Tekst Peter Elberse
Foto Hollandse Hoogte

Cluster Internationale Misdrijven

Het cluster Internationale Misdrijven van het Landelijk Parket buigt zich dagelijks over de meest gruwelijke misdaden, gepleegd over de hele wereld. Een even selecte als bevlogen club specialisten jaagt op massamoordenaars, folteraars en oorlogsmisdadigers. “Van straffeloosheid kan geen sprake zijn, je loopt hier de kans dat je wordt aangepakt.”

"Het vinden van getuigen is geen eenvoudige opgave"

Een strafrechtelijke ver-van-mijn-bedshow? Schijn bedriegt, je bed staat soms verbluffend dichtbij. Ooit liep een Afghaanse asielzoeker braaf zijn krantenwijk in Boskoop. Niemand had ook maar het geringste vermoeden dat de man in een vorig leven in eigen land een hoge positie had bekleed bij de militaire inlichtingendienst onder het toenmalige communistisch regime. In november 2004 pakte de politie Hesamuddin M. op, nadat hij zijn kranten had bezorgd. In 2008 werd zijn veroordeling tot twaalf jaar cel, wegens foltering en marteling, door de Hoge Raad bevestigd.

Nog een voorbeeld: een Rwandese man, Jean Baptiste M., die in 1999 in Nederland met zijn gezin werd herenigd. Het gezin was al eerder gevlucht, na de genocide in 1994 in het midden-Afrikaanse land – een ongekend wrede, 100-daagse slachting, waarbij naar schatting tussen de 500.000 en één miljoen mensen het leven lieten. Met open armen werden ze ontvangen, door de hele buurt. Op tv met Wendy van Dijk in Heel Holland Helpt. Begin 2014 hield de politie M. aan, op verdenking van het spelen van een sleutelrol bij de genocide. Vorig jaar is hij aan Rwanda uitgeleverd, om daar te worden berecht.

Het zijn gewichtige zaken waarmee het cluster Internationale Misdrijven (IM) van het Landelijk Parket zich bezighoudt. De misdrijven mogen zich dan ver van ons bed hebben voorgedaan, de daders dan wel verdachten zijn nogal eens onder ons. Vaak gaat het om zeer ernstig, massaal geweld, humanitaire catastrofes. “Van straffeloosheid kan geen sprake zijn”, zegt officier van justitie Nicole Vogelenzang.

“Nederland is geen veilige haven voor plegers van dergelijke misdrijven. Je loopt hier het risico dat je wordt aangepakt. Dit soort zaken verjaart bovendien niet.”

Samen met het Team Internationale Misdrijven (TIM) van de politie is het IM-cluster verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van personen die zich schuldig hebben gemaakt aan genocide, oorlogsmisdrijven, foltering, misdrijven tegen de menselijkheid en gedwongen verdwijningen. “Binnenkort komt daar nog een nieuw feit bij, dat is net door de Kamer”, zegt Vogelenzang. “Agressie. Daarvan is sprake als het ene land het andere binnenvalt.” Over het werk van het TIM zond de VARA in juni jongstleden een driedelige documentaire uit.

Met Wieger Veldhuis vormt Vogelenzang het koppel officieren dat vast op het cluster zit. Maarten van der Vlugt was eerder als wetenschappelijk medewerker aan IM verbonden en keert als adjunct-officier terug. Voorts behoren Nicolle Linnenbank (beleidsmedwerker), Seranne Lantai (parketsecretaris) en Annemarie van Zeeland (wetenschappelijk medewerker) tot de club. ‘Het geweten’ van het cluster is Ed van Hoven, landendeskundige en cultureel-antropoloog. “Hij is goud waard”, zegt Vogelenzang. “Al tien jaar lang schat hij de waarde van bronnen in, plaatst hij conflicten in een context en levert hij onderbouwing voor argumenten tegen minder betrouwbare bronnen van de verdediging.”

Het cluster vergadert wekelijks, op het parket in Rotterdam. Ook advocaat-generaal Martin Witteveen schuift daarbij aan. De eerste lijn en het ressortsparket werken nauw samen in IM-zaken. “Dat is onontbeerlijk”, zegt Van Hoven. “Het zijn ingewikkelde zaken, die je in hoger beroep niet zomaar even doorschuift.” Witteveen deed ruime internationale ervaring op als adviseur van de Rwandese autoriteiten voor het afhandelen van genocidezaken en heeft bij het Internationaal Strafhof gefungeerd als chief investigator inzake Oeganda.  “Wij profiteren van zijn kennis”, zegt Van Hoven.

In een gemiddeld IM-overleg worden ettelijke uithoeken van de wereld aangedaan. Rwanda, Syrië, Libië, Suriname, Midden-Amerika, het is maar een greep.

Uit het overleg

De ‘Syriëclub’ begint op stoom te komen. Het TIM is bezig met een zaak van een zogeheten zelfmelder, waarin sprake is van een tegenvaller. De getuige is onlangs gehoord. Hij zegt te zijn gemarteld en kent degene die hem dit heeft aangedaan. Hij is hem tegengekomen, in Nederland. De man is echter op zijn schreden teruggekeerd en heeft zijn melding ingetrokken. Angst is hem parten gaan spelen - zijn familie verblijft nog in Syrië. De vergadering weegt de mogelijkheden af om de man een status toe te kennen die hem alsnog in de gelegenheid stelt als getuige zijn verhaal te doen. Anoniem? Afgeschermd? Bedreigd? Het is de vraag of dit nog kan, door zijn melding bij de politie zit hij al in het systeem.

Weet ons te vinden

Syrië is een verhaal apart bij IM, omdat er sprake is van een conflict dat nog in alle hevigheid gaande is. Dat maakt onderzoek in het land zelf onmogelijk. IM heeft nog geen zaken die op afzienbare termijn tot strafvervolging zouden kunnen leiden, maar dat lijkt een kwestie van tijd. “De politie bouwt momenteel een informatiesysteem op,” zegt Ed van Hoven, “er zit een aantal rechercheurs op” Omdat potentiële IM-zaken met betrekking tot Syrië sterke raakvlakken hebben met onderzoek naar terroristische misdrijven, sluiten Vogelenzang en Veldhuis aan bij een landelijk overleg van collega’s die zich met de terreurproblematiek bezighouden. Veldhuis: “We moeten kenbaar maken dat we bestaan, dat is belangrijk. Ze moeten ons weten te vinden, we moeten zichtbaar worden. IM herkent soms een zaak waar anderen geen been in zien.”

Het bestaan van IM kan overigens ook OM-breed niet genoeg onder e aandacht worden gebracht, vinden de beide officieren. Hou IM in het achterhoofd, is de boodschap, neem contact met ons op, voorzie ons van informatie. Daar kunnen zaken uit voortkomen. Ook een verhoogd bewustzijn bij grenscontroles door de marechaussee is wat de IM-officieren betreft dringend gewenst. Nicole Vogelenzang: “Iedereen kan met IM-zaken te maken krijgen. Bijvoorbeeld een asielzoeker in je piket. Of informatie op een telefoon die wordt onderzocht. Het kan echt van alles zijn. Slachtoffers en getuigen hebben geen weet van het bestaan van IM. Ze komen bijvoorbeeld bij ZSM of de weekdienst terecht. Maar zo’n Nederlandse zaak kan zomaar een buitenlandse achtergrond, een buitenlands motief hebben. Wees er alert op.”

Ed van Hoven: “Je kunt het nut van IM ook omdraaien. Wij bouwen binnen dit cluster expertise op die ook heel bruikbaar is voor andere taakgebieden binnen het OM, zoals terreurzaken. Ook in die zin moeten mensen ons zien te vinden, we hebben kwaliteiten in huis, zowel op juridisch gebied als op andere vlakken, waarmee anderen hun voordeel kunnen doen.”

Uit het overleg

Er is een TIM-rechercheur aan het werk in Rwanda, in een onderzoek naar een verdachte van massamoord. Via de mail wordt contact met hem contact. Hij heeft met een op zichzelf sterke getuige gesproken, die bij een massamoord aanwezig is geweest.

Bronnen

De bronnen waaruit IM informatie put zijn talrijk. Om te beginnen krijgt IM alle zogeheten 1F-dossiers van de Immigratie- en Naturalistatiedienst (IND). De dienst heeft een speciale afdeling voor deze gevallen. Specialisten buigen zich over asielaanvragen van personen over wie het vermoeden rijst dat zij betrokken zijn geweest bij het plegen van ernstige misdrijven. Artikel 1F is een uitsluitingsgrond van het Vluchtelingenverdrag. Als dit van toepassing is, krijgt de aanvrager geen verblijfsvergunning. Dit kan een mogelijke start van een strafrechtelijk onderzoek zijn.

Ook bekijkt IM restinformatie uit andere onderzoeken en informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). En dan zijn er de meldingen: van mogelijke slachtoffers of getuigen, van NGO’s, het COA (op basis van informatie van asielzoekers), de Koninklijke Marechaussee. Zoektochten op sociale media kunnen ook het nodige opleveren – er duiken nog wel eens video’s op, waarop mogelijke daders worden herkend. Reguliere media kunnen eveneens een zaak aan het rollen brengen: de huidige Ethiopische zaak is een rechtstreeks voortvloeisel uit een perspublicatie, in dit geval een artikel in Vrij Nederland. 

“Criterium nummer één voor een IM-zaak is: is er rechtsmacht?” zegt Veldhuis. “Dat wil zeggen: de verdachte moet zich in Nederland bevinden of de Nederlandse nationaliteit hebben dan wel hebben gekregen. Of er moet sprake zijn van Nederlandse slachtoffers - zoals bij voorbeeld de vorig jaar in Libië doodgeschoten persfotograaf Jeroen Oerlemans, ook die zaak wordt door ons onderzocht. Of het feit moet op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden.” IM is niet betrokken bij het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17, in de zomer van 2014 in Oost-Oekraïne. Daarvoor is een afzonderlijk onderzoeksteam in het leven geroepen.

Uit het overleg

Er ontspint zich een discussie over de wijze van verbaliseren van een getuigenverhoor. Kan een vraag-en-antwoord-verbaal doorgaan voor een zakelijke weergave? Of is het een letterlijke weergave? Als het geen letterlijke weergave is, waarom wordt die vorm dan gebruikt, vraagt Martin Witteveen zich af. “Ik vind dat te diffuus”, zegt hij. Nicole Vogelenzang is het niet met hem eens – ook een zakelijke weergave kan in vraag-en-antwoord-vorm. “Het gaat erom dat de inhoud klopt”, zegt ze. “Deze moet toetsbaar zijn en blijven.”

Getuigen zijn de kurk

Indien mogelijk wordt er onderzoek gedaan in het land waar de feiten zijn gepleegd. Dat kan lang niet altijd. Ed van Hoven: “Als gezegd in Syrië bijvoorbeeld niet. Afghanistan levert ook veiligheidsproblemen op, daar kunnen alleen getuigen worden gehoord op afgeschermd terrein, zoals een ambassade. En het komt voor dat landen niet aan ons onderzoek willen meewerken en dat we daar dus niet welkom zijn. Soms behoren misdrijven tot een afgesloten periode voor een land, dan wil men niet dat daar nog eens in wordt gewroet. Politieke gevoeligheid is ook een obstakel. Men is bang dat figuren met een machtspositie in opspraak raken – dat is meestal het probleem. In Rwanda is onderzoek naar misdrijven die met de genocide van 1994 te maken hebben goed mogelijk, maar dergelijke onderzoeken zijn niet alleen soms politiek gevoelig, maar ook de veiligheid van getuigen is een factor waar we rekening mee moeten houden. Die is voor ons zeer belangrijk, wordt altijd zwaar meegewogen. Daar hebben we in het verleden vervelende ervaringen mee gehad. De veiligheid van getuigen moet gegarandeerd zijn. Als dat niet kan, moet je stoppen met je onderzoek, hoe belangrijk het ook is.”

Getuigen. Daar draait het om in de zaken die IM op het bureau krijgt. Wieger Veldhuis: “Getuigen zijn vrijwel zonder uitzondering de kurk waarop IM-zaken drijven. Er is nooit forensisch bewijs. Een heel enkele keer komt het voor dat we kunnen beschikken over bewijs in de vorm van documenten. Dat maakt het werk nog complexer dan het al is. Het gaat vaak om oude feiten. Dan heb je meestal veel meer getuigen nodig dan in een gewone strafzaak. Veelal kunnen getuigen slechts verklaren over één enkel puzzelstukje. Bij dit alles geldt ook nog dat de getuigen vaak uit een andere cultuur komen en anders tegen dingen aankijken. Ze spreken een vreemde taal, er moet altijd getolkt worden. Echt rechtstreeks contact met een getuige is daardoor niet mogelijk.”

IM-onderzoeken zijn onderzoeken van lange adem, een korte klap is uitgesloten. “Het is weerbarstige materie, complex”, zegt Veldhuis. “Het verkrijgen van rechtshulp, om nog eens wat te noemen, kan eindeloos veel tijd kosten. Soms duurt het echt jaren voordat je naar een bepaald land kunt. Het vinden van getuigen is vaak ook geen eenvoudige opgave.” De vele haken en ogen leiden ertoe dat ongeveer de helft van de IM-zaken ‘de eindstreep’ haalt. “Maar een zaak stoppen? Dat doen we eigenlijk nooit, behalve als de veiligheid van getuigen op het spel staat. Als we echt niet verder kunnen, zetten we een zaak on hold. Stoppen doen we niet.”

Uit het overleg

Nicole kondigt een reis naar een Midden-Amerikaans land aan, naar verwachting in augustus. Twee NGO’s ter plaatse willen dat het Openbaar Ministerie in dat land een aantal zaken heropent. Misschien is er samenwerking mogelijk. IM krijgt de zaak niet rond zonder getuigen te horen.

Naam en faam

De complexiteit en ook de langdurigheid vormt voor de IM’ers juist ook de aantrekkelijkheid ervan. “Het gáát echt ergens over”, zegt Veldhuis. “Hier werken vergt geregeld studie, strafrecht is niet het enige middel dat wordt ingezet. We hebben de mazzel dat er op internationaal terrein veel in Den Haag gebeurt, daar plukken wij de vruchten van.”

Bij internationale misdrijven is het uitgangspunt dat opsporing en vervolging zoveel mogelijk moet plaatsvinden in het land waar de misdrijven zijn gepleegd. “Waar het kan, leveren we mensen uit”, zegt Van Hoven. “Dit soort zaken kan het best in het land van herkomst worden berecht. Daar kent men de context, daar zitten de slachtoffers en spreekt men de taal.” Als het in Nederland tot vervolging komt, is alleen de rechtbank in Den Haag bevoegd. De rechtbank beschikt over een gespecialiseerde rechter-commissaris en een gespecialiseerde voorzitter.

IM, de War Crime Unit van het Nederlandse OM, heeft internationaal lof geoogst. Organisaties als Human Rights Watch en Amnesty International hebben in publicaties hun waardering voor de inspanningen van de Nederlandse politie en justitie uitgesproken. “Het is een geweldig cluster”, zegt Vogelenzang, “dat is gezegend met heel goede, deskundige mensen. We kunnen ook nog steeds een beroep doen op voormalige IM-officieren, zoals Hester van Bruggen, Thijs Berger en Ward Ferdinandusse.”

Ed van Hoven: “Je doet dit werk echt ergens voor. Als een zaak, die soms jaren heeft geduurd, slaagt en in een veroordeling eindigt, is de waardering groot.”

“Vanuit het oogpunt van slachtoffers is het opsporen en vervolgen inzake internationale misdrijven heel nuttig”, vult Veldhuis aan. “Er zijn honderdduizenden slachtoffers in de wereld. Dit soort zaken vormt een erkenning van slachtofferschap.” 

Internationale Misdrijfzaken

De eerstvolgende IM-zaak die op zitting staat (vanaf 30 oktober 2017) is het onderzoek-Merens. De verdachte zou in 1978 in Ethiopië opdracht hebben gegeven voor de executie van tachtig jonge mensen (tussen de 15 en 20 jaar oud), opposanten van het heersende regime van toenmalig president Mengistu. Hij wordt ervan verdacht dit te hebben gedaan in de hoedanigheid van  hoofd van een Ethiopisch staatsdeel. De verdachte woont sinds 1999 in Nederland. Vrij Nederland publiceerde in 1998 een interview met een aantal Ethiopiërs, waarin van de wantoestanden melding werd gemaakt. IM bestond toen nog niet. In 2009 stuitte het toenmalig IM cluster op het stuk. In 2012, na lang wachten op een reactie uit Ethiopië, is een onderzoek gestart. Van uitlevering kan geen sprake zijn, omdat de verdachte in eigen land bij verstek tot de doodstraf is veroordeeld.

Niet alleen buitenlandse verdachten zijn opgespoord en vervolgd op verdenking van het plegen van internationale misdrijven. In april van dit jaar veroordeelde het gerechtshof in Den Bosch de Nederlander Guus K. tot negentien jaar cel, wegens illegale wapenhandel en medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven in Guinee en Liberia. Aan de veroordeling is een langdurig juridisch gevecht voorafgegaan. De zaak is via de Hoge Raad bij het Bossche hof terechtgekomen.

Frans van A., eveneens een Nederlander, is in 2007 door het gerechtshof in Den Haag veroordeeld tot zeventien jaar cel wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven die zijn gepleegd door de Iraakse dictator Saddam Hoessein c.s. Van A. heeft grote hoeveelheden van de stof TDG aan Irak geleverd, dat werd gebruikt voor het maken van mosterdgas. Irak gebruikte dit wapen in de strijd tegen de Koerden en in de oorlog met Iran. Het hof sprak Van A. vrij van opzettelijke medeplichtigheid aan genocide. De Hoge Raad stelde de straf later bij tot 16,5 jaar wegens overschrijding van de redelijke termijn van zijn beroep in cassatie.