Tekst Pieter Vermaas
Foto Loes van der Meer

De aanpak van ondermijning in Midden-Nederland

Wie praat, die gaat. Dat is de beklemmende sfeer in de cocaïnehandel, een megaprobleem in Midden-Nederland. Het is – in positieve zin – ook de houding van de samen optrekkende overheid, die na overleg óptreedt. Interview met officier van justitie en ‘doener’ Karola van Nie.

“Als ergens een brandt woedt, wil je toch dat de brandweer die gaat blussen? En toch niet dat ze eerst met tien ketenpartners gaan bellen over hoe ze het vuur nou eens het best kunnen aanvliegen?”

Ze is nogal een doener, Karola van Nie, TCI-officier (Team Criminele Inlichtingen) van parket Midden-Nederland. In de strijd tegen ondermijning gaat ze liever ‘gewoon aan de slag’, dan dat ze in stuur- en weegploegen informatiebeeld op analyseproduct blijft stapelen.

Halverwege 2018 had ze dan ook een gezonde dosis scepsis, geeft de officier achteraf toe, toen er plots een plan geschreven moest worden. “We wisten al heel veel, maar toen moest met stoom en kokend water een nieuw integraal actieplan geschreven worden om in aanmerking te komen voor ondermijningsgelden. Midden in de zomervakantie zat ik ineens met ketenpartners in denksessies. In werksessies. Het moest op papier. En er moest consensus zijn. En het moest financieel doorberekend zijn. En dit, en dat…”

Toen het plan er lag, maakt scepsis plaats voor voldoening. “Moet je nóu kijken, dacht ik. Wat goed! We hebben nu in één keer, in idioot korte tijd, consensus in onze eigen regio wat we gaan doen. Met onze eigen OM-aanpak er goed in.”

‘Wie praat, die gaat’. Zo luidt de titel van het actieplan tegen ondermijnende drugscriminaliteit in Midden-Nederland, waar de officier op doelt. Met het plan kreeg regio Midden-Nederland 9.240.600 euro toegekend uit het Ondermijningsfonds van het kabinet.

Al in de eerste alinea’s winden de auteurs er geen doekjes om:

Criminele verbanden krijgen de regio Midden-Nederland steeds meer in hun macht. Zij vormen op meerdere fronten een serieuze bedreiging voor de samenleving en het vertrouwen in de rechtsstaat. De problematiek is fors, complex en heeft grote impact op steden en dorpen in, maar ook ver buiten de regio Midden-Nederland. De onder- en bovenwereld raken steeds meer verweven in het leven van alledag.

Midden-Nederland speelt een grote regisserende rol in de (inter)nationale cocaïnehandel. Uit het Eenheidsondermijningsbeeld en het Nationaal Inlichtingenbeeld Ondermijning (NIBO) blijkt dat een aantal van de grootste internationale drugscriminelen uit deze regio komt en dat er honderden miljoenen euro’s worden omgezet. Maar liefst 54 criminele samenwerkingsverbanden in Midden-Nederland houden zich bezig met de handel in cocaïne. Zij hanteren excessief geweld of de dreiging daarmee als instrument om het criminele imperium in stand te houden of uit te breiden: ‘Wie praat, die gaat.’

Recent hebben in de regio vijftien pogingen tot liquidaties plaatsgevonden, waarvan zeven met dodelijke afloop. Dit heeft desastreuze gevolgen voor bijvoorbeeld het veiligheidsgevoel van burgers. In kwetsbare wijken worden jonge jongens het grote geld van de criminaliteit in gezogen. Onschuldige doden (‘vergismoorden’) en het liquideren van een (onschuldige) broer van een kroongetuige laten zien, dat excessief geweld niet wordt geschuwd. De drugsproblematiek manifesteert zich in en buiten de regio op verschillende manieren, zoals de inzet van dekmantelbedrijven, criminele dienstverleners en witwasstructuren.

Zware jongens achter slot en grendel. Jongeren weerhouden om een harde wereld in te stappen. En het weerbaarder maken van de maatschappij tegen de criminaliteit. Dat zijn grote lijnen uit het plan.

Allereerst die zware jongens: de criminele samenwerkingsverbanden. Karola van Nie: “In Midden-Nederland doen echt grote spelers mee in de cocaïnehandel. Zij hebben de beheersing over cocaïnelijnen en ze beschikken kennelijk over een ‘kraamkamer’ voor de aanwas van jonge daders die worden ingezet in de liquidatiescenes. Dat zagen we in grote liquidatieonderzoeken en in het Nationaal inlichtingenbeeld ondermijning (NIBO). Jonge jongens ‘spotten’ voor de zware jongens, plakken een peilbaken , leveren een pgp-telefoon. Dat is allemaal verbonden aan die harde wereld van de cocaïnehandel.”

Karola van Nie

Lees meer over de aanpak van ondermijning:

Maritieme smokkel
Officier van justitie Annette van Kooij: "We moeten cruciale schakels weghalen en netwerken verstoren".

OM'ers op Schiphol
Saskia Wildemors en Clemy Engeringh proberen ondermijning te voorkomen op de luchthaven.

Ondermijning beter leren aanpakken
Elk jaar kunnen 18 ervaren togadragers deelnemen aan de OM-leergang Aanpak van Ondermijning.

"Geld afpakken is de beste manier om ondermijning te bestrijden"
Financieel rechercheur Wouter Oosterhuis van de FIOD over het afpakken van crimineel vermogen.

Pitbull

“Op de grote cocaïnenetwerken en criminelen die op de internationale opsporingslijst staan moeten we keiharde opsporing zetten. Dat vraagt  een pitbull-mentaliteit en langdurig durven doorzetten. Die houding hebben we in de opsporing  niet altijd gehad. We stopten te vaak nadat er een drugslab was opgerold en een of twee verdachten waren opgepakt. Het netwerk erachter bleef doorgaans ongemoeid, waardoor het misdaadgeld maar bleef ‘doorpompen’ in dat criminele circuit. Dat werd machtiger en machtiger – dat kán natuurlijk niet. Dat heeft natuurlijk voor een groot deel te maken met capaciteit: in Midden-Nederland hebben we veel TGO’s gedraaid, waaronder liquidatieonderzoeken, waarbij we overigens in het verleden ook veel te weinig hebben doorgerechercheerd naar de opdrachtgevers.  Het is ook wel heel lastig: traditionele opsporingsmethoden als het zetten van een tap leveren daarin bijna niks meer op, dus je moet nadenken over heel andere methodes. Dan geloof ik overigens erg in human intelligence: mensen die praten. Mensen die dicht op zo’n crimineel samenwerkingsverband (CSV) zitten en bereid zijn om  hun verhaal te doen, hetzij als informant of bijzondere getuige. Of bijvoorbeeld door de inzet van een criminele burgerinfiltrant.  Een deal met een kroongetuige of een succesvolle infiltratie kan je jaren aan opsporing schelen. Bij de CSV’s waar we mee te maken hebben, ben je van dit soort methoden afhankelijk geworden, net als overigens van succesvolle treffers zoals de ennetcom-data.”

Aanwas onuitputtelijk

Ten tweede, de aanwas van jeugd die snel carrière maakt. Die aanwas blijkt vrijwel onuitputtelijk, zegt Van Nie. En veel zicht op hen is er niet. “Jongens van 20 die het misschien prima op een HBO-opleiding doen en  een blanco strafblad hebben, belanden ineens in de scene. Vroeger zagen we vaak een criminele carrière starten vanuit jeugdgroepen. Jongens – vaak met problemen op school – begonnen met een autokraak, stapten door naar een woninginbraak, pleegden daarna een overval of plofkraak. Omdat je dat redelijk kon voorspellen, kon je daar ook een aanpak op toesnijden. Nu zien we verdachten in liquidatieonderzoeken zonder dat we bij hen zo’n opbouw hebben gezien. Alsof ze op ondermijningsgebied ineens ‘radicaliseren’ en zich afzetten van de samenleving.”

“De kunst is: hoe krijg je ze er weer bij? Dat is ingewikkeld. Die jongens krijgen duizenden euro’s voor een klusje, waarvoor leeftijdgenoten heel lang vakken moeten vullen. Maar al zal niet iedereen te ‘redden’ zijn, je moet proberen hen erbij te krijgen. Daarom kent het plan een preventieaanpak, ‘Programma Straatwaarden’, waarin we met allerlei programma’s proberen iemand binnenboord te houden. Daarbij geloof ik in de kracht van communicatie. Daar moeten we veel meer aan doen. Nu is het nog zo dat als ik bij de aanpak van de mocromafia om de tafel zit met rechercheurs, er bijna alleen maar witte  rechercheurs aan tafel zitten. Maar we hebben het helaas veelal over Marokkaanse  en Antilliaanse Nederlanders. Deze gemeenschappen moeten we meer bereiken: ‘Wat zien júllie? Waar zitten dan de kansen? Help ons alsjeblieft, want wij hebben het antwoord niet’.”

Buurtprinsen onttronen

Een deel van de oplossing verwacht Karola van Nie door de komst van een Quick Respons Team (QRT), waaraan het OM een officier levert. “Dat is  geen team voor lange onderzoeken naar grote criminelen. Het gaat om kortdurende, repressieve, strafrechtelijke onderzoeken, waarin wordt gewerkt vanuit intelligence en er wordt samengewerkt met het bestuur. En waarin dus ook kennis zit van bestuurlijke bevoegdheden. Zonder eerst langs stuurgroepen te hoeven, kan dat  QRT acteren op basis van de beschikbare intelligence. Kun je, bijvoorbeeld, als officier kiezen uit tien drugsdealers om aan te pakken? Dan pak je díe dealer waarvan je vanuit je criminele inlichtingen weet dat déze het interessantst is om aan te pakken vanwege de banden naar een grotere speler die we zien in ons eigen  eenheidsondermijningsbeeld.   Een huiszoeking levert bijvoorbeeld negen van de tien keer interessante informatie op, dus we mogen best actiever zijn daarin. Uiteindelijk willen we laten zien dat we weten wíe we moeten hebben; het sulletje van de buurt pakken is veel te makkelijk en daarmee ga je ook niet het vertrouwen krijgen van de mensen in de straat. Je wil de zogenaamde buurtprinsen onttronen nog voordat ze de kroon op hebben en daarmee hopen we uiteindelijk dat mensen in de wijk bereid zijn zich aan ons te binden en informatie met ons te delen. Dat is onderdeel van het terugbrengen van onze maatschappelijke weerbaarheid. Communicatie is binnen het Programma Straatwaarden dan ook een essentieel onderdeel.”

Een andere doorbraak kwam voor Karola van Nie, toen OM en politie besloten hun ‘Eenheidsbeeld Ondermijning’ te presenteren aan burgemeesters in Midden-Nederland. Dat beeld toont criminele fenomenen en criminele netwerken. “Die presentatie was geanonimiseerd en daarom dacht ik: is het wel interessant genoeg voor burgemeesters? Wat bleek? Voor hen ging een wéreld open. Een burgemeester die toch al langer betrokken was bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit, zei me later: ‘Ik heb er wakker van gelegen.’ Want ineens zag hij scherp hoe de cocaïne- en hennephandel in elkaar zit, de rol van facilitators zoals in de autobranche, hoe makkelijk OMG’s voor klussen zijn in te schakelen. Terwijl ik al twee jaar bezig was met ondermijning, informatie en met integraal werken, voelde ik ineens weer echt hoe belangrijk het is dat we een gedéélde verantwoordelijkheid hebben.”

Districten en lokale slagkracht

De districten in Midden-Nederland krijgen versterking, via districtelijke ondermijningsteams. Ook die moeten een operationele insteek hebben en uitblinken door slagkracht. Karola van Nie: “Die moeten onder leiding staan van iemand die zegt: ‘dit is de info, dus dit gaan we doen’. Zij gaan bij wijze van spreken zelf mee om de voordeur in te trappen.” In het Actieplan van Midden-Nederland hebben de verschillende districten eigen aandachtsgebieden gekregen.

  • Flevoland
    • Het Buitengebied. Wat gebeurt met agrarische ruimte bij teruglopende landbouw?
    • Bedrijventerreinen. Wat is hun de faciliterende rol?
    • Outlaw motorcycle gangs. Door als één overheid op te treden moeten OMG’s en hun normoverschrijdend en crimineel gedrag worden terugdringen.
  • Oost-Utrecht
    • Autobedrijven. Een kwetsbare branche, waar criminelen gebruik van maken door witwassen en inbouwen verborgen ruimtes. Garages zijn soms ontmoetingsplaatsen voor criminelen.
    • Het Buitengebied. Hoe kwetsbaar zijn agrarische bedrijven?
  • Utrecht-Stad
    • Kwetsbare gebieden. Aandacht voor wijken, waarin de aanwas van jeugd in de georganiseerde criminaliteit (drugshandel, liquidaties en plofkraken) speelt.
    • Criminele families. Alleen in Utrecht zijn er 14 families met een prominente rol in drugshandel, waarvan sommige zijn te linken aan de liquidatiegolf binnen de zogenaamde mocromaffia.
  • West-Utrecht
    • Risicolocaties. Er moet meer zicht, handhaving en weerbaarheid komen op recreatieterreinen, horeca, bedrijventerreinen, bedrijfslocaties en in het buitengebied.
  • Gooi- en Vechtstreek
    • Horeca. Daar komen boven- en onderwereld bijeen en worden stromannen ingezet.
    • Vastgoed. De vastgoedbranche heeft een faciliterende rol bij het witwassen van vastgoed.