Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

De zaak van Sanne Nicolaes en Edzo Stevens

Als de 15-jarige Max in het verkeer overlijdt na in een jeugdsoos dronken te zijn geworden, staan officieren Sanne Nicolaes en Edzo Stevens voor de vraag: vinden zij dat de jeugdsoos die tapte aan een 16-minner vervolgd moet worden?

Op zaterdag 28 oktober 2016, ongeveer 21.45 uur, vertrekt de 15-jarige Max A Campo vanuit zijn ouderlijk huis in Born. Hij stapt op zijn fiets en gaat op weg naar een Halloweenfeest bij jeugdsoos ’t Waeske, dat tweeënhalve kilometer verderop in Guttecoven ligt, aan de andere kant van autosnelweg A2. Omdat hij bij de soos zijn vriendinnetje gaat ontmoeten, wordt hij niet door zijn ouders gebracht – dat zou weinig stoer overkomen. Wel belooft Max uiterlijk om 2.00 uur thuis te zijn en niet alleen terug te fietsen.

Max, zo zal zijn vader later tegen de politie verklaren, is een normale jongen. Neemt geen grote risico’s in het dagelijkse leven. Zit in de vijfde klas van het gymnasium, gaat zelden of nooit uit en is nooit eerder in ’t Waeske geweest. Hij is nog niet gewend aan het effect van alcohol en heeft nog maar één keer eerder alcohol gedronken. 

Bij de entree van ’t Waeske – een vereniging die subsidie krijgt van de gemeente en zich aan alle regelgeving dient te houden – hoeft Max zich niet te legitimeren. De barvrijwilligers, die de Instructie Verantwoord Alcohol Schenken hebben gevolgd, vragen deze avond niet naar zijn leeftijd als Max bier bestelt – op andere avonden ook niet trouwens.

’t Waeske schenkt en Max raakt dronken. Vier of vijf halve liters bier, mogelijk met wat shotjes tussendoor, zeggen meerdere getuigen later, die ook melden dat “iedereen aangeschoten was”. Max kan op een gegeven moment niet meer recht lopen en moet zich vasthouden aan een tafel. “Sorry dat ik zo dronken ben”, horen zijn vrienden hem zeggen. Ook het personeel zegt tegen Max dat hij dronken is. 

Vangrail

Als vrienden iets voor 1.00 uur naar huis gaan, wil Max niet meefietsen met de groep. Max blijft achter, wordt misselijk en geeft naast een barkruk over. Van ’t Waeske krijgt hij een emmer om de kots op te ruimen.
Om half twee ’s nachts heeft zijn vriendin via Snapchat voor het laatst contact met Max. De jongen zegt opnieuw dat het hem spijt dat hij dronken was.
Vanaf 2.00 uur beginnen de ouders van Max zich meer en meer zorgen te maken.
Om 2.17 uur vertrekt Max bij ’t Waeske, zo blijkt later uit de locatiegegevens van zijn telefoon. Normaal gesproken is het een kwartier fietsen naar huis, al is hij volgens zijn vader niet goed bekend met de omgeving.
Op weg naar huis fietst Max niet via een brug over, of tunneltje onder de A2. Hij geraakt, zo blijkt uit sporenonderzoek, op een zandweg die uitkomt bij een tankstation op de snelweg. Daar komt hij kennelijk ten val. Vervolgens zet hij zijn fiets – de rechterkant bemodderd en beschadigd – op slot en laat die achter. Verder loopt hij, naar de vluchtstrook van de A2.

Vanaf omstreeks 3.08 uur ontvangt de meldkamer van de politie telefoontjes: er zou een persoon op de snelweg lopen. Een getuige zegt even later dat hij een persoon over de vluchtstrook ziet zwalken, die loopt ‘alsof hij de vangrail moet beethouden’.

Omstreeks 3.14 uur verlaat Max de vluchtstrook en wordt hij bij tankstation Swentibold op de rechterrijbaan van de A2 aangereden door een auto, bestuurd door een Belg die zijn dochter naar het vliegveld brengt. Een ambulance brengt de zwaargewonde Max naar het ziekenhuis.

Ondertussen blijven Max’ ouders bellen en uiteindelijk is het een ambulancebroeder die zijn telefoon opneemt. De ouders horen wat er gebeurd is en spoeden zich naar het Academisch Ziekenhuis in Maastricht. Daar aangekomen, horen ze dat Max om 4.10 uur aan zijn verwondingen is overleden.

Officier van justitie Sanne Nicolaes
Officier van justitie Edzo Stevens

Bloedonderzoek

Die nacht heeft Sanne Nicolaes, officier van justitie bij parket Limburg, piketdienst als ze door de politie wordt gebeld dat een 15-jarige jongen, lopend op de snelweg, was doodgereden. “De politie vroeg of ik het bloed van het slachtoffer onderzocht wilde hebben. Strikt juridisch was het met de informatie die ik toen had ‘alleen’ een Wegenverkeerswetzaak. Omdat ik het gevoel had dat er meer aan de hand kon zijn, besloot
ik tot het onderzoek van het bloed.”

“Later zou blijken dat de ouders zelf ook aan de arts hadden gevraagd om een bloedonderzoek”, zegt Edzo Stevens, de officier van justitie die de zaak uiteindelijk op zitting zou brengen.

Bloedonderzoek leert dat Max 1,6 microgram alcohol per milliliter bloed in zijn lichaam had. Volgens het NFI betekent dat ‘duidelijke dronkenschap’, waarbij onder meer ‘coördinatiestoornissen, onvaste gang en gedragsveranderingen’ kunnen optreden. Ook raadplegen de officieren Jellinek, dat op zijn site meldt: ‘Jongeren die in een ziekenhuis worden opgenomen omdat ze in coma raken, hebben een gemiddeld
promillage van 1,8. Jongens van vijftien jaar bereiken dit promillage al bij acht glazen.’
Edzo Stevens: “Op de zitting heb ik uitgebreid verwezen naar wetenschappelijke artikelen, waaronder een stuk van kinderarts dr Nico van der Lely. Het jongerenbrein reageert anders op alcohol, het is aan jongeren vaak ook niet te zien dat ze te veel gedronken hebben, tot het te laat is. Bij regelmatig en te veel alcoholgebruik is de schade aan de ontwikkeling van de hersenen van jongeren onomkeerbaar en onherstelbaar.”

Sanne Nicolaes:

“Uit alle getuigenverklaringen blijkt dat Max niet thuis had ‘ingedronken’, maar alle alcoholische drank in jeugdsoos ’t Waeske heeft gedronken. Ook blijkt uit onderzoek aan Max’ iPhone dat de jongen in twintig minuten van zijn huis naar ’t Waeske heeft gereden. Hij zou niet eens tijd hebben gehad om onderweg elders een fles drank te kopen.”

Valt ’t Waeske en zijn barvrijwilligers een strafrechtelijk verwijt te maken? Artikel 252, lid 1 sub 2 van het Wetboek van strafrecht zegt dat “hij die een kind beneden de zestien jaar dronken maakt” wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie. En lid 3 zegt: “Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste negen
jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Kan het OM bewijzen dat Max dronken was gemaakt? Zo ja, is dat te wijten aan de barvrijwilligers of aan de rechtspersoon ’t Waeske? En kan worden bewezen dat het overlijden van Max daarvan het gevolg was? Dat luistert juridisch nauw, waarbij niet kon worden teruggegrepen op veel jurisprudentie, zegt Sanne Nicolaes: “We besloten de zaak te bespreken in een Reflectieoverleg op het parket. Ook hebben we advies gevraagd aan het Wetenschappelijk Bureau OM. Jolanda de Klerk van het WBOM heeft ons geweldig geadviseerd.”

Edzo Stevens: “Het politieonderzoek bracht snel aan het licht dat de jeugdsoos niet op leeftijd controleerde. Barvrijwilligers verklaarden dat Guttecoven een klein dorp was en dat iedereen wel wist of jongeren van hun ouders mochten drinken.”
‘Dronken maken’ van een 16-minner gaf in dit geval niet veel bewijsproblemen, zegt Edzo Stevens. “Je hoeft niet te bewijzen dat de verdachte ópzet heeft gehad om iemand dronken te maken. En ook niet door welk drankje iemand nu precies dronken is geworden. Aangetoond dient te worden dat te voorzien was dat iemand dronken zou worden door het verstrekken van drank en bovendien was Max dronken geworden.”

't Waeske, een jongerensoos in Guttecoven

‘Moet kunnen’

Het OM kan dus vervolgen. Maar wil het een jeugdsoos ‘aan de hoogste boom ophangen’ terwijl alcohol aan jeugd schenken ondanks alle voorlichting nog steeds vrij normaal is? In het Reflectieoverleg krijgt Edzo Stevens van een collega en moeder van een 17-jarige zoon te horen: ‘Weet je wat er gebeurt als ik in de voetbalkantine bardienst heb en ik dan weiger voor 15- en 16-jarigen bier te tappen? Dan word ik van het
rooster gehaald omdat ik ‘lastig’ ben’. Dát is hoe het gaat; het ‘moet kunnen’.
Stevens: “Maar néé: dat moet niet kunnen.”
Sanne Nicolaes: “Vanaf het begin vond ik het belangrijk om als OM niet mee te gaan in die lijn en te wijzen op de verantwoordelijkheid die wij als maatschappij, als alcoholverstrekkend individu of rechtspersoon hebben: minderjarigen beschermen tegen de gevaren van alcoholgebruik. Ik wilde iemand op zijn verantwoordelijkheid kunnen wijzen. En hier lagen de kaarten zo, dat we daar ook toe in staat waren. Dan vind ik het belangrijk dat we dat ook doen.”
Edzo Stevens: “Daar speelt mee dat ’t Waeske niet een kroeg is, maar een jeugdsoos die door de gemeente gesubsidieerd wordt om activiteiten voor de jeugd te organiseren. De laatste plek waarvan ouders verwachten dat er geen alcoholbeleid wordt gevoerd.”

Sanne Nicolaes: “Wel hebben we ons verplaatst in de barvrijwilligers, die zelf ook rond de 18 jaar waren. Ga jij weigeren te schenken, terwijl
jouw soos al lang geen leeftijden controleert en in jouw dorp een ons-kent-onssfeer hangt waarin je er ‘niet moeilijk’ over moet doen? We wilden niet de zwartepiet enkel bij deze jonge individuele barvrijwilligers leggen, waarbij het ook de vraag is wie nu wat geschonken had. Daarom kwamen we primair bij de rechtspersoon ’t Waeske terecht. Die bepaalde het beleid en alle individuen schonken ‘in naam van’ de rechtspersoon
en uit het tappunt van die rechtspersoon. Toen wij de ouders van Max meldden dat wij de barvrijwilligers niet gingen vervolgen, was dat zwaar voor hen. Zij hebben dat met onze uitleg kunnen accepteren. Zij wilden vooral – en dat vind ik knap – dat de dood van hun zoon op de een of andere manier zinvol kon worden. Ik geloof dat de ouders blij zijn geweest met onze betrokkenheid. Hans Schoones (zie kader – red.), heeft daar
een fantastische rol in gehad.”

Kunnen de officieren ook hard maken dat het ‘dronken maken’ van Max de dood tot gevolg had? Sanne Nicolaes: “Je zou kunnen denken aan ‘dood door schuld’, maar daarvoor is de relatie tussen strafbaar feit en gevolg niet rechtstreeks genoeg. Ook hier konden we gebruik maken van het juridisch spitwerk door het WBOM. Wij meenden uiteindelijk dat het overlijden van Max inderdaad het gevolg is van het dronken maken.”
Edzo Stevens: “Anders gezegd: het dronken maken is een belangrijke schakel voor wat er daarna gebeurd is. Alleen als er tussen het dronken maken en de botsing iets wezenlijk ánders tussendoor was gekomen, zou je het overlijden misschien niet kunnen toerekenen aan ’t Waeske. Zo heeft de verdediging aangevoerd dat suïcide in het spel zou kunnen zijn. Maar dat is helemaal niet logisch. In het dossier treffen wij niets aan
wat daarop wijst. Integendeel: Max appte die fatale nacht nog naar zijn vriendinnetje dat hij haar weer wilde zien.”

Onpeilbaar gemis

Op 11 september 2018 spreekt zaaksofficier Edzo Stevens zijn requisitoir uit voor de meervoudige kamer van Rechtbank Maastricht.

“Zijn grenzen niet kennende en wellicht overmoedig, drinkt de 15-jarige Max A Campo een hoeveelheid alcohol die richting comazuipen gaat. Niet stiekem achter in de tuin of in een illegale zuipkeet. Nee, in het gebouw van jongerenvereniging ’t Waeske. Schenken aan minderjarigen was bij ’t Waeske de regel. Max ging naar een feestavond en kwam nooit meer thuis. Zijn vader, moeder en broer zitten nu met een onpeilbaar gemis. De dood van Max was een ongeluk. Maar wel een ongeluk dat voorkomen had kunnen worden als ’t Waeske zich aan de wet had gehouden.”

De officier eist wegens overtreding van de Drank- en Horecawet een geldboete van duizend euro en een voorwaardelijke sluiting van ’t Waeske voor de duur van een half jaar (met een proeftijd van vijf jaar). Voor het dronken maken met de dood ten gevolg eist hij een voorwaardelijke
geldboete van tienduizend euro. De officier eist, als maatregel, dat ’t Waeske veroordeeld wordt tot het betalen van tienduizend euro aan de stichting Jeugd en Alcohol. “Deze maatregel eis ik, in de hoop dat het overlijden van Max en de behandeling van deze strafzaak zal bijdragen aan het vergroten van de kennis over de schade die alcohol aan kinderen veroorzaakt.” 

Twee weken later veroordeelt de rechtbank de jongerenvereniging “voor het dronken maken van een jongen beneden de leeftijd van zestien jaren, terwijl dat feit de dood van de jongen ten gevolge heeft gehad (artikel 252 Sr), alsmede voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank aan personen jonger dan 18 jaar (artikel 20, eerste lid, van de Drank- en Horecawet).”
De jeugdsoos krijgt een geldboete van 15.000 euro, waarvan de helft voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Plus een onvoorwaardelijke geldboete van 1.000 euro en voorwaardelijke stillegging van de onderneming van de veroordeelde voor de tijd van zes maanden met een proeftijd van drie jaren voor het overtreden van de Drank- en Horecawet. De rechtbank honoreert niet de geëiste maatregel (10.000 euro naar stichting Jeugd en Alcohol): “Omdat de wet bepaalt dat een dergelijke storting alleen kan plaatsvinden wanneer de ontvangende instelling zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen. Dit is niet het doel van de Stichting Jeugd en Alcohol.”

De officieren zijn in grote lijnen tevreden met het vonnis en met de bewezenverklaring van de feiten. Maar ze kunnen de zaak niet achter zich laten. Want, zo merken ze: het aangescherpte alcoholbeleid en de NIX18-campagne zit bij het grote publiek nog lang niet tussen de oren. “Het verhaal van Max móet verteld blijven worden. Anders is het wachten op het volgende incident.”

Hans Schoones, zaakscoördinator AP Limburg

"Mijn informatie moet honderd procent correct zijn"

Hans Schoones, zaakscoördinator van parket Limburg, ondersteunde de ouders van de overleden Max A Campo. Hij ziet het als zijn taak om, met de juiste empathie, honderd procent correcte informatie te geven.

“Op de dag van het vonnis kwam de moeder van Max met een groot stuk chocola aanzetten. En een kaart waarop ze me bedankte voor de steun, begeleiding, tips en het bieden van een luisterend oor. Dat had natuurlijk helemaal niet gehoeven, maar gaf aan hoe de relatie was. Het geeft ook een goed gevoel als je mensen kunt ondersteunen. Nabestaanden moeten zich erkend voelen, dat draagt bij aan het herstel van hun vertrouwen in de mensen.”

“Als zaakscoördinator kom je veel ellende tegen, maar deze zaak kwam heel dichtbij: wat Max overkwam, had iedereen kunnen overkomen, en dan heb ik zelf kinderen van de leeftijd van Max… Toch moet ik bij emoties zo nuchter mogelijk proberen te blijven, met de juiste empathie. Ik bén ook geen hulpverlener; daar zijn anderen voor naar wie ik kan doorverwijzen.”

“Nabestaanden hebben gewoon behoefte aan informatie die 100 procent klopt. Ik help de ouders het best als ik hen optimaal ondersteun tijdens de hele rechtsgang. Ik leg het strafproces uit en informeer hen over de voortgang. Max’ ouders wilden van A tot Z informatie over de zaak. Dat begon met het proces-verbaal van de politie, dat ze graag wilden hebben. Nadat we dat hadden verstrekt aan de advocaat van ‘t Waeske, hebben we dat ook aan hen verstrekt. Ook beantwoordde ik allerlei vragen van hen. Voor officieren van justitie is het ook fijn als de contacten met de ouders via mij lopen.”

“De moeilijkste momenten in mijn functie? Als nabestaanden of slachtoffers vinden dat de strafeis of het vonnis te laag is. Ook dan moet ik transparant zijn. Slecht nieuws is ook nieuws, nietwaar? Breng je dat open en eerlijk, dan wordt dat in de regel geaccepteerd.”

“Ja, men noemt mij vaak ‘slachtofferhulp’; dat wordt ook binnen het OM soms op één hoop gegooid, terwijl de verschillen toch wezenlijk zijn. Maar ach, dan krijgt het beestje af en toe maar een verkeerde naam. Het belangrijkste is gewoon dat het werk goed gebeurt.”