Deze maand wordt ze 16 jaar. Isra, een meisje uit Goor, viert haar verjaardag vermoedelijk in Libië. In augustus zullen haar Twentse opa en oma een kaarsje opsteken bij de foto van het meisje. Het beeld van de driejarige peuter met blond haar en diepbruine ogen staat voorgoed op hun netvlies gegrift. Het tweede kaarsje zal branden bij de foto van hun dochter Marisse. Zo staat het echtpaar ieder jaar stil bij die afschuwelijke dag in augustus 2004, als de Libiër Hasèn zijn ex-vrouw Marisse om het leven brengt en met hun dochter Isra naar zijn geboorteland vlucht.
De 25-jarige kapster Marisse wordt door haar ex gewurgd en gekneveld met ducttape achtergelaten in haar huisje in Goor. Als de afschuwelijke moord wordt ontdekt, is de Libiër al in Zaventem op het vliegtuig gestapt. Hij krijgt hulp van zijn Haagse vriendin. Ironisch genoeg een medewerkster van de Immigratie en Naturalisatie Dienst, die zich met een vervalst paspoort voordoet als Isra’s moeder. Eenmaal in Tripoli blijkt Hasèn daar ook getrouwd te zijn. De Haagse vriendin keert terug naar Nederland, waar ze wordt veroordeeld voor haar aandeel in de ontvoering.
De rechtbank in Almelo legt Hasèn in 2006 bij verstek een levenslange gevangenisstraf op. Maar het vonnis is niet onherroepelijk, want nooit betekend. Hasèn haalt de Europese ‘most wanted’ lijst, maar zonder resultaat.
En zo ontloopt Hasèn tot op de dag van vandaag zijn straf. En groeit Isra op, waarschijnlijk onwetend van de gebeurtenissen op die bizarre dag in augustus. Twee keer reisden opa en oma naar Libië, in de hoop dat alle diplomatieke inspanningen tot een ontmoeting met hun kleindochter leidt. Maar verder dan de familie van Hasèn, die zijn wandaden met de mantel der liefde bedekt, komen ze niet.
Een triest verhaal, maar ook een inspiratiebron voor de Twentse politiemensen die op 19 mei belast worden met de opsporing van de drie Syrische kinderen Alma, Nazih en Hassan uit Enschede. Het drietal wordt, zonder toestemming en zonder medeweten van hun moeder, door hun vader meegenomen. Vijftien rechercheurs gaan aan de slag. Foto’s van de kinderen vinden razendsnel hun weg via sociale media, tegen de vader wordt een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd en grensposten wordt gevraagd naar het viertal uit te kijken. Tien dagen later worden de kinderen, dankzij de oplettendheid van Hongaarse politiemensen, vlak voor de Roemeense grens uit een trein geplukt.
De opluchting bij het politieteam is groot. Opnieuw haalt een foto van de kinderen de landelijke media. Hand in hand staan ze op een Hongaars vliegveld te wachten op de vlucht die hen zal herenigen met hun moeder. Alma, Nazih en Hassan mogen opgroeien in het veilige Nederland.
Isra wordt bijna zestien, in een land waar drie regeringen strijden om de macht en chaos regeert. In een land waar ze op moet vallen; haar haren nét iets blonder en haar huid nét iets lichter. Twentse politiemensen lanceerden een Facebookpagina voor haar, in het Nederlands, maar ook in het Engels en Arabisch. Misschien, op een dag, zal ze door een muisklik haar Twentse roots ontdekken.
Het laatste levensteken dat haar grootouders van haar kregen, dateert alweer van tien jaar geleden. Een medewerker van de Nederlandse ambassade slaagde erin een foto van het meisje te maken. Isra poseert met een Nijntje boekje. De titel is even confronterend als ironisch: Opa en Oma Pluis.