Officier Neeltje Geldermans over het boek De Achterkant van Nederland

Landelijk officier van justitie voor synthetische drugs & precursoren Neeltje Geldermans is blij met het boek “De achterkant van Nederland. Hoe onder- en bovenwereld verstrengeld raken”. Het helpt haar bij de strijd tegen ondermijning in met name Zuid-Nederland. “Ik zie burgemeesters strijdvaardiger en daadkrachtiger worden.”

“Wie wat pilletjes slikt, is onderdeel van een keten die wordt beheerst door georganiseerde criminaliteit”

Tijdens het onderzoek voor hun boek ‘De achterkant van Nederland’ vielen auteurs Pieter Tops en Jan Tromp van hun stoel (zie kader onder). Tijdens het lezen had Neeltje Geldermans dat niet. “Het is een herkenbaar verhaal”, zegt Geldermans, die vanuit het Landelijk Parket landelijk officier van justitie is voor synthetische drugs en precursoren. “Wie het probleem van ondermijning, met name in Zuid-Nederland, kent, leest er niet veel nieuwe dingen in. Maar interessant is dat Tops en Tromp de onderliggende problematiek uitlichten vanuit een ander perspectief.”

Welk ander perspectief?

“Dat van sociale armoede. Een vicieuze cirkel waarin mensen verkeren. Dat wist je ergens wel, maar dat wordt nu uitgelicht. Zij constateren niet alleen dat ondermijning crimineel is, maar beantwoorden ook andere vragen. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Wat doen we aan de onderliggende problematiek? Goed om ook weer eens zo te kijken; wij zitten natuurlijk erg in de repressieve hoek.”

In welk hoofdstuk zag je die onderliggende problemen?

“Zeker in het hoofdstuk waarin historicus en volkskundige Gerard Rooijakkers aan het woord komt over provinciale eigenzinnigheid. Hierin wordt verwoord  hoe die onderliggende problemen zich de afgelopen honderd jaar hebben ontwikkeld. Het beschrijft hoe mensen misschien niet ‘gedwongen’ werden, maar wel afhankelijk waren van de gemeenschap waarin ze verkeerden. Door de bredere samenleving voelden ze zich vaak in de steek gelaten en dachten ze: dan moeten we het zelf maar regelen. Het is niet zo makkelijk je eraan te ontworstelen.

En neem dat verhaal over Corin Denis, die vijf jaar kreeg voor hennephandel. Zijn verhaal is eh…bijna ontroerend. Aan de ene kant vindt hij het vrij normaal wat hij doet en heeft hij geen moer te maken met de regels van de samenleving. Aan de andere kant wil hij heel graag dat zijn kinderen een ander leven gaan leiden. Hoopt hij dat zijn kind naar de havo kan. Tja, deep down ben je dan ook niet gelukkig met deze manier van leven. Wil je het toch anders.

Dat speelt niet alleen in Brabant. Het boek verhaalt ook over andere plaatsen met ‘parallelle samenlevingen’, waarin het mensen, generatie op generatie, niet lukt hun leven een andere wending te geven. Met het louter opleggen van straf lukt dat ons ook niet.”

Was je het soms oneens met Tops en Tromp?

“Eigenlijk niet. Zij hebben kleurrijk opgetekend wat ze zien en dat maakt het smakelijk om te lezen. Nergens in hun beschouwing denk ik: klopt niets van.”

Hebben de schrijvers het makkelijker? Wat zij journalistiek kunnen opschrijven, moet jij bewijzen?

“Tuurlijk is dat zo. Tops en Tromp hebben verschillende kanten van het probleem beschouwd, keurig aan hoor en wederhoor gedaan, en het fenomeen dat ze zien, beschreven. Maar voor Tops en Tromp zullen mensen wel makkelijker hun deur openen dan voor ons. Tops en Tromp zijn veel minder bedreigend om mee te praten dan politie en justitie. Met politie en OM kun je zelden vrijblijvend praten, want wij zijn van de opsporing. En ja, wij moeten wettig en overtuigend bewijzen dat er iets is gebeurd of heeft plaatsgevonden.”

Als straffen niet helpt, hoe gaat het OM ondermijning oplossen?

De criminaliteit van bijvoorbeeld synthetische drugs en georganiseerde hennep gáán we niet oplossen. Dat is zo ingesleten, in ieder geval in de zuidelijke samenleving. Het is niet zo van: als ik nou maar hard genoeg werk, dan is het op een gegeven moment weg. Gaat niet gebeuren.

Wel moeten we dat ondermijnende karakter van die criminaliteit zoveel mogelijk beheersen, want – en dat zie je terug in het boek – dat bedreigt de samenleving. Je moet goed opletten dat het openbaar gezag zijn werk kan blijven doen. Het onderliggende probleem aanpakken en mensen weerbaar maken, daar ben ik erg voor. Het is niet alleen een probleem van politie en OM. We moeten de hele maatschappij  meenemen in wat hier gebeurt. De samenleving moet ook verontwaardigd zijn over wat plaatsvindt en zich er tegen keren. Dit is niet normaal.

Als OM strijden we tegen drugscriminaliteit en moeten we aan de slag met de uitwassen ervan: witwassen, corruptie en geweld. Met meerdere partners moeten we een veelkoppig monster in bedwang zien te houden.”

Samen, maar hoe?

“Door het probleem elke keer terug te brengen naar overzichtelijke brokken. Wat zie je in een wijk concreet? Welk crimineel samenwerkingsverband bijvoorbeeld? Welk corruptieprobleem? Dan bezie je als overheidspartners samen wie kan interveniëren, hoe je elkaar de bal kunt toespelen en structureel verandering kunt aanbrengen. Je hoeft niet per se alles-met-zijn-allen tedoen; maar vooral kijken wie de beste kaarten heeft voor een effectieve aanpak.”

Boekt het OM al winst in de aanpak van ondermijning?

“Dat is bijna niet te zeggen: we doen van tevoren geen nulmeting.”

Die bedreigde burgemeesters, bijvoorbeeld. Welke ontwikkeling signaleren zij?

“Ik spreek die burgemeesters zelf wat minder. Het zijn de arrondissementsparketten die het lokale bestuur spreken en met hen in verbinding staan. Maar bedreiging lijkt nu een wat ander kaliber te hebben. Vroeger waren mensen vast ook wel eens boos op de burgemeester en zeiden ze ook wel eens lelijke dingen. Nu hebben we het over georganiseerde criminaliteit en die neemt in ieder geval in Zuid-Nederland een zekere vlucht. Ik zie een heel goede ontwikkeling: burgemeesters trekken het zich aan wat er in hun gemeente gebeurt. Ze vinden dat zij hand in hand met politie en OM tegen die georganiseerde criminaliteit moeten optreden. Zij zijn strijdvaardiger, daadkrachtiger – dat maakt misschien dat zij eerder geconfronteerd worden met weerstand. Dat is een teken van succes, zegt ook een burgemeester: ‘Dat ze het nodig vinden om mij te bedreigen, sterkt mij, want dat betekent dat ik ze dwars zit’.”

Het boek gaat ook over woonwagenbewoners, de Turkse gemeenschap, Darkweb, fraude

“De groeperingen die worden genoemd zijn ook wel bekend en herkenbaar. En er is een verwevenheid bij darkweb, hightech crime en verdovendemiddelenhandel. Handel moeten we ook op het darkweb aanpakken; we draaien dat soort onderzoeken. Vaak start dat met verzoeken vanuit het buitenland, waar men constateert dat verkopers van drugs vanuit Nederland via het darkweb opereren en distribueren. Soms ontmantelen mijn collega’s van high tech crime een hele site. Wel is het darkweb wijdverbreid, waardoor zo weer een andere site wordt opgericht. Maar een deel van de handel vindt plaats via internet dus dat moet je wel bestrijden.”

Waar heb je bij de bestrijding van ondermijning behoefte aan?

“Ik zou meer willen investeren in intelligence; informatie is zo’n belangrijke backbone. Voor gerichte inzet van kostbare opsporing en slimme interventies is een goed beeld belangrijk. Hoe? Door een goede informatieorganisaties bij de politie, met voldoende analisten. We moeten de juiste informatievragen stellen en informatie actueel houden en delen. Naast de gevraagde informatie is het heel belangrijk om trends en ontwikkelingen scherp te houden. Stel dat ik denk: het is slim ons te richten op de bouwers van roestvrijstalen ketels die de productie van synthetische drugs faciliteren. Dan moet ik gecorrigeerd worden als de informatie leert dat een andere invalshoek veel effectiever is.”

Ben je optimistisch of pessimistisch over de aanpak van ondermijning pessimistisch?

“Optimistisch, we zullen nooit klaar zijn, maar zijn op de goede weg. Het helpt al heel erg dat je als overheid onderkent dat dit een probleem is. Gemeenten, provincie, waterschappen, de douane – al die partners zeggen dat de productie van synthetische drugs toeneemt en professioneler wordt. We zijn niet meer een roepende in de woestijn en een boek als dit helpt daarbij. Het lukt steeds beter om het niet alleen eens te zijn, maar vervolgens ook samen de mouwen op te stropen en met verschillende gereedschapskisten aan de slag te gaan. Dat meer capaciteit en geld beschikbaar is gekomen helpt en is een erkenning van dit diepgewortelde probleem.”

Diep en dichtbij: wie ziet nooit een kennis met spullen die ‘van de vrachtwagen zijn gevallen’?

“Wat ook veel voorkomt, is dat mensen in het weekend wat pilletjes slikken. In de samenleving hoor je vaak: ‘Kom op zeg, hoe erg is dat nou helemaal?! Drie biertjes is erger dan één pil.’ Ik weet niet of dat zo is, en ik ga die discussie niet aan. Mijn punt is: als je het eindproduct consumeert, besef dan dat je deel uitmaakt van een hele keten die beheerst wordt door georganiseerde criminaliteit.”

‘Pardon? Huh?’ Passages uit het boek van Tops en Tromp

Verbaasd begonnen bestuurskundige Pieter Tops en journalist Jan Tromp hun boek ‘De achterkant van Nederland’. Hun verbazing is weg na hoofdstukken over bedreigde burgemeesters, kampers, motorclubs, Turkse taferelen, Darkweb, fraude, infiltreren in het bestuur, hennep en witwassen. Enige passages over verbazing en inzicht, over analyse en aanpak van ondermijning.

Groen als gras:

“Wij rolden van onze stoel toen we al weer een paar jaar geleden, in de zomer van 2013, een vertrouwelijk rapport kregen toegestuurd over de hennepindustrie als de meest nijvere tak van ondernemen in Tilburg. Er zijn 2000 tot 3000 inwoners die dagelijks hun boterham verdienen in de hennepproductie.
Pardon?
Met elkaar bereiken zij een jaarlijkse omzet tussen de 750 en 900 miljoen euro.
Huh?
Er zijn zo’n 60 criminele samenwerkingsverbanden, alleen al in Tilburg.
Onze eerste reactie was: kan niet waar zijn.” (pp. 7-8)

Wijs geworden:

“Het is een kolossaal en amper gekend probleem: aan de achterkant van het suf gereguleerde Nederland ontwikkelt zich een schaduwwereld die, ofschoon crimineel van aard, sociaal is ingebed in wijken en dorpen en die buiten de greep valt en vaak zelfs buiten het zicht van onze brave overheden. Het is een wereld waar gelachen wordt, getrouwd, gezorgd voor de zwakkeren, maar waar intussen verschrikkelijk veel geld wordt verdiend, zo nodig door omkoping, intimidatie of geweld. Het zijn kleine samenlevingen waar het wantrouwen tegen de overheid zich diep heeft ingevreten en men gewoon is zich geen reet aan te trekken van de regels.” (p.7)

“Een strikte afbakening tussen onderwereld en bovenwereld is veel te grofmazig. Ze wekt de indruk dat een paar slechteriken de onderwereld bevolken; zij slagen erin enkele mensen uit de bovenwereld voor hun karretje te spannen en de rest is zuiver op de graat. In werkelijkheid is het onderscheid veel gradueler. Het varieert van onbewust meedoen, via bewust wegkijken, een graantje meepikken, hand-en-spandiensten verlenen en handlanger zijn tot deel uitmaken van de criminele kern – en nog allerlei varianten daartussen. Het is geen digitale kwestie van goed of fout; ertussen zitten vele tinten grijs.” (pp. 236-237)

Over de huidige aanpak:

“In essentie is de nieuwe, gemeenschappelijke aanpak erop gericht de criminelen het leven zo zuur mogelijk te maken. De autoriteiten vertrouwen niet alleen op het strafrecht – dat laat in toenemende mate zijn beperkingen zien –, maar ze hanteren een breed repertoire aan maatregelen die de georganiseerde misdaad met herhaalde, korte en intensieve klappen van zijn godzalige rust moet beroven. Steeds weer opnieuw. (…) Je kunt als overheid hinderen, je kunt pesten, maar zolang de omgeving blijft instemmen met de ondermijning heeft al dat opjagen hooguit een tijdelijk effect. Fundamenteel veranderen de verhoudingen niet.” (p. 244)

Kritiek op die aanpak:

“De gedachte is dat het strafrecht tekortschiet en dat daarom als aanvulling ook andere instrumenten moeten kunnen worden ingezet. Naar onze mening wordt de juiste volgorde hier omgekeerd. Het strafrecht is niet geschikt en niet bedoeld om het maatschappelijk klimaat waarin ondermijnende criminaliteit kan gedijen, aan te pakken. Anders gezegd: de verantwoordelijkheid voor die aanpak kan niet primair bij politie en justitie worden gelegd. Zo is er wel een tijdje naar gekeken, maar dat is dan ook deel van het probleem.” (pp. 246-247)

Tops’ en Tromps oplossing:

“Een duurzame, maatschappelijke oplossing zal het voor een belangrijk deel moeten hebben van het verleiden van mensen tot aanvaarding van een bepaalde morele orde. Dan is de korte klap juist niet geboden. Die maakt mensen in volkswijken kopschuw en afwerend.

Hoe lastig ook, de aanpak van ondermijning is niet alleen een technische strijd tegen criminaliteit. Het is vooral een maatschappelijk project, directe relaties heeft met de uitwassen van een neoliberale samenleving: opkomen voor jezelf, zo veel mogelijk geld verdienen, snel rijk worden, als het niet verboden is, mag het.

De maatschappelijke elite heeft op dit punt vaak het verkeerde voorbeeld gegeven. Aanpak van ondermijning is daarmee ten diepste ook een vraagstuk van maatschappelijke ordening en individuele moraliteit. En niet alleen aan de achterkant van Nederland.” (p. 247)

De achterkant van Nederland.

Hoe onder- en bovenwereld verstrengeld raken. Auteurs Pieter Tops en Jan Tromp, 2017, uitgeverij Balans