Tekst Rianne de Back, landelijk jeugdofficier van justitie
“Waar moet Ricardo nu naartoe?”, vraagt een verontruste collega-jeugdofficier mij telefonisch.
Ik word vaker gebeld voor collegiaal overleg over bijzondere jeugdzaken. Zojuist had zij deze 17-jarige Ricardo op zitting. Hij liep in een proeftijd van een vonnis van de kinderrechter, waarbij hij is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie vanwege vuurwapenbezit, bedreiging van zijn moeder en diefstal van een scooter.
Tot voor kort verbleef hij in een JeugdzorgPlus-instelling. Deze instellingen zijn bedoeld voor jongeren tot 18 jaar met zodanige gedragsproblemen dat zij zowel voor zichzelf als voor anderen een gevaar vormen. De kinderrechter had daarvoor eerder een machtiging ‘gesloten jeugdzorg’ afgegeven (civiele titel). Het verblijf in deze instelling was ook in het strafrechtelijk vonnis opgenomen in combinatie met intensieve begeleiding door de jeugdreclassering (strafrechtelijke titel). Dit alles ook om te voorkomen dat Ricardo opnieuw strafbare feiten zou plegen.
Helaas is het in de JeugdzorgPlus-instelling misgegaan. Ricardo wordt ervan verdacht een medewerker ernstig te hebben mishandeld. De instelling wil hem daardoor niet meer terugnemen omdat Ricardo’s problematiek voor de medewerkers toch te zwaar is.
Mijn collega heeft de kinderrechter ter zitting gevraagd om een deel van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat het niet goed is gegaan. Ricardo zit nu al even vast in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). De bedoeling is dat hij zo snel mogelijk een plek krijgt bij een forensische jeugdkliniek die hem wel in behandeling kan nemen. Dat heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd. Het overgebleven deel van de voorwaardelijke straf is bedoeld als juridisch kader om dit mogelijk te maken. Mijn collega heeft gevraagd om deze instelling in het vonnis op te nemen. En dat is gebeurd.
Helaas is er een wachttijd van drie tot zes maanden. Waar kan Ricardo ondertussen naartoe? Ik begrijp de vraag en de zorg van mijn collega. Het is heel frustrerend dat goedbedoelde behandeltrajecten die door de rechter zijn opgelegd, niet meteen kunnen worden uitgevoerd. Voor de ontwikkeling van de jongere is dat niet goed, waardoor de kans op herhaling sterk toeneemt.
In overleg met mijn collega besluit ik mijn contactpersoon bij de betreffende gemeente te benaderen. Hij is betrokken bij de uitvoering van de jeugdhulp die door rechters is opgelegd. Dat is eigenlijk het enige wat ik als jeugdofficier in dit geval kan doen. Ik vraag hem dringend om aandacht voor de situatie van Ricardo. Evenals de jeugdreclasseerder van Ricardo heeft hij zeker niet stil gezeten! Samen hebben zij aangedrongen op een urgentieplaatsing bij de forensische jeugdkliniek. Ook is gekeken naar een passende, tijdelijke overgangsplek in een jeugdzorginstelling in de regio. Helaas blijkt dat allemaal niet eenvoudig te realiseren. Uiteindelijk zit er niets anders op dan Ricardo toch voor een paar weken naar zijn ouders te laten gaan. Met enkelband en een paar uren per dag begeleiding van buddycoaches die hij al langer kent. “Als dat maar goed gaat,” zeggen mijn collega en ik tegen elkaar.
Nee dus. Na tien dagen belt mijn collega: “Het is geëscaleerd.” Door spanningen thuis was Ricardo weer aan de drugs en alcohol. Op een gegeven moment ontstond er ruzie over een fles drank die hij niet wilde afgeven. Toen zijn buddycoaches daarover met hem op zijn kamer in gesprek wilden, trapte hij de deur in, greep naar een mes en begon wild om zich heen te slaan. Gelukkig is hij snel aangehouden door de politie waardoor de ruzie niet verder uit de hand is gelopen. Nu zit Ricardo weer in voorlopige hechtenis voor deze nieuwe zaak en vindt er op korte termijn een aanvullend psychologisch en psychiatrisch onderzoek plaats op een observatieafdeling van een JJI.
Of deze escalatie voorkomen had kunnen worden door een tijdige en juiste behandeling? We zullen het nooit weten. Wel weet ik dat dit voorbeeld van hoe het is gegaan met Ricardo, geen uitzondering is. Integendeel. Het komt maar al te vaak voor. Precies een jaar geleden deed ik tijdens een uitzending bij Nieuwsuur een oproep er landelijk voor te zorgen dat vonnissen van kinderrechters in het jeugdstrafrecht tijdig worden uitgevoerd. Ik wens dat dit in 2024 echt gaat gebeuren.