Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer

Guus Schram en Rutger Jeuken over kansen en dilemma’s bij datagedreven opsporen

Natuurlijk moet het OM datagedreven werken. De tijd dat je nog zonder kon, ligt al lang achter ons. Dus, pak je kansen en wees je tegelijkertijd bewust van de dilemma’s, zeggen PG Guus Schram en hoofdofficier Rutger Jeuken. Zij pleiten voor zo eenduidig mogelijk werken in een steeds innovatievere omgeving. “Alleen dan kun je efficiënt vervolgen en bewijsmiddelen presenteren die niet rammelen.”

Het zal zo’n twee jaar geleden zijn geweest dat hoofdofficier Rutger Jeuken zag dat velen Chat GPT begonnen te gebruiken. Omdat hij dat ‘wel een grappige ontwikkeling’ vond, experimenteerde hij er zelf ook mee toen hij een toespraak wilde houden voor een gewaardeerde collega die afscheid nam van zijn parket Midden- Nederland. “Ik startte Chat GPT, en gaf als opdracht: schrijf voor die persoon een afscheidsspeech. Nou, binnen twintig seconden produceerde deze AI-toepassing een speech op mijn scherm. Er was van alles van het internet geplukt en verwerkt tot een prachtig verhaal vol wapenfeiten over wat deze collega voor het OM had betekend. Ik dacht: niemand die in de gaten zou hebben hoe die speech echt was gemaakt.”

In de werkkamer van procureur-generaal Guus Schram, waar het dubbelinterview met de PG en de hoofdofficier plaatsvindt, schiet Schram in een schaterlach. “Ha, het was waarschijnlijk een van je beste speeches ooit, Rutger!”

Jeuken: “Nou ja, met dien verstande dat volgens Chat GPT de collega die met pensioen ging, was overléden! Dus de speech die wordt gemaakt is ook erg afhankelijk van wat je voor input geeft aan zo’n tool. Hetzelfde risico loop je als je aan Chat GPT bijvoorbeeld vraagt of een misdaadjournalist een strafblad heeft. Dan schrik je van het antwoord, want dan koppelt zo’n tool ineens alle strafzaken die de journalist verslagen heeft, aan de schrijver zelf.”

Procureur-generaal Guus Schram (rechts) en hoofdofficier Rutger Jeuken: 'In een beetje onderzoek neem je zo twintig, dertig gegevensdragers in beslag. Dan ontkom je er gewoon niet aan dat daarop data-analyses gedraaid gaan worden.'

Voor Jeuken (sinds half maart 2025 hoofdofficier van arrondissementsparket Rotterdam en als zodanig landelijk portefeuillehouder intelligence / datagedreven opsporen) en Guus Schram (die binnen het College van PG's deze thema’s onder zich heeft) is het speechvoorval veelzeggend. Het is de kern van de boodschap die ze binnen de opsporing en vervolging willen uitdragen. “Datagedreven werken gaat veel opleveren, maar geeft ook dilemma’s voor de opsporing.”

Dan rijst de vraag bij datagedreven werken: doen of niet doen?

Rutger Jeuken: “Datagedreven opsporing gebruikt data en data-analyse om criminaliteit op te sporen en te bestrijden. Dat is gewoon de toekomst van de opsporing, en iets waar wij als OM dus ook heel erg mee bezig zullen zijn. Kijk, Guus en ik zijn min of meer van dezelfde generatie. Toen wij tien, twintig jaar geleden een opsporingsonderzoek draaiden, nam je misschien een paar gsm’s in beslag, maar op een gsm stond destijds niet zoveel. In die tijd was in zo’n onderzoek een analist driftig met een liniaal en een rode pen aan het tekenen. De muren van zijn kamer hingen vol met grote vellen papier, met daarop allerlei verbanden tussen verdachten, betrokkenen en slachtoffers. Tegenwoordig zijn gsm’s complete computers met een schat aan informatie. Gooi je nu drie gsm’s in de computer, dan kan je ieder netwerk in kaart brengen. Met een tool spuugt de computer binnen een paar minuten uit waar die analist van vroeger máánden mee bezig was. Datagedreven werken is heel krachtig en gaat veel opsporingscapaciteit besparen. Al is natuurlijk de vraag: welke keuzes worden in deze analyse gemaakt?”

Guus Schram: “Wel of niet datagedreven opsporen, dat is geen keuze voor de toekomst meer. Het is een ontwikkeling die al lang begonnen is en die onomkeerbaar is. Vroeger was er veel minder data, maar nu is praktisch heel de wereld gedigitaliseerd. We hebben te maken met ongelooflijk grote databestanden. Daar moeten we heel slim, nog veel slimmer dan we nu doen, mee omgaan om de goede keuzes te maken. Zodat je de goede zaken pakt, en die op een goede manier gaat doen. Dat heeft een rechtstreekse relatie met de Collegeprioriteiten: met meer focus zaken beter en sneller afdoen. Slachtoffers en verdachten gaan daar de vruchten van plukken. En die beweging begint aan de intelligencekant, aan de kant van datagedreven opsporing. Dat moeten we goed inrichten om de verdere inzet van opsporingsmiddelen zo zinvol mogelijk te laten zijn. Daarin moeten we stappen blijven zetten.”

Spreekt intelligence inmiddels vanzelf, of is het nodig dat jullie dit evangelie luid verkondigen?

Schram: “Ik geloof niet dat dat laatste nog erg nodig is. Want dat zou impliceren dat een officier van justitie nog zou kunnen zeggen: ‘Nee hoor, ik ga niet datagedreven opsporen’. In een béétje onderzoek neem je zo twintig, dertig gegevensdragers in beslag. Dan ontkom je er gewoon niet aan dat daarop data-analyses gedraaid gaan worden. Het zou maatschappelijk toch niet te verantwoorden zijn als je zou zeggen: ‘Ja, we beschikken over heel veel data in deze zaak; ja, we hebben inmiddels een tool om te filteren en te analyseren; maar nee hoor, we doen er maar niks mee.’ Als je op een integere manier innovatief kunt zijn, moet je dat doen.

Ik denk dat er bijna geen onderzoeken meer zijn zonder data. Dus we doen het al wel, maar misschien nog niet helemaal met het volle besef van wat het nu allemaal betekent. Hoe zit het bijvoorbeeld met het toezicht op de data? Met de integriteit van de data? Met dat soort vragen zijn we volgens mij nog minder bezig.”

Jeuken: “Als we iets willen verkondigen, is het eerder dit: let op wat je allemaal in beslag neemt en wat je er vervolgens allemaal mee gaat doen. Dat moeten we echt aan de voorkant normeren en daar zijn we nu mee bezig. Want de technische ontwikkelingen gaan nu zo snel dat als we niet duidelijk maken wat wel en niet toelaatbaar is, we links en rechts worden ingehaald met allerlei analysetooltjes en ChatGPT-achtige dingetjes waarmee mensen aan de slag gaan. Dan moet je een waarborg, een werkwijze hebben waarvan je weet dat de conclusies die je ermee krijgt, kloppen. Als je een resultaat uit een grote dataset verkrijgt, moet duidelijk zijn hoe die tool heeft geselecteerd. Als je niet oppast kunnen tools ook discrimineren. Alles hangt af van wat je hebt ingevoerd.”

'Het zou maatschappelijk toch niet te verantwoorden zijn als je al die beschikbare data niét zou gebruiken?'

Kan het OM ook achteroverleunen: de politie bij datagedreven opsporen vrijlaten, en de rechtmatigheidstoets aan de rechter overlaten?

Jeuken: “Nee, nee. Dat moet echt vanuit ons zelf komen, vanuit onze gezagsrol over de opsporing. Wel in samenwerking met de politie. Wat dat betreft is het redelijk recente Landeck-arrest gewoon goed. Dat zegt met zoveel woorden dat je niet zomaar ongebreideld kunt zoeken in datadragers. En ja, dan zal je vaker dan vroeger toestemming van de rechter-commissaris moeten vragen.”

Schram: “Eens. We zullen daar als OM zelf scherp op moeten zijn. We willen niet het risico lopen dat we een zaak verkeerd aan de rechter voorleggen omdat we te gemakkelijk allerlei data aan elkaar hebben geknoopt en niemand meer kan achter halen hoe we tot onze analyse zijn gekomen. Dan zou de integriteit van de opsporing in het geding zijn. Dus: fantastische kansen, maar ook tricky kanten. Als officier moet je kunnen instaan voor de resultaten van je datagedreven opsporing en dat die volgens een zekere controleerbare standaard zijn verkregen, net zoals we dat moeten kunnen bij NFI-analyses van sporenonderzoek. Als OM staan we als eerste aan de lat om hier toezicht op te houden.

Hoe meer je in beslag neemt, hoe groter de mogelijke inbreuk op iemands privéleven. Dat is ook anders dan vroeger. Onze huidige smartphones bevatten zo’n beetje ons hele leven, zoals medische gegevens, privégegevens en ook verschoningsgerechtigd materiaal. Dan raak je bij beslag snel verzeild in terechte privacydiscussies. Het vergt dus een gezonde terughoudendheid: wat zoeken we nou precies? Dat moeten we kanaliseren, want als we daar de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit overschrijden, geeft dat terechte juridische discussies in de rechtszaal en dus enorme vertraging in onze onderzoeken.”

Jeuken: “Dan zou je goudmijn een gifpil worden waarmee je onderzoek naar de knoppen gaat.”

Schram: “Bovendien hoeven inbeslaggenomen data ook geen juiste data te zijn. Daar moet je rekening mee houden als je daarop je analyses gaat uitvoeren.”

Jeuken: “En herkennen de tools bijvoorbeeld bijnamen van verdachten? Herkennen ze Bargoens, de oude dieventaal? En dialect? Niet al onze cliënten corresponderen met elkaar volgens het Groene Boekje.”

'Let op wat je allemaal in beslag neemt en wat je er vervolgens allemaal mee gaat doen'

Ik kan soms geen touw vastknopen aan wat criminelen elkaar berichten

Schram: “Het is slang, straattaal. Vaak ook met het doel om het meeluisteren zo ingewikkeld mogelijk te maken. Dat maakt het soms lastig om exact te duiden waar die gesprekken over gaan, zeker bij bedreigingen. Een tool kan dit niet zonder meer oplossen, daarvoor blijft menselijke kennis en ervaring nodig.”

Jeuken: “Maar het aardige is: uit gegevensdragers kunnen we ook veel exacte gegevens halen. Waar we vroeger in onze onderzoeken altijd werkten met observatie teams, telefoontaps en huiszoekingen, steken we tegenwoordig een stickje in een auto en kun je achterhalen waar je verdachte allemaal geweest is. Een auto, inclusief camera’s daarin, legt van alles vast en je kunt het allemaal uitlezen. Dat geldt ook voor camera’s bij huizen, waardoor overigens inbraken tegenwoordig steeds minder plaatsvinden.”

Schram: “Voor de opsporing geldt dus hetzelfde als voor de hele samenleving. Die digitaliseert. Dat heeft zich gewoon organisch ontwikkeld. Maar Rutger zegt terecht dat dat met AI nog eens in een stroomversnelling is geraakt. Dus moeten we, met name voor onze onderzoeks- en ondermijningsomgeving, dit werkproces professioneel inrichten. We willen dit binnen afzienbare tijd normeren. Om te garanderen dat we op een goede manier te werk gaan en niet te ver gaan.”

Wat is die goede manier?

Jeuken: “Dat is: veel efficiënter werken, zonder dat we bij de rechter vastlopen omdat we niet meer kunnen herleiden hoe ons bewijs tot stand is gekomen. Iets concreter betekent dat dat we scherp zijn over wat we wel en niet in beslag nemen. Dat er alleen gedegen analysetools voor de opsporing worden gebruikt. Dat we scherp blijven op verschoningsgerechtigd materiaal. Dat we controleren op de correcte interpretatie van data, want we moeten beseffen dat een analyseresultaat soms niet een betrouwbaarheid van 100, maar van 80 procent heeft. Dan moet je – net zoals we bij DNA-analyses doen – weten hoe je daarmee omgaat. En wanneer is de betrouwbaarheid zo laag dat je besluit om er niet mee door te gaan? Dat moet je vaststellen. Op al deze elementen moet je bij nieuwe technologische innovaties scherp blijven; steeds moet worden bezien of de nieuwe toepassing past binnen het huidig wettelijk kader of dat aanpassingen aan de wetgeving noodzakelijk zijn.”

Schram: “Als bestuurders kijken we er ook met een organisatieblik naar. We willen de organisatie kantelen. Intelligence en datagedreven opsporen en vervolgen moet niet in nichehoeken blijven steken waarin alleen maar informatieofficieren ermee bezig zijn. Het is een organisatiebrede opgave. Als we dat beter organiseren, kunnen we binnen onze schaarse capaciteit scherper opsporen en beter kiezen, daar word ik heel enthousiast van.”

Heeft het gevolgen voor landelijke sturing? Dat parket Rotterdam zijn eigen onderzoeken wil kiezen, maar het College dan zegt: ‘Sorry Rutger, maar het landelijke beeld dicteert dat je nu anders moet kiezen’?

Jeuken: “Dat gaat zeker invloed hebben op het kiezen van zaken. Kijk, vroeger koos je als officier en de politie welke van de twintig zaken je in een gemeente oppakte. Maar nu beschikken we steeds meer over landelijke beelden van fenomenen. En omdat die fenomenen zich niet meer aan gemeentegrenzen houden, moet je keuzes vaker landelijk maken.”

Schram: “We zagen dat al in de onderzoeken met cryptodata. Dan waren al analyses gemaakt vanuit de ontsleutelde data van cryptotelefoons, en dan kreeg je vervolgens als lokale officier een zaak aangereikt die al redelijk kant en klaar was. Je moest de verdachte nog even bij het bewijs halen, hem afhoren, en dan kon je al naar zitting. Dat is misschien een wat ‘kalere’ beleving dan wanneer je als officier, zoals ik vroeger graag deed, in je uppie je eigen onderzoek vormgaf en je dat maar ongecontroleerd naar alle kanten liet uitwaaieren. Maar die tijden zijn, al een tijd trouwens, wel voorbij. Nu vinden we het belangrijker om zaken heel efficiënt te kiezen en te draaien. Dat betekent niet dat wij als College nu alles sturen, maar dat de huidige sturingsgremia steeds meer in positie komen. Het betekent wel dat je als officier toch wat minder ruimte hebt om zelf dat onderzoek in te richten.”

Jeuken: “Eerlijk gezegd: Ik werkte in mijn hart ook het liefst op die oude manier. Rechercheurs ook. Alles uit de kast trekken voor je eigen zaak! Maar dat kan niet langer. Explosies bij woningen, gedigitaliseerde criminaliteit, fraude in de zorg, verwarde mensen: dergelijke fenomenen zijn nu te massaal geworden. Voor een deel ligt de oplossing van deze grote thema’s buiten het strafrecht. Maar waar de opsporing aan zet is, weet iedereen dat we domweg niet elke individuele aangifte kunnen oppakken. Dan kan datagedreven werken, als goudmijn, zorgen voor een goede veredeling van alle informatie die we al wel hebben.”