Tekst Jochem Davidse
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Zes jaar Straf met Zorg
Het roer moest om, de focus terug, en dat vereiste ‘een omslag in denken en doen’. De ambities van Straf met Zorg, het programma dat het Openbaar Ministerie ontwikkelde voor strafzaken met verdachten met problemen op meerdere leefgebieden, logen er niet om. Voormalig programmadirecteur Marthyne Kunst en Linda Dubbelman, die het stokje onlangs van haar overnam, blikken terug op zes jaar Straf met Zorg. “Het heeft voor iedereen duidelijk gemaakt waar we wel, en waar we niet van zijn.”
Een instabiele thuissituatie, een lichte verstandelijke beperking, een verslaving, torenhoge schulden, een psychische stoornis; dergelijke problemen vormen voor veel mensen een vruchtbare voedingsbodem voor het plegen van strafbare feiten. Zo becijferde het Openbaar Ministerie dat bij maar liefst 36 procent van alle mensen die in 2022 als verdachte in een strafzaak werden aangemerkt er sprake is van achterliggende (multi-)problematiek. Samen waren zij vorig jaar goed voor de helft van alle ingestroomde strafzaken. Het kaal afstraffen van deze verdachten haalt meestal weinig uit. Wanneer de achterliggende problemen niet worden aangepakt, zal het vermoedelijk niet lang duren voordat dezelfde verdachte weer in de fout gaat. Om recidive te voorkomen is zorg, begeleiding en hulp vaak minstens zo belangrijk als een passende straf. Maar wie neemt hierin het voortouw? Wat is hierin de rol van het strafrecht en wat de rol van het OM?
Om hierin duidelijkheid te scheppen ging het OM in 2017, toen nog onder leiding van de huidige hoofdofficier van het parket Oost-Brabant Heleen Rutgers, van start met het omvangrijke programma Straf met Zorg. Nu, zes jaar verder, is er bij de aanpak van dit soort veelvoorkomende zaken veel veranderd.
Marthyne Kunst (hoofdofficier van het parket Oost-Nederland): “Het Straf met Zorg-programma is voortgekomen uit de overtuiging dat in heel veel zaken het strafrecht niet de oplossing is voor de onderliggende problematiek. Als iemand voortdurend winkeldiefstallen pleegt omdat hij vanwege torenhoge schulden geen geld heeft om eten te kopen, dan zijn we het er denk ik allemaal over eens dat een boete, een taakstraf of zelfs een gevangenisstraf niet de oplossing is. Dan kun je beter zorgen dat de gemeente iets gaat doen aan de achterliggende schuldenproblematiek. Zo is het in alle fases van het strafproces belangrijk om te kijken wat de meest passende interventie is. Dat begint aan de voorkant door heel kritisch te kijken of we een bepaalde zaak überhaupt in het strafrecht willen hebben, en zo ja, wat is dan de meest passende interventie en past daar een gedwongen strafrechtelijk kader bij? Maar het speelt ook aan de achterkant, wanneer iemand na het uitzitten van zijn straf weer vrijkomt. Dan moet er passende opvang en nazorg zijn. Daarmee voorkom je een doorlopende terugkeer in het strafrecht.”
Linda Dubbelman (werkzaam op het Parket-Generaal): “Een van de kernboodschappen van Straf met Zorg is dat het OM ook in dit soort zaken handelt vanuit zijn kerntaken: opsporing en vervolging. Dat betekent dat wij, en het strafrecht, pas aan zet zijn als er een vermoeden is van een duidelijk ernstig strafbaar feit. Proportionaliteit staat daarbij voorop. Wat we in de jaren voor 2017 zagen gebeuren was dat bij dit soort zaken, zaken die voortkomen uit achterliggende problematiek, die proportionaliteit nog wel eens uit het oog werd verloren. Zo werd bij relatief kleine delicten regelmatig het voorwaardelijk sepot gebruikt om onwillige verdachten tot verplichte zorg te dwingen. Dat is nou precies wat we niet willen. Daarvoor is het strafrecht niet bedoeld.”
Kunst: “Iemand die een verbale doodsbedreiging heeft geuit kun je geen enorme gevangenisstraf opleggen. Ook niet in voorwaardelijke vorm. Als de onderliggende reden van zijn delictgedrag dan blijkt te liggen in psychiatrische problematiek, en hij weigert zich daarvoor te laten behandelen, dan zal de rechter hem uiteindelijk geen enorme straf opleggen. Met andere woorden: de stok achter de deur staat niet in verhouding tot de voorwaarden die je eraan verbindt.”
Dubbelman: “Het strafrecht mag niet worden misbruikt, we moeten Straf met Zorg juist inzetten daar waar het echt nodig is. De reclassering ziet heel veel mensen die zelf moeilijk toegang krijgen tot de zorg. Mensen die dat zelf niet willen of kunnen regelen of die zich laten weerhouden door een eigen bijdrage die zij te hoog vinden. Vervolgens gingen we het dan maar oplossen vanuit het strafrecht, alsof onze capaciteit nog niet schaars genoeg is. Vanuit de wens om problemen op te lossen is dat wellicht begrijpelijk, maar als je kijkt naar de problematiek waar wij voor staan, naar alle vaak veel ernstiger zaken die nog op de plank liggen, dan moeten we echt andere keuzes maken.”
In het Kernverhaal Straf met Zorg zoals dat in 2019 werd opgesteld, werd ‘een omslag in denken en doen’ aangekondigd. Wat behelsde die omslag en in hoeverre is die bewerkstelligd?
Kunst: “In strafrechtelijke zin heeft het programma Straf met Zorg ervoor gezorgd dat we de focus weer terug hebben. Het heeft voor iedereen, zowel binnen als buiten de organisatie, duidelijk gemaakt waar we als Openbaar Ministerie wel en waar we niet van zijn. In de praktijk betekent dat dat onze officieren veel meer denken vanuit het strafrecht, en veel minder vanuit het probleem. Het OM bemoeit zich in principe niet met problemen waarbij nog geen sprake is van strafbare feiten of delictgedrag. Dat is een taak van anderen. Het uitkristalliseren van die rolverdeling is een belangrijke boodschap van het programma. Daarnaast hebben we onze kennis, kunde en professionaliteit op het gebied van bijvoorbeeld licht verstandelijk beperkten en psychische problematiek, en de daarbij passende interventies, de voorbije jaren aanzienlijk vergroot, en zijn we ons veel meer bewust geworden van onze positie en rol binnen het hele netwerk van partners en andere partijen.”
Dubbelman: “Wat denk ik ook een belangrijk verschil is met de periode voor 2017 is dat we steeds meer als één OM opereren. Voorheen waren de lokale verschillen tussen de verschillende parketten veel dominanter. Nu opereren we veel eenduidiger. Ik zie dat bijvoorbeeld heel goed terug in de afspraken die we maken met het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. Vroeger zat ik regelmatig zelf bij dat soort overleggen, en toen viel het mij op dat elke regio z’n eigen afspraken maakte, terwijl we allemaal met hetzelfde capaciteitsprobleem worstelden. Nu maken we die afspraken landelijk, waarbij we heel goed luisteren naar de officieren in de regio, want daar zit de kennis. Dat is niet alleen efficiënter, het is voor alle betrokkenen ook veel duidelijker.”
In hoeverre speelde de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving per 1 januari 2020 (de Wvggz, de Wzd en artikel 2.3 van de Wfz) een rol bij Straf met Zorg?
Dubbelman: “Met de komst van de nieuwe wetten heeft het OM er echt een zware wettelijke taak bij gekregen, waarbij we vooral heel goed moeten kijken naar het snijvlak tussen verplichte en forensische zorg. Voor officieren is het vaak niet eenvoudig om die afweging te maken: is hier het strafrecht primair aan de orde, of hoort iemand thuis in de Verplichte Zorg? In de nieuwe wetgeving ligt er een belangrijke regietaak bij het OM, dus alle verzoekschriften voor de Wvggz, die naar de rechter gaan, gaan via het OM. Wij voeren daarover overleg met de geneesheer-directeur, en wij toetsen ook of de onderliggende stukken bij het verzoekschrift compleet zijn. Het OM is daar echt poortwachter naar de rechter geworden. Onder de voormalige Bopz was het OM bij dergelijke procedures formeel ook betrokken, maar in de praktische uitvoering waren we toch vooral doorgeefluik. In de aanloop naar de nieuwe wetgeving is er zelfs nog even discussie geweest of het OM er niet helemaal tussenuit kon, maar toen kwam Bart van U. en de doodslag op Els Borst. Met alle impact van dien. Bart van U. kampte met psychische problemen en was al meerdere keren opgenomen. Zijn familie had al meermaals tevergeefs aan de bel getrokken voordat hij iets vreselijks deed. Vanzelfsprekend rees daarna de vraag in hoeverre dat voorzienbaar en voorspelbaar was. Was het te voorkomen geweest? Mede naar aanleiding daarvan is er toen voor gekozen om de regietaak van het OM juist zwaarder te maken, in plaats van hem helemaal te schrappen.”
En dat terwijl in het Kernverhaal Straf met Zorg nou juist de ambitie werd uitgesproken om officieren te ‘ontzorgen’…
Kunst: “Als je aan de doorsnee-officier vraagt: ben je door het programma Straf met Zorg nou echt ontzorgd, dan zal hij of zij daar vermoedelijk niet volmondig ja op antwoorden. Maar er is wel heel veel gebeurd. Er zijn inmiddels verschillende trainingen ontwikkeld die onze professionals veel meer zicht geven op de problematiek en op de mogelijkheden die zij hebben. Voor OM’ers die vaak aan tafel zitten met ketenpartners is er bijvoorbeeld een cursus ontwikkeld waarin de vraag centraal staat: hoe verhoud ik mij tot die partners? De positie van het OM tegenover de politie is helder, maar tegenover bijvoorbeeld de gemeente is die positie echt anders. En de belangen zijn anders. Daarnaast worden de verschillende portefeuilles beleidsmatig veel beter ondersteund dan voorheen. Ook dat ontzorgt de parketten wel degelijk. In ondersteuning, kennis en kwaliteit is er een hoop verbeterd.”
Dubbelman: “Daarbij vervullen onze beleidsadviseurs Straf met Zorg een cruciale rol. Zij kijken naar de dwarsverbanden tussen de verschillende portefeuilles en maken van daaruit afspraken met ketenpartners, zoals gemeentes en reclassering. Ook op landelijk niveau bundelen we de portefeuilles. Bij huiselijk geweld, zeden en jeugd, maken we vervolgens afspraken met het NIFP en met de reclassering. Dat is echt anders dan voorheen. En wat Marthyne zegt over het ontwikkelen van professionaliteit; er zijn duidelijke trainingen en leermiddelen ontwikkeld, en nu willen we die ook een plek geven in alle initiële opleidingen, zodat alle nieuwe professionals, alle adjunct-officieren en officieren in opleiding, het omgaan met kwetsbare verdachten, het herkennen van LVB-problematiek, het bewustzijn daarvan, al in de opleiding meekrijgen.”
Kunst: “Dat gebeurde de voorbije jaren veel meer op ad hoc-basis. Als mensen interesse hadden in zo’n cursus of training, dan konden zij die volgen. Wat we nu willen is die cursussen en trainingen standaard aanbieden zodat die kennis deel uit gaat maken van de gereedschapskist van alle nieuwe OM’ers. Daarnaast willen we graag dat het op de parketten veel meer gewoon wordt om, een aantal keren per jaar, gezamenlijk terug te kijken naar voorbije casussen. Waarom zijn dingen niet goed of juist wel heel goed gegaan? Wat waren daarbij de belangrijkste elementen? De bereidheid om op die manier naar ons werk te kijken is de voorbije jaren vergroot.”
Zijn er ook kritische geluiden te horen geweest over de nieuwe aanpak?
Kunst: “Die zijn er zeker geweest, en die zijn er nog steeds. Burgemeesters bijvoorbeeld die vinden dat wij een te beperkt aantal zaken daadwerkelijk oppakken, en dat het allemaal te lang duurt. En er is met name ook kritiek op het feit dat wij, anders dan we voorheen nog wel deden, niet meer aan tafel willen zitten in zaken waarin het strafrecht nog niet aan de orde is. Zaken waarvan wij vinden dat ze niet tot onze kerntaken behoren. Ik heb daar vorige week nog met een aantal burgemeesters een pittig gesprek over gevoerd. Die zeiden dat ze het OM zo graag aan tafel hadden om te voorkomen dat mensen in het strafrecht terechtkomen. Dan zeg ik sorry, maar volgens mij zijn wij niet van de GGZ of van de schuldhulpverlening. Dus een van die burgemeesters zegt: ja, maar dat zou dan betekenen dat wij daarvan zijn? Toen heb ik eerst een tijdje niets gezegd. Ik kon het kwartje bij wijze van spreken horen vallen. Wij zijn als OM altijd heel dienstbaar, we willen graag meedenken en meehelpen, maar we kunnen niet alles. We moeten keuzes maken, en dan kiezen we voor onze kerntaken.”
Dubbelman: “Dat andere partijen ons graag aan tafel hebben snap ik overigens heel goed. Wat wij aan professionaliteit, aan kennis en expertise in huis hebben, is ongekend. Niet alleen juridisch, maar bijvoorbeeld ook op het gebied van psychische of sociale problematiek. Bovendien moet steeds de afweging worden gemaakt of het strafrecht wel of niet wordt ingezet. Juist daarom is het belangrijk, dat het OM blijft samenwerken met alle partners in het netwerk.”