Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

Valkuilen bij een bewijsmiddel

Getuigenverklaringen zijn de basis en achilleshiel van het strafproces. Hoe krijg je een betrouwbare verklaring, en wat is betrouwbaar? Tijdens een themadag brak men zich er het hoofd over. “Minder consistent kan juist authentiek zijn.”

In de rechtszaal worden getuigen betrouwbaar gevonden als zij consistent hebben verklaard

“Ik ga eens testen of u zelf een goede getuige bent. Voor u moet dat eenvoudig zijn, nietwaar?”, zegt verhoorexpert en oud-hoofdinspecteur van politie Adri van Amelsvoort tegen een zaal vol advocaten, officieren, rechters en rechercheurs. Tijdens de Kerckebosch-themadag ‘Getuigen in strafzaken’ start Van Amelsvoort een video.

Twee vrouwen op leeftijd staan bij een bushalte, als twee mannen op één scooter komen aanrijden. De mannen stoppen en starten vanaf de scooter een gesprek met de vrouwen. Ineens grist een van de mannen de tas van een van de vrouwen weg. Direct daarna draait de bestuurder de gashandel open en de twee scheuren weg.

Dan loopt Van Amelsvoort met een microfoon door de zaal in het Van der Valkhotel in Veenendaal. “Nou, wat heeft u gezien?”

“De ene man had een donker spijkerjasje, van de ander weet ik het niet meer”, zegt iemand.
“Het was geen spijkerjasje”, zegt een ander.
“De man die voorop zat pakte de tas af”, zegt iemand links in de zaal.
“Het was degene die achterop zat, die de tas wegtrok”, zegt iemand rechts.
“De mannen droegen beiden een witte integraalhelm”, zegt een man.
“De voorste had een zonnebril op, de achterste een integraalhelm”, denkt een vrouw.
“Ze reden op een snorscooter”, klinkt het voorin de zaal.
“Het was een bromscooter, want ik zag een geel kenteken”, klinkt het achteraan.

Van Amelsvoort, quasi-wanhopig: “Kom op jongens, de daders zijn op de vlucht en de meldkamer heeft nú een goed signalement voor de opsporing nodig. Haal nog eens terug wat u zag.”
“Eh, de bestuurder was begin 20.”
“Ze zaten op een bromscooter met een lekke uitlaat.”
“Met een opgevoerd geluid.”
“Hij klonk als een viertakt.”
“Het rechter achterlicht hing naar beneden.”

Van Amelsvoort: “En wat was het kenteken?”
In de zaal blijft het stil.

Goed waarnemen, waarnemingen opslaan en terughalen is moeilijk, ook als de omstandigheden goed zijn en de waarnemers intelligent en onpartijdig. Iedereen heeft een ander beeld en dat lijkt te worden beïnvloed door wat andere getuigen zeggen. Van Amelsvoort: “Wellicht viel u op dat ik als diender u soms suggestieve vragen stelde? Bepaalde antwoorden beloonde ik en andere niet.”

Wapenfocus

Tal van factoren bepalen de kracht van een getuige. Op welke afstand stond hij, hoe was het licht? Kón hij zien of horen wat er gebeurde, hoe lang keek hij? Heeft hij een goed signalement van een verdachte, of staarde hij zich blind op het op hem gerichte wapen? Is de waarneming onbewust gekleurd? Heeft de getuige andere belangen dan waarheidsvinding?

En is er misschien af te dingen op het getuigenverhoor? Vond dat wel snel na een misdrijf of overtreding plaats? Is het verhoor goed voorbereid? Stelden de verbalisanten neutrale, open vragen? Zonder vooroordelen, en zonder direct conclusies te trekken? Van Amelsvoort: “Op de vraag: ‘Met welke snelheid knalden de twee auto’s op elkaar?’, krijg je andere antwoorden dan op de vraag: ‘Met welke snelheid reden de auto’s toen ze elkaar raakten?’”
Pas op voor bronamnesie, zegt recherchepsycholoog Imke Rispens, samen met Van Amelsvoort auteur van de Handleiding Verhoor. “Met andere woorden, voorkóm dat je niet meer kunt achterhalen wat de bron was van een herinnering van een getuige. Zag een getuige iets zelf? Hoorde hij erover van andere getuigen en slachtoffers? Of kreeg hij de informatie via (social) media? Of van de verhoorders?”

In de rechtszaal worden getuigen betrouwbaar gevonden als zij consistent hebben verklaard. Rechters spreken vrij vanwege een gebrek aan consistentie. Toch is daar op af te dingen, meent advocaat-generaal Hans Pieters. “Minder consequent kan juist authentiek zijn, want mensen vergeten nu eenmaal herinneringen. Neem bijvoorbeeld een minderjarig slachtoffer van mensenhandel, dat een jaar lang dagelijks mannen als klant had. Mag je verwachten dat zij in verschillende politieverhoren consistent verklaart? Over allerlei details, over allerlei gedragingen, van allerlei mannen, op specifieke dagen?”

Prosecutor’s fallacy

Hoe moeten rechters getuigenverklaringen waarderen? Dat is lastig, weet dagvoorzitter en voormalig raadsheer Harry Stikkelbroeck. “Ons soort mensen wordt voor het leven benoemd. We zijn keien in strafvordering en vonnissen maken. Maar niemand heeft ons geleerd hoe we bewijs moeten waarderen – laat dat nou nét zijn wat we in het strafrecht aan het doen zijn.”
Hij somt psychologische valkuilen op waarin togadragers kunnen tuimelen. “We kunnen denken: negen van de tien zaken leidt tot een veroordeling, dus in deze zaak zal het dossier ook geen bullshit zijn.”
Stikkelbroeck wijst op het ‘primacy-effect’: informatie die jou als eerste bereikt, maakt de meeste indruk. Krachtig is ook de ‘power of fiction’: je een scenario voorstellen, doet je geloven in dat scenario. Er bestaat verder ‘belief perseverance’: ook als tegenstrijdige info opduikt, volhard je in je geloof. Er speelt ‘confirmation bias’: wat je geloof bevestigt, landt beter dan dat wat het ontkent. En dan is er nog de prosecutor’s fallacy, zegt Stikkelbroeck – “een denkfout die overigens ook door advocaten en rechters wordt gemaakt.” Die denkfout luidt: De kans op de waarneming gegeven de hypothese wordt ten onrechte gelezen als: de kans op de hypothese gegeven de waarneming. Het gevolg: getuigen-deskundigen worden verkeerd begrepen. De deskundige zégt: ‘De kans dat een willekeurige ander hetzelfde profiel heeft is ongeveer 1 op de 53 miljoen.’ Maar de jurist concludéért: ‘De kans dat de verdachte niet de donor is, is kleiner dan 1 op 53 miljoen.’
Dat is moeilijk voor ons, erkent Stikkelbroeck. Met een makkelijker voorbeeld illustreert hij de denkfout. “De kans dat een dier vier poten heeft (de waarneming) als het een koe is (de hypothese), is heel erg groot. Draai dat niet om. Zeg niet: De kans dat het een koe is als een dier vier poten heeft, is heel erg groot.”

Op zoek naar de bewijskracht van een getuigenverklaring (en van andere bevindingen) storten strafrechtbeoefenaars zich steeds vaker op statistiek. Wat is de kans dat je dit bewijsmiddel aantreft als je aanneemt dat de verdachte schuldig is, gedééld door de kans dat je dit bewijsmiddel aantreft als je aanneemt dat verdachte onschuldig is. Dan redeneer je ‘Bayesiaans’ en de uitkomst van die breuk heet de ‘likelyhood ratio’. Ook het NFI redeneert al bijna 10 jaar Bayesiaans. Stikkelbroeck: “Sinds het NFI anders is gaan rapporteren, snapt niemand het meer. Maar ja, wil je een goede methode die onbegrijpelijk is, of een begrijpelijke methode die slecht is?”