Tekst Jeroen de Ridder / Fact Factory OM
Foto Loes van der Meer

De laatste jaren kost de behandeling van strafzaken meer capaciteit. Zijn misdrijven die de rechter beoordeelt, ernstiger geworden?

De zittingscapaciteit is niet bij alle rechtbanken voldoende om alle aangeboden strafzaken tijdig te behandelen, zo luidde de conclusie van een rapport dat door de Rechtspraak en het OM eind vorig jaar aan de minister van Rechtsbescherming is aangeboden. Vervolgens constateerde in februari 2019  een extern onderzoeksbureau dat - vrij geformuleerd- de behandeling van strafzaken de laatste jaren complexer is geworden en daarom meer capaciteit kost. Zo bleek uit een tijdbestedingsonderzoek dat een rechter in 2018 maar liefst 23% meer tijd nodig heeft om een strafzaak te behandelen dan in 2014. Een visitatiecommissie constateerde vervolgens in maart van dit jaar ongeveer hetzelfde. Niet alleen voor de Rechtspraak zijn dit belangrijke constateringen. Het OM legt namelijk 52% van alle strafzaken voor aan de strafrechter, dus dit raakt evenzeer het werk van het OM.

Maar hoe is dit dan in de praktijk merkbaar? Een aanwijzing dat strafzaken zwaarder en complexer  worden is te vinden in het groeiend aandeel strafzaken dat meervoudig wordt afgedaan. Bij rechtbanken en gerechtshoven kent men enkelvoudige en meervoudige kamers. In een enkelvoudige kamer (EK) wordt recht gesproken door één rechter, in de meervoudige kamer (MK) zijn dat er drie. Van oudsher is de meervoudige kamer bedoeld voor de behandeling van complexere, zwaardere misdrijven. Zo’n 10 tot 12 jaar geleden werd maximaal 10% van alle strafzaken meervoudig behandeld, vandaag de dag is dat 15%. In hoger beroepszaken is hetzelfde beeld zichtbaar; daar is het aandeel MK-zaken gestegen van 88% naar 94% in een periode van 10 jaar.

Komt die stijging doordat de misdrijven die de rechter beoordeelt gemiddeld ernstiger zijn geworden, of door andere ontwikkelingen? Als de misdrijven ernstiger worden dan is de logische verwachting dat het aantal lange vrijheidsstraffen ook hoger zal zijn. De cijfers zeggen iets anders. In 2004 was 34% van alle opgelegde vrijheidsstraffen op een MK-zitting langer dan een jaar, in 2010 was dat 23% en op dit moment is dat nog 17%. Het aantal vrijheidsstraffen korter dan 6 maanden groeit van 15% in 2004 tot 25% in 2018. Verder legt de strafrechter steeds vaker een andere straf dan een vrijheidsstraf op.

Het lijkt er dus op dat de misdrijven die de rechter ziet, zelf niet ernstiger zijn geworden. Het is mogelijk dat rechters in de afgelopen jaren milder zijn gaan straffen, zodat niet de ernst van de misdrijven is gewijzigd, maar de reactie van de rechter daarop. Een alternatieve maar veelgehoorde verklaring voor meer meervoudige behandelingen is dat de behandeling van een gemiddelde strafzaak complexer is dan voorheen. Bijvoorbeeld  omdat meer aandacht wordt besteed aan de (problematische) achtergrond van de verdachte, omdat bewijsmiddelen complexer zijn door nieuwe technieken, of vanwege de veel prominentere rol van het slachtoffer in het strafproces. En hoe meer complicerende factoren, hoe groter de kans op een meervoudige behandeling. De beslissing om de zaak meervoudig te behandelen is in dat geval te zien als een waarborg voor een zorgvuldige behandeling. Een combinatie van meerdere en andere factoren is uiteraard niet uitgesloten. Dit soort ontwikkelingen laat zich helaas slecht vangen in cijfers.

Hoe het ook zij, meer meervoudig afdoen heeft niet alleen gevolgen voor de Rechtspraak, maar ook voor het Openbaar Ministerie. Op een MK-zitting worden minder zaken per zitting behandeld. Gemiddeld staan 6 zaken op de rol van een MK-zitting, in plaats van 10 tot 12 zaken bij een enkelvoudige zitting.  Als meer zaken meervoudig worden behandeld, dan betekent dat zowel het OM als de Rechtspraak meer capaciteit investeren in de behandeling van één strafzaak. Er werken immers drie rechters aan de zaak in plaats van één. Daarnaast hanteert het OM bij een MK-zaak het principe dat de officier die de zaak vanaf het begin in behandeling heeft, ook op zitting aanwezig is. Dat betekent dat soms meerdere officieren op één MK-zitting moeten verschijnen. De schatkistbewaarder van de BV-Nederland kan met het oog op de extra kosten daar kritische vragen over stellen. De behandeling wordt immers duurder terwijl de ernst van de delicten niet meetbaar is veranderd.  En wetende dat op bepaalde plekken sprake is van een tekort aan zittingscapaciteit, is snel de vraag gesteld of er niet meer zaken enkelvoudig kunnen worden afgedaan. Anderen vinden zo’n  bedrijfseconomische benadering van de strafrechtspleging onjuist. Het OM en de Rechtspraak zouden immers geen koekjesfabriek zijn. Want hebben slachtoffers en verdachten niet het recht op een zo goed en zorgvuldig mogelijke behandeling van hun zaak? Ook als dat meer tijd en geld kost?  De cijfers hebben daar geen mening over.