Voorwoord door Caspar Hermans

Caspar Hermans

De Nederlandse drugsindustrie doet ook wel denken aan de rechteloze jungle van de industriële revolutie. Ze infiltreert als een gewelddadig verdienmodel de bovenwereld en is tegelijkertijd een ‘werkverschaffer’ met veel ‘werkgelegenheid’ voor jonge en andere kwetsbare mensen, die nou niet bepaald beschermd worden door een collectieve arbeidsovereenkomst of andere zwaar bevochten sociale rechten.

De situatie in Amsterdam, hét Nederlands A-merk, weerspiegelt scherp hoe we ‘erin getuind zijn’. Ooit ontstond daar het patent op ‘drugsgebruik als symbool voor individuele vrijheid en ontplooiing’. Maar nu is het een bekende drugs-marktplaats, een topattractie voor hordes drugstoeristen en een crimineel vergadercentrum. Vrijheid als primaire associatie bij ‘free drugs’ was ooit progressief, maar is nu pervers en naïef. Want het gaat om gewetenloos eigenbelang uitgedrukt in euro’s, geweld en lomp consumentisme: een illegaal soort kapitalisme.

Niet dat de overheid niks doet. Toch lijkt het imago van Nederland als drugs-marktplaats aan kracht te winnen. En de overheid vernieuwt haar aanpak niet echt; het blijft bij bevliegingen.

Want, let’s be real: Als we ons integrale overheidsapparaat (dus niet alleen OM en politie, maar ook gemeenten en belastingdienst) loslaten op zo’n ingewikkeld probleem, dan is een landschap van praatclubjes zonder actiekracht vaak het gevolg.

Instituten hebben de neiging oplossingen voor problemen te ‘persen’ binnen wat er al is en een overgeorganiseerde overheid bevordert een cultuur van boekhouden en wegkijken (‘alle vinkjes op groen?’). Zo blijft vernieuwing een hobby, terwijl juist slagkracht en innovatiepermanent centraal zouden moeten staan. Want criminele ondernemers vernieuwen continue.

In Brabant en Zeeland wilde een bondgenootschap van bestuurders, enkele moedigen voorop, het ‘zuidelijke’ imago van ‘gekke Henkie van de Nederlandse drugsaanpak’ doorbreken. Zij kozen voor een radicalere gezamenlijke aanpak met als missie ‘meer vonken en minder vinken’ en ‘learning by doing’.

Actiecentra met allerlei overheidsprofessionals en wetenschap opereren onder bezielde leiding en hanteren een simpel concept: focus op belangrijke problemen, doe er iets aan en vertel het aan iedereen. 

Dat levert een handhavingsdruk op voor criminele ondernemers die forser en (heel belangrijk) onvoorspelbaarder is geworden. Het is een begin en erg kwetsbaar, want burgers (bereidheid te melden) en private partijen  (banken, transportsector, vastgoed enzovoort) doen nog niet echt mee.

Het bewijst wel dat een overheid die durft te improviseren als vanzelf aan het vernieuwen slaat.

Het is tijd voor een brede, langjarige en vooruitstrevende agenda. Beschouw het bestrijden van ondermijning bijvoorbeeld niet louter als kilo’s en kerels pakken maar veel meer als het temmen van een type kapitalisme dat onze rechtsstaat als het ware ‘de markt uitdrukt’. Of stel als doel dat we van ons ‘drugsimago’ af moeten. Hoe dan ook: het is tijd voor nieuw en bevlogen houvast dat inspireert en bindt en als grondslag kan dienen voor een langdurig Nationaal Programma tegen Ondermijning waarin slagkracht en innovatie centraal staan.

Caspar Hermans was tot 1 mei directeur Taskforce Brabant-Zeeland