Recente jurisprudentie over de discriminatoire staandehouding
Het is nacht in Gilze-Rijen. Een surveillerende politieagent ziet een oude, gele bestelauto bij een hotel parkeren. De agent houdt de bestuurder staande en vraagt hem naar zijn rijbewijs. In het kader van het politieproject ‘Moelander’ werd namelijk de aandacht gevraagd voor voertuigen uit Midden- en Oost-Europese landen (de ‘MOE-landen’) en dit busje had een Bulgaars kenteken. De man bleek niet te mogen rijden; zijn rijbewijs was een paar maanden eerder ongeldig verklaard.
Hij werd daarvoor vervolgd. Bij het gerechtshof voerde de advocaat aan dat de staandehouding discriminatoir was geweest: kentekens zijn niet los te zien van personen. Er was ook niet aannemelijk gemaakt dat Moelandse auto’s minder vaak aan de Nederlandse wetgeving voldoen. Zijn cliënt zou daarom vrijuit moeten gaan.
Het hof verwierp het verweer: de controle was niet discriminatoir geweest tegen Bulgaren. Het ging hier niet om de persoon van de verdachte, maar om zijn voertuig. Ten overvloede merkte het hof op dat verdachte geen Bulgaar was, maar een Kroaat, en dat zijn geen Moelanders.
Vervolgens kwam de zaak bij de Hoge Raad. Die had in 2016 geoordeeld over de zogenoemde ‘dynamische verkeerscontroles’. Dat was een strategie van de politie om met behulp van controlebevoegdheden uit de Wegenverkeerswet meer te weten te komen over automobilisten die de aandacht trokken, bijvoorbeeld door de auto waarin zij reden of de plek waar ze zich bevonden. De politie gaf dan een stopteken en vroeg naar het rijbewijs om met de bestuurder in gesprek te komen en eventueel toestemming te krijgen om in de kofferbak te kijken. Het hoofddoel was dan dus niet de verkeersveiligheid, maar de opsporing van mogelijke strafbare feiten. In de zaak bij de Hoge Raad ging het om een prijzige BMW die was gehuurd bij een bedrijf waar criminelen graag hun auto’s huren. In de kofferbak bleek een kilo wiet te liggen.
Het selectiecriterium voor verkeerscontroles kwam in het nieuws toen rapper Typhoon aan de kant werd gezet omdat de politie het opvallend vond dat hij als donkere man in een Outlander reed, een soort terreinauto voor mensen die alleen over asfalt rijden.
De Hoge Raad vond de dynamische verkeerscontroles op zich door de beugel kunnen, mits er ook echt gecontroleerd werd en daarbij de waarborgen van de verdachte in acht werden genomen.
Wel maakte de Raad een voorbehoud dat nu ook voor de zaak uit Gilze-Rijen van belang was: als de selectie van de te controleren voertuigen vooral gebaseerd is op etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of andere inzittenden zou dat in strijd kunnen komen met het verbod op discriminatie. In de Brabantse zaak vond de Hoge Raad dat het hof beter had moeten uitleggen waarom dat niet het geval was geweest: “in aanmerking genomen dat bij de verkeerscontrole kennelijk als selectiecriterium is gehanteerd of een kenteken afkomstig is uit een bepaalde groep landen, en met die wijze van controleren indirect onderscheid gemaakt kan worden naar nationaliteit of afkomst van de inzittenden van dat voertuig.” De Hoge Raad wees de zaak daarom terug naar het gerechtshof.