaan aanhouden? Daar waren we eigenlijk snel uit.”

Van Duijn: “Ik heb met de rechercheofficier nog over de opties gesproken. Gezien het gevaar en het feit dat de verdachte met een minderjarige sprak moesten we de verdachte óf 24/7 schaduwen óf direct ingrijpen. Maar schaduwen zou niet zoveel zin hebben; de verdachte zou die bom toch niet zelf gaan leggen en we wisten niet waar het zou gebeuren. Dus we hebben A. laten aanhouden.”

‘Jongeren staan letterlijk in de rij om dit soort klussen aan te nemen’

Terug naar het heden, 14 mei 2025. In de Amsterdamse rechtszaal verklaart verdachte A. dat hij alleen maar de chauffeur was. Wat de jongens in de Amsterdamse Bastenakenstraat moesten doen, wist hij niet precies, zegt hij. “Ik besefte in de auto wel dat het niet ging om het halen van een paar broodjes, maar niet of ze iets gingen doen met een bom, baksteen of schieten. Ja, dan schrik je wel, maar dan kun je je moeilijk terugtrekken, omdat je dan bang voor de gevolgen bent.” De rechter: “Want zo gevaarlijk is de opdrachtgever?” Verdachte: “Bij de mensen achter de situatie kun je je niet meer terugtrekken.”

Beroepscrimineel

Voor officier Van Duijn is het inmiddels duidelijk. De officier ziet in het verdachtenbankje niet een onwetende chauffeur, maar een ‘beroepscrimineel die er diep in zit’. Dat de verdachte beweert niet te hebben geweten dat de jongens die hij vervoerde, minderjarig waren, en dat die jongens bovendien vrijwillig meewerkten, is niet alleen ongeloofwaardig. Het dóet er voor het bewijzen van criminele uitbuiting niet eens toe, zo houdt de aanklager de rechtbank voor. “Bij minderjarige jongens is er geen dwang nodig. Zij hebben niet de rijpheid om de gevolgen van hun handelen te overzien en om tegen een volwassene met een dergelijk verzoek in te gaan. De leeftijd is door de wetgever geobjectiveerd, wat maakt dat het niet relevant is of de uitbuiter weet had van de minderjarigheid.”

Tegen A. eist Van Duijn 8 jaar gevangenisstraf, met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Daarnaast vordert de officier oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.

Vier weken later, op 11 juni 2025 veroordeelt Rechtbank Amsterdam A. tot 6 jaar gevangenisstraf.

Anders dan de verdachte gaat het OM niet in hoger beroep. “Want wij herkennen ons verhaal voldoende in het vonnis.”

Terugblikkend is Benjamin van Duijn vol lof over de onderlinge samenwerking. “Op zitting zie je mij, maar Isabella heeft ongelooflijk veel gedaan. Al het contact met de politie, ook van België. Alles lezen, alles controleren en zorgen dat de inzet van opsporingsmiddelen aan de letter van de wet voldoet. Zorgen dat het dossier volledig en kloppend is. En ik ben blij dat we Mara zo snel hebben ingeschakeld. Zij en haar parketsecretaris weten alles van mensenhandel en criminele uitbuiting, wat juridisch echt moeilijk is. De tenlastelegging, bijvoorbeeld, was superingewikkeld. Met hulp van Mara hebben we de zaak goed aangevlogen.”

Mara van den Berg: “Ik ben heel trots op Benjamin en Isabella. Samen met de politie hebben ze een supermooie zaak gedraaid. Ik durf wel te zeggen: het opsporingsonderzoek is een schoolvoorbeeld van hoe de politie zo’n zaak zou moeten draaien en dat is in het requisitoir van Benjamin ter zitting ook heel goed naar voren gekomen. Deze zaak helpt om intern bij ons en de politie de alertheid te vergroten: als een minderjarige verdachte wordt aanhouden, houd er rekening mee dat mogelijk sprake is van criminele uitbuiting. En kóm dan bij team Mensenhandel op de lijn. Je moet dan vechten voor opsporingscapaciteit, maar dan levert het veel op.”

Parketsecretaris Isabella Costa Vieira: “Hier leverde het op dat we eindelijk een keer verder zijn gekomen. Bij opdrachtgever A., ook al was A. niet dé grote baas. Het is fijn dat we de zaak tot een mooi einde hebben gebracht. Ik hoop dat deze zaak een stempel drukt. Dat de straf een aantal personen in de toekomst ervan weerhoudt om ook dit soort feiten te plegen. Dat zou pas echt mooi zijn.”