Tekst Morena Lam
Foto ANP/Focus Images en anderen

LECD-symposium Strafrecht en Discriminatie

De juridische werkelijkheid wijkt soms af van het maatschappelijke onderbuikgevoel. Dit verschil komt des te vaker naar voren in discriminatiezaken. Tijdens het symposium Strafrecht en Discriminatie, georganiseerd door het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie ter ere van zijn 25-jarig bestaan, kwam deze tweedeling ter sprake, evenals maatschappelijke, actuele vraagstukken over dit onderwerp.

Discriminatie kent vele verschijningsvormen en kan vanuit talloze hoeken en op verschillende manieren benaderd worden. Voor een officier van justitie die met discriminatiezaken te maken krijgt, is het soms dusdanig ingewikkeld dat advies en ondersteuning meer dan welkom zijn. Het Landelijk Experticecentrum Discriminatie (LECD) werd 25 jaar geleden in het leven geroepen om deze ondersteuning te bieden. In het kader van dit jubileum organiseert het LECD het symposium Strafrecht en Discriminatie, waarbij sprekers uit verscheidene vakgebieden hun licht werpen op de (juridische) benadering van dit thema.

Hiërarchie van waardigheid

“Of sprake is van een discriminatiezaak, hangt grotendeels af van de context,” stelt Joyce Sylvester, de eerste spreker op het symposium. “Om een voorbeeld te noemen: een vrouw van Aziatische afkomst diende een klacht in dat ze gediscrimineerd zou worden. Zij was aan het vissen en werd benaderd door een agent met de vraag of ze haar vispas kon laten zien. Dat kon ze niet. Later zag de agent haar weer vissen met een paar anderen. Hij liep naar haar toe om haar opnieuw om haar vispas te vragen. Die kon ze weer niet laten zien en dus kreeg ze een boete. Onterecht, vond ze, de agent pikte haar er uit vanwege haar Aziatische afkomst. Maar deze klacht is ongegrond verklaard: de agent bevroeg haar op basis van zijn voorkennis: ze had ten slotte eerder haar pas niet kunnen tonen.”

Sylvester heeft in haar loopbaan veel te maken gehad met discriminatiezaken. Zo was ze werkzaam als vervanger van de Nationale Ombudsman en is ze momenteel voorzitter van de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme, een adviescollege dat is opgericht op verzoek van de Tweede Kamer.

Ruim honderd belangstellenden, afkomstig van het OM, de rechtspraak, pers en politie, horen haar op donderdag 23 november aan in het Groote Museum in Artis, waar ze, nadat iedereen welkom is geheten door hoofd LECD Willem Nijkerk, een redevoering houdt over burgerperspectief in discriminatie. Het LECD, organisator van het symposium, is een adviesorgaan gevestigd binnen het arrondissementsparket Amsterdam dat alle parketten van het OM ondersteunt bij discriminatiezaken en zelf ook discriminatiezaken behandelt. Het LECD is de afgelopen jaren flink gegroeid, en dat is maar goed ook. “Discriminatie is helaas niet meer weg te denken uit onze actualiteit, nu de samenleving diverser is dan ooit. Die diversiteit kan bij groepen mensen voor gevoelens van haat zorgen, gebaseerd op vooroordelen,” aldus Sylvester.

Daarnaast spreekt Sylvester van de ‘hiërarchie van waardigheid’: een andere onderliggende oorzaak van discriminatie. “Bepaalde groepen stellen zichzelf boven mensen met een andere geaardheid, huidskleur, etniciteit of ander kenmerk. Hierdoor wordt de ander als minderwaardig bestempeld en als zodanig ook zo behandeld.”

'Ons idee van wat wel en niet acceptabel is, is in de loop der jaren flink veranderd'

De veranderende moraal

“Ons idee van wat wel en niet acceptabel is, is in de loop der jaren flink veranderd," zegt Marloes van Noorloos, hoofddocent straf- en strafprocesrecht aan de Universiteit Leiden, de tweede spreker van het symposium. Van Noorloos spreekt over de veranderende juridische en maatschappelijke context van uitingsdelicten en neemt het publiek mee in verschillende discriminatiezaken die de afgelopen 25 jaar door het OM zijn behandeld. “Politicus Hans Janmaat werd in de jaren ’90 veroordeeld voor verschillende uitingen, zoals: ‘Wij schaffen, zodra we de mogelijkheid en de macht hebben, de multiculturele samenleving af'.” Tegenwoordig is het een stuk minder waarschijnlijk dat iemand om uitspraken van deze aard zal worden veroordeeld. De moraal in de maatschappij is veranderd, deze uiting zal minder snel als beledigend voor een hele groep worden gezien.

Antropologe Jasmin Seijbel neemt de aanwezigen na de pauze mee in haar onderzoek naar de sociale en culturele context van antisemitisme in het voetbal. Kwetsende spreekkoren en visuele uitlatingen, alles komt voorbij, met voorafgaand een waarschuwing dat sommige beelden in haar presentatie als kwetsend kunnen worden ervaren. “Ik heb supporters geobserveerd tijdens wedstrijden. Toen er op een gegeven moment geroepen werd ‘En wie niet springt die is een jood’ ging vrijwel iedereen springen. Een supporter vlak voor me draaide zich naar me om en zei: ‘Eigenlijk kan dit niet hè?’, maar toch deed hij mee. De groepsdruk was sterker dan zijn morele besef, zo leek het.”

Willem Nijkerk, hoofd van het LECD, overhandigt het vernieuwde Handboek Strafbare Discriminatie aan procureur-generaal Sue Preenen.

Een vernieuwd handboek

In 2006 bracht het LECD het eerste Handboek Strafbare Discriminatie uit: een helder overzicht met uitleg van jurisprudentie en wet- en regelgeving op het gebied van discriminatie. Van het ‘rode boekje’, zoals het intern bij het OM werd genoemd, werd destijds dankbaar gebruikgemaakt. In de afgelopen zeventien jaar is er veel jurisprudentie bijgekomen en de opkomst van sociale media zorgt, door het vergemakkelijken van anonieme en massale uitingen, voor nieuwe uitdagingen bij de strafrechtelijke aanpak van discriminatie. Dit heeft geleid tot een herziening van het handboek.

Tijdens het symposium wordt het eerste exemplaar van het vernieuwde handboek uitgereikt door officier van justitie en hoofd LECD Willem Nijkerk aan procureur-generaal Sue Preenen. Zij neemt ook deel aan de daaropvolgende paneldiscussie, waar ze onder leiding van Disa Jironet, officier van justitie bij het LECD en schrijver van het boek ‘Misdaad en mededogen’, met Krit Zeegers, strafrechtadvocaat bij Prakken d’Oliveira en Lotfi El Hamidi, chef Opinie van NRC, in gesprek gaat over de juridische benadering van discriminatie.

"Het OM is niet hét antwoord op discriminatie. We kunnen door middel van interventies de norm bevestigen en grenzen bewaken, maar ik denk dat we slechts een klein aandeel hebben in de bestrijding van discriminatie. Klein, maar wel heel relevant,” is de eerste reactie van Preenen op de stelling ‘De strafrechtelijke aanpak is een noodzakelijke pijler in de discriminatiebestrijding’, waarmee de discussie wordt geopend.

'De juridische benadering van discriminatie kent zijn restricties, daarom is preventie ook zo belangrijk'

Het ingrijpen van het OM is volgens El Hamidi hard nodig: “Wat ik opvallend vind, is dat het een soort ‘running gag’ is geworden om ieder jaar onderzoek te doen met verschillende sollicitaties, waarbij Mark wordt uitgenodigd voor een gesprek en Mohammed niet. De hoeveelheid mensen die zich schuldig maakt aan discriminatie aan de hand van namen, wordt dan iedere keer als choquerend gepresenteerd, terwijl het dagelijkse praktijk is. Dus dan is de vraag: als iedereen dit weet en het zo veel gebeurt, waarom wordt er dan niet strafrechtelijk ingegrepen? Alleen constateren brengt onze maatschappij naar mijn mening niet verder, er moet echt een signaal afgegeven worden dat dit niet zo maar kan.”

De toehoorders hoeven niet passief te luisteren, voor meediscussiëren is genoeg ruimte. Iemand uit het publiek merkt op dat het belangrijk is om de beperkingen van het strafrecht te kennen: niet alles wat als discriminatie wordt ervaren, is dat ook volgens de wet. Preenen: “De juridische benadering van discriminatie kent zijn restricties, inderdaad. Daarom is preventie ook zo belangrijk. Naar mijn mening valt er veel te halen bij opvoeding en scholing.”

Het OM als grensrechter

De tweede stelling luidt: ‘Het OM zou als scheidsrechter moeten optreden in het maatschappelijk debat’. Jironet voegt daar de vraag aan toe of het maatschappelijk debat überhaupt een scheidsrechter nodig heeft en geeft chef opinie El Hamidi het woord. “De vraag is ook bij welk maatschappelijk debat dat zou zijn, want dit wordt niet op één plek gevoerd. Ik wil het niet vergelijken met een jungle, maar het scheelt niet veel. Ik vind dat het OM in mainstream media, zoals kranten of talkshows, het goede voorbeeld zou moeten geven wat betreft het onderwerp discriminatie.”

Zeegers: “Ik denk dat het OM vooral de uiterste grenzen moet bewaken…”

“Een grensrechter dus," constateert Preenen. In de zaal wordt gegrinnikt.

“Precies. Niet iedere uiting moet op een weegschaal gelegd worden, maar er moet wel duidelijkheid zijn over wat nog wel en echt niet kan. Het OM zou, zogezegd, de ondergrens moeten bewaken.”

De juridische werkelijkheid wijkt vaak af van het ‘maatschappelijke onderbuikgevoel’. Dit merkt Zeegers ook bij zijn cliënten, die soms teleurgesteld zijn door de straffen die voor hun gevoel aan de lage kant zijn.

“En dan moet ik ze er van overtuigen dat dit een succesvolle uitkomst van de zaak is.”

Jironet: “Het is de taak van het OM om diens beslissingen zo begrijpelijk mogelijk te maken voor iedereen, dus ook niet-juristen. Is dat soms niet een enorme puzzel?”

Preenen: “Dat is inderdaad niet eenvoudig. We benaderen die beslissingen altijd vanuit de juridische analyse, en die kent nu eenmaal veel ingewikkelde woorden. We werken er continu aan, maar het is ongelofelijk moeilijk.”

El Hamidi: “Het is een nuttige toevoeging om regelmatig iemand aan de talkshowtafels te hebben die duiding geeft aan wat speelt in de juridische wereld. Die vertaalslag maken haalt de weerstand weg die voortkomt uit onwetendheid of onbegrip.”  

'Het is een eindeloos gevecht tegen cynisme'

Hoopvol

De volgende stelling verschijnt op het scherm: ‘Het OM zou meer discriminatiezaken ambtshalve moeten aanpakken’. Jironet legt uit: “Dat betekent dat er niet altijd een aangifte meer nodig is om strafrechtelijk te vervolgen. Het OM kan dan, zodra discriminatie wordt gesignaleerd, ingrijpen.

Procureur-generaal Preenen: “Het OM is niet doof voor het beroep dat op ons wordt gedaan. We hebben de Aanwijzing Discriminatie als onze leidraad, waarin staat vastgelegd dat we discriminatiezaken oppakken op basis van een aangifte. We realiseren ons dat we daarmee de mensen die geen aangifte durven of willen doen missen en dat het door de opkomst van sociale media niet altijd toereikend is. We voeren hier nu intern de discussie over of deze werkwijze nog voldoet. Daar zijn we nog niet over uit. We zoeken wel naar mogelijkheden om toch op te treden tegen het verbale lawaai op sociale media.”

Strafrechtadvocaat Zeegers: “Ik vind het heel goed dat het OM hier naar kijkt. De huidige werkwijze heeft blinde vlekken. Je hebt mondige burgers en minder mondige burgers.”

Jironet: “Zou er misschien iets gedaan kunnen worden om de aangiftebereidheid te vergroten?”

El Hamidi: “Het is een eindeloos gevecht tegen cynisme. Mensen doen geen aangifte, omdat ze er zeker van denken te zijn dat er toch niets mee gebeurt. Maar als je geen aangifte doet, gebeurt er sowieso niets.”

Jironet: “Het tegengaan van discriminatiezaken gaat niet alleen om mogelijk gekwetste individuen, maar ook om het negatieve beeld dat van een bepaalde groep kan ontstaan. Het vervolgen is niet alleen belangrijk voor de aangever, maar zeker ook voor de desbetreffende groep.”

Ze rondt de paneldiscussie af met de woorden: “Ik voel me ontzettend hoopvol door de deskundigheid die jullie allemaal meebrengen en wil jullie bedanken voor jullie inzet. Mijn vertrouwen in de rechtstaat was al groot, maar die is alleen maar toegenomen!”