Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes Spruijt-van der Meer

Ingeborg Doves over zaak van de shaken baby

‘Zo! Da’s best een hoge strafeis voor zo’n ouder,’ horen kindermishandelingsofficieren regelmatig in shakenbabyzaken. En dat leidt weer tot onbegrip van de Haagse officier Ingeborg Doves die een vader voor de rechter bracht met het verwijt dat hij zijn eigen kind heeft gedood. “Ik vind dat onze boodschap over de ernst en de strafmaat echt moet aankomen.”

“Vijf seconden een kindje schudden. Die tijd is nodig om een kindje te kunnen laten overlijden. Maar vijf seconden, dat is láng hoor. Doe het maar eens, dan voel je hoe lang dat is. Nee, niet zoals jij dat nu, rustig schuddend vanuit je handen, doet.”

Meteen veert officier Ingeborg Doves op uit haar stoel in haar werkkamer op het Haagse arrondissementsparket. Om te demonstreren wat in haar zaak had plaatsgevonden. “Die vader schudde niet vanuit zijn handen, maar echt vanuit zijn ellebogen. Kijk, zo.” Als de aanklager schudt, gaan haar armen heen en weer, van gestrekt naar negentig graden gebogen. Heen en weer, keer op keer. “Zie je hoe lang dat is?” Nogmaals schudt de officier krachtig, twee tot drie keer per seconde, terwijl ze hardop telt. “Een Mississippi... Twee Mississippi… Drie Mississippi… Vier Mississippi… Vijf Mississippi… Zo lang duurt dat dus.”

Net als elke ouder die een hele nacht met een huilend kind in de weer is, kan Ingeborg Doves begrip opbrengen voor de gedachte: ik kan je nu wel wat aandoen. “Ik heb ook een dochter, ik heb haar ook weleens achter het behang willen plakken. Maar vijf seconden lang echt hard schudden: dat is niet alleen zwaar om te doen en te kunnen volhouden, dat is ook enorm heftig om te zien. Het voorhoofdje dat voorover op de borst klapt en het achterhoofdje dat tegen het ruggetje terechtkomt. De eerste schudbeweging moet voor iedere weldenkende ouder, hoe moe die ook is, al voldoende zijn voor het besef: O, dit moet ik echt niet doen; ik moet direct stoppen. Omdat het anders he-le-maal fout gaat. En als je dan toch doorgaat met schudden, terwijl je secondenlang zíet wat er gebeurt, dan vind ik dat geen onmacht meer.”

Officier Ingeborg Doves: 'De medische interpretatie van het letsel is meestal doorslaggevend bij dit soort zaken.'

Nergens spijt gezien

Ze startte haar carrière bij de AIVD, werkte samen met de terrorismeofficier van het Landelijk Parket, leidde Teams Grootschalige Opsporing en trok Staven Grootschalig Bijzonder Optreden. Tegenwoordig is ze ook nog voorzitter van de landelijke Medezeggenschapsraad OM. Stevig werk. Maar vandaag, zo bekent Ingeborg Doves, is ze 'gewoon een beetje zenuwachtig' voor dit interview. “Omdat ik geen wrevel wil wekken, maar echt de goede woorden moet zien te kiezen. Net als mijn collega-kindermishandelingsofficieren in het land vind ik dat mijn boodschap moet aankomen. Want ik vind dat er een verkeerd beeld omheen hangt. Terwijl het bij geschudde kindjes om heel ernstige feiten als doodslag, poging doodslag en zware mishandeling gaat, vindt menigeen de straffen die we eisen overdreven. ‘Da’s best hoog voor een ouder,’ hoor ik vaak, ook bij OM’ers. Dan luidt mijn standaardantwoord: ‘Had je dat ook gevonden als diezelfde man zijn partner had gedood?’ ‘Nee,’ zegt men dan, ‘dan had ik diezelfde eis passender gevonden’. Maar dat gevoel, dat ben je als kindermishandelingsofficier de héle tijd aan het uitleggen. Aan de lunchtafel op het parket. In de zittingszaal. Kennelijk speelt in ons hoofd een biologisch mechanisme dat we ons heel moeilijk kunnen voorstellen dat we als ouders ons kind zodanig mishandelen dat het komt te overlijden of bijna komt te overlijden. We vinden het makkelijker voor te stellen dat mannen of vrouwen hun partner mishandelen. Maar het ís niet anders. Het enige dat verschil maakt is dat degene die nu in het verdachtenbankje zit juist de persoon was die zo’n baby had moeten beschermen – en dat niet gedaan heeft. Dat maakt de mishandeling alleen maar kwalijker, ernstiger, strafverzwarender. Waarbij het kind ook nog eens zo jong is dat, als het de mishandeling al overleeft, niet kan praten en er bijna altijd geen getuigen bij waren. Wie komt er voor dat kind op? Toch wordt steeds weer gedacht: ‘ja, nou ja, die vader zal er toch zelf ook wel veel moeite mee hebben?’ Dat wordt nota bene door rechters opgeschreven in hun strafmaatoverwegingen. Kijk hier,” bladert Ingeborg Doves door een vonnis, “luister hoe een rechtbank een strafmaatvermindering motiveert: ‘Verdachte moet ook de rest van zijn leven omgaan met het feit dat hij zijn eigen kind heeft gedood’. Dat wordt gewoon maar opgeschreven. Maar dan denk ik,” – ze spert haar ogen wijd open en verheft haar stem nog wat meer – “ik heb het niet gezien. Op geen enkel moment heb ik die spijt gezien. Niet gelijk na het feit, niet na de verklaringen, niet op zitting. Nergens ook maar iets van spijt. Waarom nemen we dan aan dat die spijt er is? Omdat het een ouder is…? Maar die ouder heeft net zijn eigen kind gedood. Dus, je moet veel doen om bij de rechtbank inzicht te creëren en bij een shakenbabyzaak de acht jaar voor een doodslag die tegenwoordig in onze richtlijnen staat, daadwerkelijk te krijgen.”

'De vader bleef aanvankelijk ontkennen, ook tegen zijn vrouw'

Vrolijk meiske

Gouda, 1 november 2020, rond 9.30 uur ’s ochtends. Vlak voordat ze naar de kapper gaat en haar baby bij haar man achterlaat, maakt de moeder een filmpje van haar baby Sophie (niet de echte naam van het meisje - red.). Het kindje, dan nog net geen 9 maanden oud, trekt zich op aan een tafel en probeert al te gaan staan. Beelden die Ingeborg Doves liever niet had gezien.

“Ik vlieg dit soort zaken altijd vooral aan via de technische kant. De medische interpretatie van het letsel is meestal doorslaggevend bij dit soort zaken. Daar concentreer ik mij het meest op. Als je je teveel verdiept in het verdriet en de gedachte dat een kindje is overleden, dan wordt het voor mij te lastig, komt het te dichtbij. Maar ik wilde weten of het kindje inderdaad helemaal in orde was voordat haar moeder wegging, dan kon ik de moeder uitsluiten van de verdenking. Dus ben ik naar de beelden gaan kijken. Wat ik zag hakte er in bij me. Een levendige baby, groot voor haar leeftijd. Gewoon een vrolijk meiske. Op die beelden oogt alles hartstikke prima – en een half uur later zal ze levenloos op de grond liggen.”

Rond elf uur op die eerste dag van november, komt er bij de hulpdiensten een melding binnen dat een kindje van ongeveer negen maanden oud onwel is geworden. Toegesneld politie- en ambulancepersoneel ziet in de woning Sophie op een vreemde plek liggen, tussen de eettafel en de bank. Naast de eettafel staat een lege kinderwagen. Sophie ziet grauw en heeft geen ademhaling. Terwijl de moeder van Sophie nog niet terug is van de kapper, horen de hulpdiensten van Sophie’s vader dat hij Sophie “onwel in haar bedje” heeft aangetroffen. Het ambulancepersoneel gaat direct over tot reanimatie en brengt Sophie naar het ziekenhuis. Ze zullen het meisje echter niet meer kunnen redden. De volgende dag overlijdt Sophie aan haar verwondingen. Haar lichaampje wordt na overlijden in beslag genomen en onderzocht door de patholoog. Die moet achterhalen wat de oorzaak van het overlijden is geweest.

Omdat de vader de enige is die aanwezig was toen de hulpdiensten arriveerden, wordt hij snel als verdachte aangemerkt. Daarbij speelt mee dat de politie en ambulancemedewerkers aangeven het gevoel te hebben dat het niet klopte en er meer aan de hand leek te zijn. De vader is vaag in zijn verklaringen. Hij kan niet goed vertellen wat er gebeurd is. Bovendien duurde het een tijd voordat de vader 112 belde.

Vaderschapscursus

Toch rijst al snel een duidelijk beeld op over wat er met Sophie gebeurd is. De enorme extra frustratie die kindermishandelingsofficieren in andere zaken vaak voelen – er valt niet te achterhalen wat er is gebeurd omdat beide ouders zwijgen en omdat artsen of ziekenhuizen weigeren of dralen met het verstrekken van medische informatie – speelt hier niet. Doves: “Het begon er al mee dat ervaren politiemensen direct ter plekke kwamen en mij snel belden. Daardoor werd direct forensisch onderzoek gedaan en kon bijvoorbeeld de plaats delict in kaart worden gebracht. En van het ziekenhuis kregen we snel informatie en de sectie en het rapport van een NFI-patholoog was heel duidelijk. Wat dat betreft was het ook een fijn onderzoek dat al binnen een jaar op zitting stond.”

Aanvankelijk verklaart de vader tegen de politie weinig tot niets. In een eerste verhoor op 3 november houdt hij vol dat hij Sophie onwel heeft aangetroffen. Wel geeft hij toe dat hij heeft gelogen over de plek waar hij Sophie heeft aangetroffen. Dat was niet in het bedje maar in de kinderwagen. Hij heeft dat zo bij de hulpdiensten verklaard omdat hij bang was dat anders gedacht zou worden dat hij te lang met reanimatie had gewacht. De vader benadrukt vooral zich weinig te kunnen herinneren. Een opvallende uitspraak voor iemand die op de dag van het delict nog de zoekterm ‘shaken baby’ intikte.

In het onderzoek houdt de politie direct rekening met het schudscenario. Dat zou waarschijnlijk hebben plaatsgevonden tussen het moment waarop de moeder van Sophie om 9.30 uur naar de kapper ging en het moment waarop een computerspel van de vader is gepauzeerd, om 10.22 uur. Daarna gaat de vader wandelen met Sophie en de hond. Pas als hij thuiskomt, ruim een half uur later, belt hij 112.

“Hij heeft dus lang gewacht met hulp inroepen voor Sophie,” zegt Ingeborg Doves. “Zelf heeft hij, een hoogopgeleide man die zijn EHBO had gehaald om kinderen te reanimeren, geen hulp verleend. Hij wist dat het schudden van een kindje gevaarlijk en dodelijk kan zijn, dat had hij tijdens de zwangerschap van zijn vrouw nog gehoord op vaderschapscursus. Met Sophie’s moeder maakte hij er tijdens haar zwangerschap zelfs grappen over, als ze over hobbels reden.”

In een tweede verhoor op 18 november 2020 wordt de verdachte vader geconfronteerd met de voorlopige conclusie dat Sophie mogelijk overleden is aan schudletsel. Hij ontkent eerst, wordt dan boos, maar geeft uiteindelijk toe dat hij Sophie heeft geschud. Want, zo zegt hij in dit verhoor, hij ‘kan er toch niet aan ontkomen’ en ‘mijn handafdrukken staan op haar lijfje’.

Bloeduitstortingen in het netvlies

Pathologen en een forensisch arts hebben dan reeds gerapporteerd dat Sophie zeer waarschijnlijk ‘reanimatiebehoeftig’ is geworden door ernstig hoofdletsel dat passend is bij een ‘schudtrauma’ ofwel een ‘repeterend acceleratie-deceleratie trauma’. Bij Sophie is een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies rondom de rechterhersenhelft aangetroffen, een ernstige hersenzwelling, een traumatische beschadiging van de zenuwceluitlopers en beschadiging van zenuwcellen door zuurstoftekort. Ook is sprake van bloeduitstortingen in het netvlies van beide ogen en rond de oogzenuwen.

Daarnaast blijkt uit het medische dossier, uit uitwendige en inwendige schouwing en aanvullende onderzoeken dat Sophie niet al ziekelijke afwijkingen had die haar letsel konden verklaren. Al deze letsels – en juist ook het ontbreken van een schedelbreuk – brengen de medisch onderzoekers tot de conclusie: dit komt twintig keer vaker voor bij mishandelde kinderen dan bij kinderen die slachtoffer zijn van een verkeersongeluk. En als dan ook nog typerende bloeduitstortingen zijn aangetroffen, zoals bij Sophie op het sleutelbeen, die niet zijn te verklaren door medisch handelen, draagt dat nog extra bij aan het vermoeden van mishandeling.

Doves: “Letsel zoals dat bij Sophie komt bijna nooit voor. Je ziet het eigenlijk bijna alleen maar wanneer een kindje heel hard is geschud. Daarom is het ook zo belangrijk dat kindermishandeling een specialisme is. Want als een ziekenhuisarts ‘retinabloedingen’ constateert, bloedingen in het netvlies, moeten alle alarmbellen bij je afgaan. Die bloedingen ontstaan daar alleen na een enorme krachtsinwerking. Dus, een ouder die dán verklaart dat ie geen idee heeft hoe dat is gekomen? Kan niet! Gaat écht niet samen.”

“Want de vader bleef aanvankelijk ontkennen, ook tegenover zijn vrouw. De gesprekken die zij in de gevangenis hadden als zij op bezoek kwam, heb ik laten afluisteren. Dan zei hij: ‘Ik weet niet hoe het is gekomen.’ Hij bleef vaag. Op 16 december heeft zijn vrouw hem geconfronteerd: ‘Als je me nu niet vertelt wat er is gebeurd, hoeft het voor mij niet meer’. Toen heeft zij ook de relatie verbroken. Maar dat duurde best lang en al die tijd heeft zij, naast haar verdriet, ook nog lang met twijfel rondgelopen, wat ik ook heel erg vind.”

“Dus pas toen het bewijs uit die medische bevindingen zich opstapelde, begon hij te verklaren, beetje bij beetje en dan nog steeds maar mondjesmaat. Eerst sprak hij van flarden van herinneringen, een verhoor later herinnerde hij zich iets meer, weer later was het dan zo wel gegaan. Op zitting werd hij ondervraagd door een voorzitter die het echt heel goed aanpakte. En toen zei hij ineens dat hij ‘boven op zolder, maar beneden waarschijnlijk ook’ mogelijk nog een tweede keer had geschud. Toen stond ik echt flap-flap met mijn oren. Wat zegt ie nou! Een tweede keer, terwijl hij al gezien had hoe heftig het was. Zou ik dan in mijn requisitoir niet kunnen zeggen dat er dan sprake was van vol opzet, in plaats van voorwaardelijk opzet? Omdat hij pas op zitting met die verklaring kwam en het heel twijfelend bracht, heb ik het bij voorwaardelijk opzet gelaten. Maar ik denk wel dat het zo is gegaan.”

'Op zitting stond ik flap-flap met mijn oren'

Gestoord in zijn computerspel

Dat requisitoir, door Doves uitgesproken op 7 oktober 2021 op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag, start zo:

'De gedachte om een kind te verliezen is voor de meeste ouders een gedachte die hen nachtmerries bezorgt. Vanaf het moment dat een kind geboren wordt, is voor de meeste ouders de veiligheid en geborgenheid van hun kindje hun allereerste prioriteit. Veel ouders zouden niet aarzelen om hun eigen leven op het spel te zetten om dat van hun kindje te redden. Het idee dat iemand zijn eigen kind om het leven brengt voelt zo tegennatuurlijk, dat we het ons amper kunnen voorstellen. En toch is dat precies wat er op 1 november 2020 gebeurt.'

In haar verhaal op zitting somt de officier al het medisch, forensisch en tactisch bewijs op, waaronder uiteindelijk ook de verklaringen van de vader:

'Pas op 17 juni 2021 zal verdachte meer details vertellen over wat er die dag is gebeurd. Verdachte vertelt dat hij Sophie bij zich had tijdens het spelen van een computerspel. Ze waren op zolder. Hij wilde het spel graag afspelen maar Sophie werd wakker. Sophie gooit haar doekje op de grond waardoor ze moet huilen. En dan, waarschijnlijk uit frustratie omdat hij gestoord wordt in zijn spel, of omdat hij iets had gedaan waardoor Sophie harder was gaan huilen, pakt hij Sophie onder de oksels en om haar borstje en schudt hij haar. Hij schudt zo hard dat haar hoofdje heen en weer bewoog, van voor naar achteren. Grote bewegingen vanuit de ellebogen waarbij hij de ellebogen volledig strekt en weer naar boven brengt, zo verklaart hij op zitting. Het was een naar gezicht, zo verklaart verdachte. Het ging niet zachtjes. Verdachte is op een gegeven moment ook gaan staan, zo verklaart hij ter terechtzitting. Verdachte verklaart dat Sophie harder ging huilen door het schudden. Ze snakt naar adem. Maar verdachte stopt niet. Hij weet niet waarom niet. Uiteindelijk waren de oogjes dicht en was Sophie stil.'

Doves verwijt de vader dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het doden van Sophie. De officier kwalificeert het als voorwaardelijk opzet: 'Verdachte heeft met zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat Sophie door zijn toedoen is overleden.' Ze eist acht jaar celstraf. Twee weken later legt de rechtbank die straf ook op aan de verdachte.

Een klein jaar later, op 14 oktober 2022, volgt ook het hof het OM in zijn overwegingen. Alleen vermindert het hof de straf naar zeven jaar onvoorwaardelijk.

“Eigenlijk,” zegt Ingeborg Doves, “staat naar mijn mening niet goed in het arrest waarom het hof er een jaar vanaf haalde. Dat valt me dan tegen. Zij zijn – nou, godzijdank – ook van mening dat sprake is van opzet. Maar vervolgens zeggen ze: zeven jaar. Als het uitgangspunt voor doodslag acht jaar is, begrijp ik niet waarom dat jaar eraf moet. En daarmee zijn we terug waar we begonnen: waarom zou je het bij een kind anders doen dan bij een volwassene?”