Tekst Steven Beek
Foto Loes van der Meer

Hoe verloopt de strafrechtelijke samenwerking met het Verenigd Koninkrijk na een Brexit? De taskforce OM Brexit doet zijn best om medewerkers van het OM voor te bereiden op de situatie na 29 maart, maar het blijft gissen.

“Er zijn veel reacties binnengekomen van de parketten”, opent projectleider Marijn van Iperen de wekelijkse vergadering van de taskforce op het Parket-Generaal van het OM. De internationale rechtshulpcentra (IRC's) van OM en politie hebben een overzicht gestuurd van lopende zaken waar samenwerking met de Britten speelt. “Iedereen zit erbovenop, en we krijgen veel vragen binnen. Het geeft aan hoeveel zorgen men zich maakt over hoe het straks moet na 29 maart.”

“Bij een ‘no deal’ zijn we in één klap alle geldende EU-instrumenten kwijt"

Hoewel de Nederlandse regering er niet van uitgaat dat het Verenigd Koninkrijk eind maart van de ene op de andere dag geen lid meer is van de EU, moet het OM hier wel op voorbereid zijn. Daarom is er de taskforce OM Brexit, een team van OM-medewerkers van verschillende afdelingen van het Parket-Generaal. In nauwe samenwerking met de IRC’s probeert het team ervoor te zorgen dat de strafrechtelijke samenwerking met het VK ook na een Brexit goed loopt. Ze inventariseren de risico’s, voeren gesprekken en faciliteren het werk van officieren met praktische werkwijzers. Van Iperen: “Een deal tussen de EU en het VK betekent waarschijnlijk een jarenlange overgangsperiode waarin nieuwe verdragen tot stand komen. Wij houden ons vooral bezig met een minder rooskleurig scenario: bij de situatie ‘no deal’ zijn we in één klap alle geldende EU-instrumenten kwijt."

Vier EU-instrumenten waarvoor alternatieven moeten worden gevonden

Nu het Verenigd Koninkrijk nog lid is van de Europese Unie hebben politie en OM een aantal waardevolle samenwerkingsinstrumenten tot hun beschikking. Als het VK lidstaat af is vallen deze samenwerkingsverbanden weg. De vier belangrijkste instrumenten:

1. Europees aanhoudingsbevel (EAB)
Als een lidstaat van de EU een andere lidstaat vraagt om uitlevering van een veroordeelde of verdachte kan dat met een Europees aanhoudingsbevel. Sinds 2006 is het EAB in alle lidstaten van kracht. Een EAB kan worden uitgevaardigd indien er sprake is van een veroordeling tot minimaal vier maanden gevangenisstraf waarbij de mogelijkheden tot hoger beroep zijn uitgeput, of wanneer er sprake is van een verdenking van een strafbaar feit waarop meer dan één jaar gevangenisstraf staat.

2. Europees onderzoeksbevel (EOB)

Een Europees onderzoeksbevel is een beslissing die een officier van justitie of rechter neemt om een onderzoeksmaatregel toe te passen in een lidstaat van de EU. Hierbij wordt de beslissing erkend en uitgevoerd door die lidstaat. Een dergelijk verzoek zal buiten de EU door een plaatselijke rechter opnieuw moeten worden getoetst. Met een EOB is dat binnen de EU niet meer nodig. Dit heet het beginsel van wederzijdse erkenning.

3. Joint Investigation Team (JIT)

Een JIT is een gemeenschappelijk justitieel onderzoeksteam van twee of meer Europese lidstaten, dat onderzoek doet naar grensoverschrijdende criminaliteit. Een JIT kan bestaan uit rechercheurs, openbaar aanklagers, rechters of andere relevante medewerkers. Omdat een JIT altijd voor een specifiek doel wordt opgericht zijn alle JIT’s in principe tijdelijk.

4. Schengen-informatiesysteem (SIS)

Het SIS is een belangrijk informatiekanaal voor de opsporingsdiensten van de lidstaten van de EU. Het systeem is voor uitvoerenden als agenten en douaniers direct toegankelijk. Een Nederlandse agent die een Britse auto heeft aangehouden kan dus zonder tussenpersoon in het systeem zien of er een SIS-signalering aan een persoon of voertuig is gegeven. Een SIS-signalering bevat niet alleen informatie van de persoon, maar ook instructies wat te doen. Het is een omvangrijk systeem: eind 2017 bevatte het SIS meer dan 76 miljoen items.

De taskforce voert veel gesprekken met ketenpartners om een voorlopige werkwijze te kunnen vaststellen: met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Raad voor de rechtspraak en de politie. Daniëlle Deli, beleidsadviseur en lid van de taskforce: “De onderhandelingen over de Brexit lopen via de EU, dat is heel helder. Maar omdat op operationeel niveau de nodige duidelijkheid moet worden gecreëerd, staat de taskforce ook in contact met Britse collega’s.” Mogelijke knelpunten worden in kaart gebracht, opties op tafel gelegd, waarbij de lopende Europese onderhandelingen vanzelfsprekend niet in de weg worden gezeten. Op basis van deze informatie stelt de taskforce werkwijzers samen, korte handleidingen waarmee IRC’s en officieren weten waar ze aan toe zijn.

Boudewijn de Jonge, IRC-officier in Den Haag: "Bij een no-deal Brexit moeten we de informatiekoppeling met Britse opsporingsdiensten van de ene op de andere dag missen."

Informatieuitwisseling

Bij het opsporen en vervolgen van criminaliteit hebben politie en OM binnen Nederland toegang tot nationale databanken. Over de grens is dat moeilijker. De IRC’s begeleiden Nederlandse rechtshulpverzoeken aan het buitenland en zorgen voor de uitvoering van inkomende verzoeken. Boudewijn de Jonge, IRC-officier in Den Haag, ziet de Brexit met lede ogen aan: “We hebben in de EU de afgelopen decennia grote stappen gezet om de samenwerking te verbeteren. De Britten zijn altijd voorlopers geweest bij het verdiepen van de Europese samenwerking, alle instrumenten die we in de loop der jaren hebben opgezet zijn door hen omarmd. Dat valt allemaal weg als het VK geen lid van de EU meer is.”

Uitleveren van verdachten en veroordeelden wordt ingewikkelder, maar zal volgens De Jonge in principe blijven functioneren. Meer zorgen maakt hij zich over de opsporingssamenwerking. “Het gemak waarmee gegevens kunnen worden uitgewisseld verdwijnt. Als Nederlandse verdachten nu de Britse grens oversteken, kunnen we zien waar mensen zijn en wat ze doen door gebruik te maken van Britse informatie. Als wij bij een criminele ontmoeting auto’s met Britse kentekens waarnemen, kunnen wij die voertuigen in een gedeelde databank natrekken. En als een geradicaliseerde Brit naar Nederland komt, kunnen Britse opsporingsdiensten in een gedeeld systeem een seintje geven waardoor de Nederlandse politie een onopvallende controle kan uitvoeren. Reisgegevens, financiële informatie, vermiste personen en gestolen goederen zijn in Europese databanken terug te vinden. Bij een no-deal Brexit moeten we die informatiekoppeling van de ene op de andere dag missen.”

Het oordeel van de rechter

“The proof of the pudding is in the eating”, zegt Daniëlle Deli. “Wij kunnen wel een nieuwe werkwijze volgen, maar die moet de toets van de rechter nog doorstaan. De verdediging van de verdachte zal na de Brexit bewijs onderuit proberen te halen, bijvoorbeeld als dat bewijs op de oude EU-manier verkregen werd. Dan is de vraag: hoe gaat de rechter daarmee om?”

Boudewijn de Jonge beaamt dat. “Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de beslagen die wij op verzoek van de Britten hebben gelegd op tegoeden of goederen in Nederland? Het OM kan ervoor kiezen om met de Britten af te spreken dat die beslagen worden omgezet naar traditionele internationale rechtshulpverzoeken. Dan kan een advocaat van een beslagene besluiten de rechter te vragen het beslag op te heffen.”

Op die situaties wordt door de taskforce geanticipeerd in de te verschijnen werkwijzers. “We verwachten dat advocaten zullen inhaken op deze veranderingen”,  zegt Van Iperen. “Bewijs uit het VK zal onder een vergrootglas komen te liggen, of het nu is verkregen vóór of na 29 maart. Officieren willen weten wat ze kunnen zeggen als dat gebeurt.”

“Criminelen zullen altijd de weg van de minste weerstand kiezen”

Ondanks alle onrust denkt Boudewijn de Jonge dat het uiteindelijk goed zal komen. Hij put hoop uit de huidige samenwerking met de Britten. “We kunnen goed samenwerken met onze Britse contacten. Er verandert veel, maar zij blijven in principe op hun plek zitten.” De Jonge is blij dat de taskforce centraal informatie verzamelt . Het is voor de IRC’s erg prettig dat de taskforce dit soort gesprekken voert, zodat niet elk parket dat los hoeft te doen.”

Hoewel De Jonge niet denkt dat alles direct misloopt na 29 maart, maakt hij zich zorgen over de lange termijn. “Door verslechtering van informatiestromen verlopen internationale onderzoeken straks moeilijker. Daar kunnen criminelen hun voordeel mee doen.” Die risico’s ziet de taskforce ook. “Criminelen kunnen gebruik maken van de verwarring”, zegt Van Iperen. “Het is zeker mogelijk dat zij hun activiteiten verleggen. Ze zullen altijd de weg van de minste weerstand kiezen.”