Tekst Tineke Zwart, persvoorlichter parket Oost-Nederland
Foto Loes Spruijt-van der Meer
De schouders in het indrukwekkende tenue van de Koninklijke Marechaussee verraden frequent bezoek aan de sportschool, het rossige haar is keurig gekapt. Het kost enige moeite om je deze wachtcommandant voor te stellen, languit op de bank, lekker chillend bij een serie. Toch is dat wel waarvoor hij zich nu moet verantwoorden bij de militaire kamer van de rechtbank. Lekker chillend, op het verkeerde moment en de verkeerde plaats; dit is het ‘wachtdelict’ uit het Militair Wetboek van Strafrecht.
Dat wachtdelict vond plaats tijdens zijn eerste avonddiensten als wachtcommandant bij een tijdelijke locatie van De Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Een maand eerder was hij aangenomen bij het Eskadron Hoog Risico Beveiliging van de Koninklijke Marechaussee. Een jongensdroom die uitkwam voor deze 26-jarige. Maar in afwachting van zijn wapentraining, werd hij eerst naar een industrieterrein in Haarlem verbannen.
Daar, in de voormalige drukkerij van Johan Enschedé, waren het bankbiljettenbedrijf en de goudkluis van de DNB tijdelijk ondergebracht: ‘Deze locatie kan zodanig worden aangepast dat het voor de komende jaren voldoet aan de eisen van veiligheid voor zowel goud en bankbiljettenopslag als onze medewerkers. Het pand zal net als in Amsterdam adequaat beveiligd worden’, is de geruststellende tekst op de website van de DNB. Maar daarbij hield de DNB geen rekening met een wachtcommandant die zijn koppel met vuurwapen en pepperspray afgooit, oortjes inplugt en series gaat bingen. Twee keer mist hij een oproep van de beveiligers die hij moet aansturen.
Het zou, zelfs bij een grote kerel, het schaamrood op de kaken moeten jagen. Maar van schaamte is geen sprake. Schaamteloos schuift hij alle schuld in de schoenen van anderen. Zijn teamleden brengen de nachtdiensten al gamend door, zijn werkgever heeft hem niet goed ingewerkt en bovendien opgezadeld met zoveel telefoons en portofoons, die kan hij onmogelijk allemaal bij zich dragen en in de gaten houden. “Als iedere militair die ooit een portofoon-oproep mist voor deze rechtbank moet verschijnen, dan loopt het hier storm.”
Hij haalt zijn brede schouders op om zijn taak te bagatelliseren: “Er zijn ’s nachts geen mensen in het gebouw.”
“Maar de kluis dan?” dringt de rechter aan.
“In de kluis zitten ook geen mensen,” is het antwoord.
Verkeerd grapje op de verkeerde plek, timing is niet zijn sterkste kant. De rechters steken hun irritatie over de houding van de verdachte niet onder stoelen of banken. Even speelt de voorzitter zelfs openlijk met het hoogst ongebruikelijke plan om het pleidooi van de advocaat schriftelijk af te doen, om te voorkomen dat nog meer kostbare zittingstijd verloren gaat aan slechte smoezen. Maar omdat de openbaarheid prevaleert, horen de rechters het pleidooi en het laatste woord van de wachtcommandant uiteindelijk toch maar onbewogen aan.
In het vonnis hebben zij immers écht het laatste woord. De 60 uur werkstraf die de officier van justitie heeft geëist, wordt opgelegd. Maar daar bovenop komt nog 40 uur voorwaardelijke werkstraf, te verrichten als de wachtcommandant binnen de proeftijd van drie jaar weer onder werktijd op de bank gaat liggen chillen. Een signaal naar de verdachte, maar vooral een shout out naar alle marechausseebeveiligers die wél instaan voor de veiligheid van mensen en gebouwen. En daarna thuis op de bank hun series bingen.