Tekst Jochem Davidse
Foto Loes Spruijt-van der Meer
'Ik heb mij voor niemands karretje laten spannen'
Voor het boek Misdaad en straf in de polder interviewde journalist Paul van Liempt ruim vijftig OM’ers en dompelde hij zichzelf drie jaar lang onder in de wereld en het werk van het Openbaar Ministerie, een organisatie die hij vooraf vooral als een gesloten bolwerk beschouwde, met mensen die zelden het achterste van hun tong lieten zien. Maar dat viel mee: “BN’ers en voetballers zijn een stuk erger.”
Met Misdaad en straf in de polder schreef journalist Paul van Liempt een boek waarvan hij aanvankelijk dacht dat het er nooit zou komen. Dat zat hem vooral in de ondertitel: Het OM aan het woord. Want dat was wat hij wilde: een boek over en mét het Openbaar Ministerie, waarin OM’ers met naam en toenaam openlijk reflecteerden op hun organisatie en hun vak. Zelfs toen Van Liempt na een radio-interview met Gerrit van der Burg voorzichtig het balletje opgooide en de Collegevoorzitter het idee niet direct leek te verwerpen, zag hij het nog niet gebeuren. Beleefdheid, vermoedde hij.
Het beeld dat Van Liempt als journalist en nieuwsvolger van het OM had, was vooral een blinde vlek; een gesloten organisatie die de luiken voor de buitenwereld zo nu en dan met gepaste tegenzin op een kiertje zette, maar ze daarna ook zo snel mogelijk weer dicht trok. De officieren van justitie en andere OM’ers die Van Liempt door de jaren heen in zijn BNR-radioprogramma’s te gast had, bevestigden dat beeld telkens weer. Gesprekken met hen verliepen vaak stroef. Veel meer dan bij advocaten werd elk woord op een weegschaal gelegd. Inmiddels weet hij beter, maar Van Liempt begon zich serieus af te vragen of hij hier wellicht met een ander menstype te maken had.
“Die ogenschijnlijke geslotenheid en terughoudendheid vormden een mogelijk probleem, maar tegelijkertijd was het ook precies de reden waarom ik dit wilde,” zegt hij op een maandagmorgen vanachter een dubbele espresso op een Amsterdams terras. “Ik was gewoon verschrikkelijk nieuwsgierig. Want dat is waar dit boek uit voortkomt. Niet uit wantrouwen, of de drang om bepaalde misstanden bloot te leggen en de onderste steen boven te krijgen, maar puur uit nieuwsgierigheid. Het OM is een belangrijke speler in de rechtsstaat, met een unieke positie en veel macht, en toch weten we er heel weinig van. Het is toch best gek dat een boek als dit niet veel eerder is geschreven? Tegelijkertijd snap ik het natuurlijk heel goed. Het sleutelwoord is vertrouwen, en dat heb ik uiteindelijk gekregen.”
Merkte je dat ook echt in de gesprekken die je met de geïnterviewden voerde, dat vertrouwen?
“Bij de meesten wel. De periode waarin ik het boek maakte, was een roerige. Er speelde van alles. Het MH17-proces, het Marengo-proces, de coronacrisis, de moord op Derk Wiersum, de moord op Peter R. de Vries, de nasleep van de Commissie Fokkens... Allemaal ingrijpende ontwikkelingen en gevoelige onderwerpen die ik in de meeste gevallen niet kon voorzien, maar waar ik niet omheen kon. Aan mijn nadrukkelijke wens om mensen met naam en toenaam hun verhaal te laten doen, kleefde bovendien het risico dat zij, nog meer dan OM’ers toch al doen, op hun woorden zouden letten. Bij een aantal gesprekken gebeurde dat ook. Op die momenten heb ik het gewoon benoemd. Dan zei ik: ‘Luister, je hebt je medewerking toegezegd, dan moet je durven praten ook’. Meestal hielp dat. Wat ik hier en daar ook heb geproefd, en dat herken ik wel van sommige rechters en advocaten, zeker van de bekendere strafpleiters, is een licht dedain. Zo van: ‘ik kan het je wel allemaal gaan uitleggen, maar dat begrijp jij toch niet’. Dat houdinkje. Daar kan ik slecht tegen, want dat is doodzonde. Leg het dan op zo’n manier uit dat ik het wel begrijp en het ook kan uitleggen aan mijn publiek. Dat is toch uiteindelijk wat je wil? Maar over het algemeen heb ik echt het idee dat vrijwel iedereen die ik heb gesproken eerlijk en open tegen mij is geweest. Voor zover dat mogelijk was natuurlijk. Je kunt je eigen zaak niet schaden. Bij kritische vragen wordt helaas al snel het juridische pantsertje ingezet. Daar kom je lastig doorheen.”
In het boek is een apart hoofdstuk gewijd aan het rapport van de Commissie Fokkens en aan de aanleiding, de conclusies en de gevolgen daarvan. Door verstoorde verhoudingen aan de top zou er volgens de commissie jarenlang een angstcultuur binnen het OM hebben geheerst. Hoe verliepen de gesprekken die je daarover voerde?
“Het is een pijnlijke episode, maar zo heel gek is het natuurlijk niet. In elke hiërarchische organisatie schuilt het gevaar van mensen die elkaar de hand boven het hoofd houden. Mensen die elkaar te goed kennen om nog voldoende professionele afstand te kunnen bewaren. Dat geldt voor elke organisatie, maar binnen een organisatie als het OM, waar de buitenwereld weinig zicht op heeft, is dat risico nog een stuk groter. Het is alleen maar goed om je daar bewust van te zijn. De mensen die ik hierover sprak, en dat waren er veel, kruipen geen van allen in de slachtofferrol, maar ze hebben die angstcultuur wel degelijk zelf ervaren. Iemand als Fred Westerbeke (voormalig hoofdofficier van het Landelijk Parket, red.) bijvoorbeeld heeft er enorm veel last van gehad en durft dat ook te zeggen. Kitty Nooy (voormalig hoofd Bureau Integriteit OM) niet te vergeten, en Diederik Greive (hoofdofficier parket Noord-Nederland). Die laatste zegt het pijnlijk helder. Hij zegt in die periode het vertrouwen te hebben verloren in collega’s die hij jarenlang als zijn beste vrienden beschouwde. Dat is nogal wat. Niemand die ik hierover sprak, ging het onderwerp uit de weg. Dat zegt wel iets, vind ik. Dan is er blijkbaar echt iets veranderd.”
Heb je achteraf veel moeten schrappen?
“Nee. BN’ers en voetballers zijn een stuk erger, haha. Er is geen enkele passage geweest waar achteraf een dikke streep door is gehaald. Het tegenovergestelde was vaker het geval: dat mensen dingen wilden toevoegen. OM’ers hebben een sterke drang om altijd maar volledig te willen zijn, maar dat geldt voor alle juristen is mijn ervaring. Het liefst hadden sommigen gezien dat ik complete wetsartikelen in het boek had opgenomen, maar als je een boek als dit schrijft, een boek dat bedoeld is voor een breed publiek, dan kan dat niet. Sommigen vonden dat moeilijk te verteren, had ik het idee. Daar staat tegenover dat ik heb moeten accepteren dat niet alle juridische begrippen en kwesties zich naar begrijpelijk Nederlands laten vertalen. Ik heb daar een balans in moeten vinden.”
In een recensie in NRC werd gesuggereerd dat het boek wellicht deel uit maakte van een PR-campagne van het OM. Wat vind je daarvan?
“En twee zinnen later draait de recensent zijn eigen suggestie alweer de nek om door vast te stellen dat het zeker geen ‘hoera-boek’ is. Waarom zou je het dan suggereren? Ik vind dat vreemd. Wellicht heeft het ermee te maken dat NRC een belangrijke rol heeft gespeeld in de aanloop naar het onderzoek van de Commissie Fokkens. Misschien dat men daarom veronderstelt dat een journalist die zo’n boek schrijft, dat doet omdat hij op zoek wil naar de rotte plekken binnen de organisatie. Maar nogmaals: dat is nooit de opzet geweest. Ik heb me voor niemands karretje laten spannen en ik heb ook vooraf met niemand afspraken gemaakt over hoe positief of negatief het boek zou uitvallen. Goedbeschouwd gaat het hele boek over integriteit en het belang van openheid. Daar kun je niet in gaan censureren.”
Heeft het schrijven van dit boek je beeld van het OM veranderd?
“Dat het boek er überhaupt ligt bewijst al dat het OM een stuk minder gesloten is dan ik aanvankelijk dacht. Verder zou ik niet zozeer zeggen dat mijn beeld is veranderd. Ik ben vooral een stuk wijzer geworden. Over de organisatie, over het werk dat men doet, over alles wat daarbij komt kijken, over de mensen die het werk doen en over hun drijfveren. Maar ook over de maatschappij waarin we leven. Door het schrijven van dit boek zijn onderwerpen als ondermijning en cybercrime, twee belangrijke speerpunten van het OM, veel concreter geworden. In het begin waren dat voor mij, zoals voor de meeste Nederlanders, bijna abstracte begrippen. Nu herken ik ze overal. Ik kijk sinds het schrijven van het boek met andere ogen naar het nieuws, maar ook naar mijn eigen stad en omgeving. Ik fiets echt anders door Amsterdam nu ik weet op welke schaal er bedrijven als dekmantel worden gebruikt voor witwaspraktijken en dergelijke. Ik ben veel argwanender dan voorheen.”
Dat klinkt als een vervelende bijwerking.
“Dat is de ene kant. De andere kant is dat ik door het schrijven van dit boek veel meer vertrouwen heb gekregen in onze rechtsstaat. Die is in goede handen, daar ben ik van overtuigd. Bij het OM lopen heel veel vakkundige, slimme, en gedreven mensen rond. Vooral dat laatste, die gedrevenheid, is me echt opgevallen. Ik kom in andere beroepsgroepen zoveel professionals tegen die er de kantjes van af lopen, die hun werk eigenlijk alleen nog plichtmatig doen, maar die verder elke vorm van gedrevenheid kwijt zijn. Dat type ben ik bij het OM niet tegengekomen. De drive van OM’ers, althans van de mensen die ik voor dit boek heb gesproken, om hun werk zo goed mogelijk te doen, ook als dat ‘s avonds moet of in het weekend, vond ik zonder uitzondering echt opvallend. En ook heel geruststellend.”
Je zei zojuist dat je een boek wilde schrijven voor een breed publiek. Is dat gelukt?
“Ik ken de verkoopcijfers niet, maar dat oordeel laat ik graag aan anderen. Het liefst schrijf je een boek dat iedereen geweldig vindt, maar die ambitie moet je met een onderwerp als dit laten varen. Ik heb wel heel bewust geprobeerd om er zoveel mogelijk concrete onderzoeken en zaken in te stoppen, maar dan nog is het soms taaie kost. Ik kreeg laatst een vakantiefoto van mijn 19-jarige nichtje die op het strand lag met mijn boek. Leuk, denk je dan. Vervolgens schreef ze erbij dat ze er niet doorheen kwam... Haha! Dat was ook te mooi geweest om waar te zijn.”
Een welkom houvast
Voor iedereen die meer over het OM wil weten is Misdaad en straf in de polder verplichte kost, maar vooral relatief nieuwe OM’ers, die nog dagelijks bezig zijn met het leren kennen van de organisatie, beschouwen het boek als uiterst waardevol.
Nathan Seulijn, OM-trainee sinds 1 september 2021 en bestuurslid JongOM
“Wat mij is opgevallen toen ik een jaar geleden bij het OM ging werken, is dat veel verschillende collega’s heel anders aan kijken tegen ons werk, ons doel en wat ons drijft. Dat verschil zie je erg mooi terug in het boek en dat gaat verder dan alleen het verschil tussen de stereotype ‘crimefighter’ tegenover de ‘magistraat’. Ook op allerlei andere onderwerpen kan je als lezer terugzien dat OM’ers vanwege heel verschillende drijfveren voor dit werk hebben gekozen en dat maakt naar mijn mening het werk bij het OM nou juist zo interessant: er zijn vele manieren om tegen ons werk aan te kijken, maar naar buiten toe zijn wij óók één en ondeelbaar. In dat opzicht is het boek er goed in geslaagd om een beeld te geven van het OM in al zijn verschillende facetten en dat is zowel intern als extern erg waardevol, denk ik. Wat mij ook aanspreekt in het boek is dat het een interessant inkijkje geeft in de opvattingen, meningen en belevingen van met name toonaangevende (hoofd)officieren van justitie die verder niet altijd even nadrukkelijk naar buiten treden. Dat getuigt van durf en draagt bij aan de transparantie van onze organisatie. Ik zou initiatieven zoals dit boek alleen al om deze reden erg toejuichen en zou erg benieuwd zijn als jonge OM’er hoe een dergelijk boek er over twintig jaar uit zou zien.”
Marloes van Eijsden, beleidsadviseur Straf met Zorg AP Amsterdam sinds 1 juni 2020
“Het boek geeft een mooi beeld van onze organisatie, de geschiedenis, de zeer gedreven medewerkers met hun focus en achtergronden, de strubbelingen waar we als organisatie mee te maken hebben en de moeilijke keuzes die gemaakt moeten worden. Vanuit mijn achtergrond vond ik de aandacht voor onze rol bij complexe maatschappelijke problemen wat mager. Het is ook onze wezenlijke taak om ervoor te zorgen dat daders een betekenisvolle straf/reactie op hun handelen krijgen om herhaling te voorkomen. Daarvoor is het nodig dat we samenwerken met andere organisaties en die kijken vanuit een ander –niet strafrechtelijk- perspectief en weten niet precies wat de strafrechtelijke interventie-mogelijkheden van ons zijn. En ook wij weten niet altijd goed wat de mogelijkheden van onze partners zijn; dit alles maakt echte samenwerking lastig en vergt andere vaardigheden van professionals. De opmerking van Miranda de Meijer dat het OM er van oudsher is voor de kwetsbaren in de samenleving, vond ik in dit kader treffend. Als OR-lid was hoofdstuk 5 ‘Zelfbeschadiging’ nuttig om te lezen. Ik had daar, en in het geheel, ook graag wat jongere collega’s over gehoord. Het zijn in het boek voornamelijk de – voor OM’ers – bekende gezichten die aan het woord komen en ik was wel benieuwd naar de ideeën van jongere en meer onervaren collega’s, ook in combinatie met hun visie op integraal samenwerken in een veranderende maatschappij. Het boek is zeker aan te raden voor nieuwe medewerkers en dan ook goed om het na 2 jaar nog eens door te lezen om je eigen ervaringen erop te reflecteren. In combinatie met de podcast Napleiten, krijg je mooie inzichten vanuit meerdere kanten, die aanleiding kunnen geven tot zinvolle gesprekken over waar het OM in essentie voor staat en wat we te doen hebben met elkaar.”
Freek Vlemmix, persvoorlichter Parket-Generaal sinds 1 april 2022
“Misdaad en straf in de polder kwam uit toen ik net een paar weken bij het OM werkte. Voor mij was het daarom een handige introductie in de organisatie, de cultuur, en een deel van de collega’s (en hun persoonlijkheden/achtergrond). Zeker omdat ik als persvoorlichter met veel verschillende OM’ers door heel het land contact heb, en van veel onderwerpen een beetje af moet weten. Het eerste hoofdstuk was nog wat droog, maar toen de aandacht eenmaal werd verlegd naar interviews met onder andere officieren van justitie en de zaken waarbij zij betrokken waren, merkte ik dat ik er tijdens een weekendje Malaga snel doorheen ging. Het boek bracht me ook wat meer historisch besef van waar het OM de afgelopen jaren doorheen is gegaan, bijvoorbeeld met de Commissie Fokkens. Daar had ik zijdelings wel wat over in de media gezien, maar van de precieze impact op de organisatie had ik nog niet zo’n beeld. Het lijkt mij geen slecht idee om iedere nieuwe collega bij het OM dit boek te geven als welkomstcadeau; dat helpt om het werk en de cultuur van de organisatie te begrijpen. En ondanks de minder fraaie kanten die in het boek ook aan bod komen, denk ik dat mensen als ze het lezen vooral blij zullen zijn dat ze bij het OM (gaan) werken.”
Laura Messie, beleidsmedewerker AP Noord-Holland sinds februari 2022
“Toen ik eind februari het OM binnen stapte had ik al een beeld van het OM. Daar ontkom je gewoonweg niet aan als je het nieuws ook maar een beetje volgt. Maar wat is het dan leuk om de organisatie op deze manier ook van binnenuit te leren kennen. Het boek geeft mooi weer waar het OM als organisatie vandaan komt, waar het nu staat en waar het heen gaat. Wat er voor mij het meest uitsprong, was de menselijke maat. Het is boeiend om te lezen over de ervaringen en inzichten van verschillende collega’s. Als je het boek nog niet hebt gelezen, raad ik je aan daar dit weekend verandering in te brengen. Want zoals Fred Bijlsma mooi zegt: ‘Voor officieren is het soms al lastig de specialisatie van de ander goed te begrijpen, laat staan dat het te doorgronden is voor andere medewerkers van het OM […]. In een ideale wereld wil je dat iedereen die voor het OM werkt precies weet waar het Openbaar Ministerie voor staat en wat het doet.’ Ik lees hierin een mooie uitdaging om mij verder te verdiepen in het werk van mijn collega’s, en op die manier het OM van binnenuit nog beter te leren kennen.”
Antoinette Oudshoorn, senior beleidsmedewerker Functioneel Parket sinds april 2022
“Wanneer je van buiten het OM als nieuwe medewerker de organisatie binnen komt rollen, lijkt het of om je heen een geheimzinnige taal wordt gesproken die iedereen lijkt te begrijpen behalve jij. Los van de golven van afkortingen die je overspoelen, hangt er een cultuur, een gevoel waar je in eerste instantie geen grip op lijkt te kunnen krijgen. Het duurt even voordat je hierin je weg vindt. Maar… het lezen van Misdaad en straf in de polder biedt houvast. Alhoewel, net als de titel, de opzet van het boek wat gekunsteld aandoet, zijn de verhalen over hoe het er binnen het OM aan toe gaat leuk en herkenbaar – en voor nieuwe medewerkers dus ook leerzaam. Je leest waarom OM’ers soms wat wereldvreemd zijn, hoe incidenten en integriteitskwesties de organisatie vormden, maar ook komen de dilemma’s naar voren waar officieren op allerlei gebieden mee worstelen. Het beeld is boeiend en dynamisch en wekt echt nieuwsgierigheid op. De nieuwe medewerker zal zich (vertwijfeld of met een glimlach) afvragen: waar ben ik in terechtgekomen? Het boek is vooral geschreven vanuit het perspectief van officieren en leidinggevenden, misschien niet voor iedere OM’er het meest aansprekende perspectief. Maar deze invalshoek biedt wel een handvat voor het beantwoorden van de vraag waarom het OM is zoals het is – een bijzondere organisatie met bijzondere mensen.”