Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer

‘Visiting professional’ Jan Dirk de Jong helpt het Landelijk Parket in de aanpak van excessief geweld en jeugd. “Ik zie de frustratie én ambitie bij LP’ers.”  

Voor het Landelijk Parket geldt de aanpak van jeugdcriminaliteit bepaald niet als prio 1. Het LP neemt in de regel volwassen beroepscriminelen op de korrel. Het verricht strafrechtelijke onderzoeken naar zware criminele samenwerkingsverbanden en dan draait het om kerels, knaken en kilo’s, weet Jan Dirk de Jong, lector aanpak jeugdcriminaliteit aan de Hogeschool van Leiden. “LP-onderzoeken zijn gericht op zware straffen, waarmee ze vooral de maatschappij willen beschermen. Dit type criminelen bekeer je immers niet zo makkelijk meer tot padvinders.”

Toch wil het LP meer inzetten op jeugd. Want LP’ers die zeggen dat ‘jeugd niet voor ons’ is, zien tegelijkertijd hoe dicht jongeren tegen ondermijning en geweld aanschurken. De Leidse lector somt het op. “De invloed van negatieve rolmodellen op jongeren. De ‘arbeidsmarkt’ waarop jongeren hand-en-spandiensten verlenen aan criminelen. De invloed van families, waarin jongeren de criminaliteit met de paplepel wordt ingegoten. LP’ers vinden dat wel degelijk belangrijk en kennen frustraties en zorgen. Ze doen er in hun werk niet zo veel mee, maar hoe loopt het af met die kinderen?”

‘LP’ers zien veel contacten tussen jongeren en criminele samenwerkingsverbanden. Daarmee kan geleerd worden over rekruteringsprocessen en doorgroei binnen de ondermijning’

Routeplanner

Het LP benaderde de wetenschapper. Kon Jan Dirk de Jong niet als ‘visiting professional’ het LP binnenvliegen, zodat de eigen kennis en slagkracht van het parket versterkt werd met de kennis van de wetenschapper die juist veel weet van de integrále aanpak van criminaliteit door verschillende partners? Het bleek een goede match. De visiting professional kreeg toegang tot veel informatie uit onderzoeken, tapgesprekken en directe bronnen uit het criminele milieu. Een goudmijn voor de wetenschapper. En voor het OM past het ‘visiting professionalschap’ mooi in de gezamenlijke onderzoeksagenda LP/FP waarin het probeert via onderzoek kennis op te doen waar de praktijk iets aan heeft.

De Jong toont zich niet de expert die het LP even komt vertellen hoe het moet. Hij luistert veel en zegt slechts te fungeren als ‘routeplanner’. “Al de ideeën en wensen die er nu liggen, zijn afkomstig van LP’ers zelf.” Het LP en de wetenschapper zien kansen. Het LP heeft zicht op de kinderen van zware criminelen of kan die informatie achterhalen. “LP’ers zien veel contacten tussen jongeren en criminele samenwerkingsverbanden. Daarmee kan geleerd worden over rekruteringsprocessen en doorgroei binnen de ondermijning. LP’ers kunnen bovendien zien wat een jongerenwerker nog niet weet: dat juist jantje een zorgenkind is dat met de verkeerde lieden omgaat en dreigt af te glijden. En ze kunnen nog meer uit hun informatiepositie halen. Bij tapgesprekken wordt de persoonlijke informatie vaak niet uitgewerkt, maar samengevat als ‘sociaal gesprek’. Terwijl die informatie juist wezenlijk is. Als je die contacten mist, loop je het risico dat je te licht straft of anderszins verkeerd intervenieert.”  

Negatieve rolmodellen

Over negatieve rolmodellen kunnen LP’ers het juiste verhaal vertellen, zegt De Jong. “Soms leeft in een buurt de gedachte dat een verdachte ten onrechte is opgepakt, en dat die verdachte ook aardige dingen deed voor zijn buurt. Dan kunnen LP’ers na afloop van een zaak meehelpen het juiste beeld te geven. Ze kunnen duidelijk maken wat het écht betekent om in die ellendige wereld van geweld en verraad te leven. Duidelijk maken dat de veroordeelde de buurt en veel mensen de vernieling in heeft geholpen.”

Beperkingen zien het LP en de ‘VP’ ook. Het ontbreekt vaak aan capaciteit en voor het OM-onderdeel is het niet gemakkelijk om informatie te delen: hun zware onderzoeken moeten niet stuk gaan. Ook weten LP’ers niet altijd bij wie ze met hun informatie kunnen aankloppen. “Maar ik zie en hoor hun energie en ambitie om een rol van betekenis te kunnen spelen. Als ze erin slagen daar maar iets van te realiseren, is dat al heel mooi.”