Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Officier Els Martens en NLA-coördinator Arie Kamphuis
Uren buffelen in slechte omstandigheden en dan je geld niet krijgen? Arbeidsuitbuiting! Maar wat in het gewone taalgebruik snel ‘uitbuiting’ wordt genoemd, blijkt in de rechtszaal als zodanig moeilijk te bewijzen, stellen Els Martens van het FP en Arie Kamphuis van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Vaak is vervolgen voor mensensmokkel of voor illegale tewerkstelling makkelijker.
“Mensen vinden nogal gauw dat ze uitgebuit worden. En dan roept iedereen met hen mee: ‘Hier is sprake van uitbuiting.’ Daarover discussiëren we veel met non-gouvernementele organisaties, hulpverleningsorganisaties en vakbonden. Die vinden situaties allemaal heel erg. Dat ís het vaak ook. Maar dat het erg is, wil nog niet zeggen dat sprake is van mensenhandel en arbeidsuitbuiting. Wij moeten altijd kijken: is er sprake van mensenhandel zoals omschreven in artikel 273f Wetboek van strafrecht? Zien we een ander delict? Of speelt een civiele kwestie?”
Dat zegt Arie Kamphuis van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA), waar hij bij de ‘opsporingstak’ van de NLA coördinator is van het Operationeel Informatiecentrum Cluster Mensenhandel.
Kamphuis’ verzuchting wordt gedeeld door officier van justitie Els Martens, die bij het Functioneel Parket de portefeuille mensenhandel en mensensmokkel heeft en in die functie meerdere keren per week contact heeft met Arie Kamphuis. Vandaag is zij naar het kantoor van de NLA in Utrecht gekomen en ook zij maakt het punt direct: “Die roep om veel zaken voor de rechter te brengen, snap ik ergens wel, maar officieren mogen niet lichtvaardig dagvaarden. Dus dat ga ik bij mensenhandel ook niet doen. Ik weiger bij de rechtbank zaken aan te brengen voor het aanbrengen alleen. Op mensenhandel staat een maximumstraf van 12 jaar gevangenisstraf. Dat is net zoveel als bij verkrachting. Gaan we dan ook iedereen die een ander net even op de verkeerde manier heeft aangeraakt, naar de rechtbank slepen voor verkrachting? Nee. Dus, dat iemand een foute werkgever is maakt hem nog geen mensenhandelaar.”
In elkaar geslagen
De NLA en het FP trechteren daarom alle informatie aan de hand van criteria die in de wet staan en in de jurisprudentie zijn ontwikkeld. Een bekend voorbeeld van een geval waarin ‘iedereen’ dacht uitbuiting te zien, speelde een paar jaar geleden. Op Facebook was een filmpje geplaatst van een man die in elkaar geslagen werd. De mishandelaar werkte bij een uitzendbureau – een branche die bij uitbuiting onder de loep ligt – en was de zoon van de eigenaar van dat bureau. Het werd landelijk nieuws en het leek een zaak waar het bewijs vanaf spatte. Er was geweld en een arbeidsverhouding. Ergo: arbeidsuitbuiting!
Het FP en de NLA deden onderzoek en droegen de zaak over aan het AP en de politie. Officier Martens: “Voor het bewijzen uitbuiting was de grote vraag: waaróm wordt iemand geslagen? Het slaan van iemand is nog geen uitbuiting. Er is een link met het werk nodig. Is het slachtoffer, dat was geworven en gehuisvest door het uitzendbureau, geslagen om hem te intimideren en hem te dwingen tot werken? Dat bleek uiteindelijk niet het geval. Dan houd je een ruzie over waarin de zoon van een werkgever een werknemer mishandelt. Heel naar, heel erg en strafbaar – maar geen arbeidsuitbuiting. Dat moeten we dan melden terwijl anderen maandenlang in het nieuws ‘Arbeidsuitbuiting!’ hebben geroepen. Al die tijd konden wij nauwelijks communiceren over het lopende strafrechtelijk onderzoek. We kunnen alleen maar zeggen: we onderzoeken het.”
NLA-coördinator Kamphuis geeft een ander voorbeeld dat vaker speelt. “Arbeidsmigranten komen vaak uit een land waarin ze gewend zijn om elke vrijdagmiddag een loonzakje te krijgen. In Nederland mogen werkgevers loon niet cash uitbetalen en kunnen ze nog na zes weken het salaris overmaken. Arbeidsmigranten weten dat vaak niet, dus als zij in Nederland bijvoorbeeld twee weken hebben gewerkt, stappen ze op de werkgever af: ‘Waar blijft ons geld?’ Dan krijgen ze geen geld, maar wel ruzie. Dat leidt soms tot eenvoudige mishandeling. Die zaken komen bij ons en dan horen wij: ‘We worden uitgebuit. We hebben al twee weken gewerkt, maar geen geld gehad’. Maar dat is geen arbeidsuitbuiting en dus niet aan ons om op te lossen.”
Nog een voorbeeld, dit keer uit de wereld van de thuiszorg. Een vrouw verleende op twee adressen hulp. Kamphuis: “Op dat ene adres werkte ze ’s ochtends en daar sliep ze ook. Nou ja, dat kan een keuze zijn, maar feitelijk woonde ze daar dus. ’s Middags werkte ze voor een andere cliënt. Maar toen ze ’s avonds terugging, trof ze de cliënt slecht verzorgd aan. De verzorgster ging daarom ’s avonds de vrouw weer verzorgen, en meende toen dat er sprake was van uitbuiting, want voor die avonduren kreeg ze niet betaald. Maar die avonduren stonden ook niet in haar arbeidsovereenkomst, en dat avondwerk werd door de werkgever ook niet van haar gevraagd. Ze deed het omdat ze hulpverleenster is: ‘Ik kan die vrouw toch niet aan haar lot overlaten?’ Akkoord, maar als je zélf afwijkt van gemaakte afspraken: is dat dan arbeidsuitbuiting in de zin van de wet? Ondertussen hebben we wel de internationale verplichting om elk signaal met het label ‘mensenhandel/uitbuiting’ te onderzoeken. Dus we moeten in al die gevallen steeds serieus naar signalen kijken.”
Martens: “Kijk, als iemand aangifte wil doen dat ie op de maan is mishandeld, zijn we ook verplicht die aangifte op te nemen, maar daarna seponeren we direct. Maar signalen van arbeidsuiting geven veel werk. Zeker bij ‘derdelanders’, want die komen niet uit de EU. Als wij hun aangifte van mensenhandel in onderzoek nemen, kunnen ze daar recht op verblijf aan ontlenen.”
In opsporingsland worden de signalen van arbeidsuitbuiting steeds beter geduid. Dat begint al bij de aangifte en meldingen op politiebureaus. Dat aangiftes door de politie worden ontmoedigd – ‘Aangifte van uitbuiting doen? Nou sorry, dat is civiel hoor!’ – is volgens Els Martens echt iets uit het verleden. “Baliemedewerkers van de politie zijn tegenwoordig goed getraind en voorgelicht. Zij kennen de signalen van mensenhandel, en sturen aangevers door naar ‘AVIM’, de Afdeling vreemdelingenpolitie, identificatie en mensenhandel. En die AVIM’s schakelen snel met de NLA, zoals ook advocaten en anderen de NLA weten te vinden.”
Huisslaven
Door welk parket een mensenhandelonderzoek wordt opgepakt hangt af van het type zaak. De arrondissementsparketten pakken de seksuele en criminele uitbuiting op. Bij dat laatste gaat het om mensen die worden gedwongen om strafbare feiten te plegen, zoals ouders die kinderen laten stelen, gedwongen hennepknippen of drugssmokkel. Het Landelijk Parket doet de internationale zaken en de grote smokkelzaken. Het Functioneel Parket neemt de arbeidsuitbuiting en daaraan gerelateerde mensensmokkel voor zijn rekening. Over waar de grenzen liggen, stemmen OM en opsporingsdiensten met elkaar af, weet Els Martens. “Neem de zaak van de Kerkdrielse huisslavin waarover officier Maarten Noordzij in vorige Opportuun vertelde. Dergelijke huisslaven die worden gedwongen tot het verrichten van klusjes in huis, worden door het arrondissementsparket en de AVIM gedaan. Gaat het om uitbuiting bij ‘echt’ werk waarbij sprake is van gezag, arbeid en loon, dan is dat voor de NLA en het FP. Die laatsten hebben meer expertise voor bijvoorbeeld de aanpak van schijnconstructies: werken pakketbezorgers nu wel of niet zelfstandig? Au-pairzaken zijn weer een aparte vorm van werk, die worden vaak door AP’s gedaan. En de laatste tijd horen we van vrouwen, vaak uit niet-Westerse landen, die hier al jaren wonen, dat ze binnen het huwelijk worden uitgebuit. Dat ze worden geslagen, verkracht en in het huis van alles moeten doen. Daar praten we dan over: is dat voor het FP? Bij zaken waarin het vooral draait om huiselijk geweld met een zedencomponent en een klein deel gedwongen huishoudelijke taken, is de arbeidsrechtelijke expertise van de NLA en het FP niet nodig.”
Soms onderzoekt de politie een ander delict en vermoeden ze dat ook van uitbuiting sprake kan zijn. In dat geval kan de NLA kijken in haar systemen, zegt Kamphuis. “Wie is die werkgever, hoe vaak is daar al gecontroleerd, zijn er klachten over dat bedrijf? Dus al die intelligence rondom zo’n subject proberen wij te verzamelen om te kijken of er sprake is van arbeidsuitbuiting. En bovenal: is er een slachtoffer in beeld? Als die er is en benaderbaar is, proberen we daarmee zo snel mogelijk een intakegesprek te houden. Dan willen we horen wat het slachtoffer is overkomen, wie dat heeft gezien of kan bevestigen, en of er bijvoorbeeld opnames op een telefoon of WhatsApp-berichtjes van bestaan. Want je hebt dat tweede en derde bewijsmiddel nodig om tot een veroordeling te kunnen komen.”
Handeling, middel, oogmerk
Voor een succesvolle vervolging voor mensenhandel/ arbeidsuitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr is nodig: een handeling, een middel waarmee die handeling wordt verricht, en het oogmerk van uitbuiting. Dat laatste is afhankelijk van de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Alle bestanddelen moeten aanwezig zijn om te kunnen spreken van mensenhandel, benadrukken Martens en Kamphuis.
Met dat in het achterhoofd moeten signalen van mogelijke uitbuiting worden bekeken. Vaak is het de kunst om een optelsom van signalen te vinden. Want je loon niet ontvangen, geweld, slapen op je werk, niet weten waar je woont, heel veel uren maken, vormen los van elkaar geen bewijs. Vaak moet langdurig onderzoek, met rechtshulpverzoeken aan andere landen, tot bewijs leiden, waarbij alles goed opgeschreven moet worden.
Boeterapporten
Niet zelden ontbreekt het bij arbeidssituaties met derdelanders aan harde signalen voor uitbuiting, maar is wel duidelijk dat zij niet in Nederland mogen werken. “Dan vervolgen we sinds kort die werkgevers voor mensensmokkel of illegale tewerkstelling, waarbij slachtoffers een vordering benadeelde partij kunnen indienen. Daarbij kunnen we gebruikmaken van de boeterapporten van de NLA-inspecteurs. Boetes zijn niet altijd effectief. Die worden door de werkgever lachend betaald of ze laten de BV failliet gaan. Maar wie strafrechtelijk vervolgd wordt wegens herhaaldelijk in verenigd verband smokkelen van mensen kan maximaal 6 jaar krijgen, en wegens herhaaldelijk illegaal tewerkstellen maximaal vier jaar. Daarmee krijgen de betrokken natuurlijke personen een strafblad en hebben ze een probleem als ze later een vergunning of een VOG willen aanvragen.”
Op die manier kunnen opsporing en toezicht van de NLA elkaar ondersteunen, al moet die informatieoverdracht volgens de regels zijn, want opsporing en toezicht hebben verschillende bevoegdheden. Els Martens: “Arie en ik kunnen wel informatie met Toezicht van NLA delen, maar we mogen hen niet aansturen.”
In de aanpak van uitbuiting is een goede samenwerking tussen ketenpartners cruciaal, benadrukken de twee. Je moet elkaar helpen. Soms is dat kwetsbaar. Zo worstelt het OM met capaciteit, en ook de NLA slaagt er niet altijd in om, bijvoorbeeld in overleggen in het RIEC, zowel een opsporings- als toezichtsvertegenwoordiger te laten deelnemen. Maar Els Martens verhult niet dat ze soms meer van gemeenten verwacht. Sommige gemeenten stappen volgens haar te snel naar OM of NLA met de vraag of OM en NLA iets aan slechte huisvesting van arbeidsmigranten kunnen doen. “Dan vraag ik: ‘is er strafrechtelijk iets mis op de werkvloer? Nee? Nou, dan is die huisvesting voor de gemeente’.”
“Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (de commissie-Roemer), waaraan ik deelnam, heeft vijftig aanbevelingen tegen slechte omstandigheden met EU-arbeidsmigranten gedaan. Vijftig. Toch zit menig gemeente nog naar Den Haag te turen en zich af te vragen wanneer er wet- en regelgeving komt... Maar ze beschíkken zelf al over een heel pakket aan mogelijkheden die ze kunnen uitwerken. Ze kunnen bijvoorbeeld veel actiever controleren of arbeidsmigranten staan ingeschreven en dat gebruiken bij het verlenen of intrekken van vergunningen. De NLA en het OM worden in overleggen vaak als eerste aangekeken om alle ellende van de wereld op te lossen. Maar wij gaan over strafrecht, niet over elk onrecht.”