Tekst Rinus Otte, procureur-generaal
Foto Loes Spruijt-van der Meer
Dit Opportuunnummer is geheel gewijd aan ervaringen van onze deskundige OM’ers met de verschillende facetten van Straf met Zorg. Een programma dat het College vanaf 2017 heeft ontwikkeld na de doodslagen door Bart van U. Een programma dat beoogde de verschillende zorgfacetten in ons beleid en in onze strafzaken beter te coördineren. Dat is gelukt, we hebben strakker vanuit het strafrecht leren focussen. We weten nu beter wanneer een zorgelijk dossier ónze zorg is of dat we die zorg moeten overlaten aan andere organisaties die daarvoor door de wet zijn aangewezen. Maar beter weten leidt nog steeds niet tot beter doen. Want we voelen ons als OM erg verantwoordelijk om leed te voorkomen of op te lossen of in een zorgelijke zaak net dat stapje extra te doen, ook als het onze taak niet is.
De volgende bijdragen uit de praktijk van alledag maken dat ook zichtbaar. Een gedreven kloppend OM-hart laat zich nu eenmaal niet makkelijk begrenzen door wetten en regels, maar klopt door het leed dat een OM’er waarneemt en waarbij de handen gaan jeuken om een bijdrage te leveren aan een oplossing.
In mijn werkzame leven heb ik heel veel psychiatrische situaties meegemaakt. Het leed is níet veranderd, onze samenleving, organisaties en regelingen zijn wél veel complexer geworden. Het is voor het OM moeilijk daarin een weg te vinden: weten wat wel en niet mag, wanneer onze menselijke bezorgdheid over gaat, over moet gaan, in professionele en strafrechtelijke zorg. Er zijn echter legio wetten en regels die ons verhinderen te werken naar eigen inzicht. Dat is lastig, want ik weet uit mijn vroegere werkkringen hoe verdachten en veroordeelden met grote psychische problemen al jarenlang niet alleen in de klem zitten door hun eigen keuzen, maar ook door wetten en regels die hen niet verder helpen.
Diepe bewondering heb ik voor rechtshandhavers die in een houdgreep zitten. Ze willen de wet naleven maar willen het ook anders en beter doen. Regelmatig moeten ze op hun handen zitten om rechtmatigheid en proportionaliteit voorrang te geven boven hun persoonlijke drive om méér te doen. Want soms lijkt de inzet van strafrecht om meer hulpinterventies mogelijk te maken goed, maar levert dat een zwaarder strafblad op voor de verdachte of is de aanpak onrechtmatig en vergt de ernst van het misdrijf een lichtere aanpak. Anders gezegd, kleine misdrijven met grote zorgen over de persoon van de verdachte mogen niet leiden tot een disproportionele of onrechtmatige justitiële aanpak, hoe goed dat laatste ook is bedoeld.
Kortom, we hebben een tobberig en zorgelijk strafrecht, dat is passend bij ons vak en dat zal zo blijven. Daar dwars doorheen zie ik ook de trots van de OM’ers die in dit nummer vertellen over hún strafrecht met zorg en hoe ze met die zorgen omgaan. Voor hen neem ik mijn pet af.