Tekst Juriaan Simonis

Recente jurisprudentie over openlijk geweld

Juriaan Simonis is werkzaam bij het Wetenschappelijk Bureau OM

Het is vrijdagochtend. Bij een woning in Nijmegen wordt aangebeld. De bewoner doet open en wordt belaagd door twee mannen en een vrouw die vinden dat ze geld van hem te goed hebben. Er vinden schermutselingen plaats waarbij de bewoner bij de keel wordt gegrepen. De vrouw pakt een hockeystick die in de gang staat en slaat daarmee een gat in een raam.

Zij werd in hoger beroep veroordeeld voor vernieling en voor het plegen van openlijk geweld. Haar raadsman klaagde er in cassatie over dat het hof heeft bewezenverklaard dat het geweld ‘openlijk te weten, aan de openbare weg’ is gepleegd. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad schreef in zijn conclusie dat vaststaat dat het geweld in de deuropening was gepleegd. Een zoekslag op Google Streetview leerde dat de voordeur vanaf de openbare weg te zien was. Het geweld kon voor derden waarneembaar zijn geweest en was dus ‘openlijk’. De Hoge Raad was het daar kennelijk mee eens; de veroordeling bleef in stand.

Volgens art. 141 van het Wetboek van Strafrecht zijn strafbaar ‘zij die die openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen’. De Hoge Raad gaat ervan uit dat geweld in elk geval ‘openlijk’ is als dat op of aan de openbare weg gepleegd wordt. Daarom is het bijvoorbeeld niet verbazingwekkend dat degene die een ander neersloeg bij de boksbal op de kermis van Oirschot gewoon veroordeeld werd voor het plegen van openlijk geweld.

“Een huis van bewaring is bij uitstek een plek waar geen willekeurig publiek over de vloer komt”

Ingewikkelder wordt het wanneer er geslagen, gestoken of vernield wordt op een plek die niet voor iedereen toegankelijk is. Dan is de Hoge Raad tegenwoordig streng. In 2018 oordeelde de Raad dat een steekpartij op een besloten feest met 40 gasten geen ‘openlijk geweld’ was geweest. De Raad wees erop dat op openlijke geweldpleging een hogere straf staat dan op mishandeling en vernieling. De reden daarvoor is de schending van de openbare orde. Dus gaat het er volgens de raad “in de kern om dat de geweldpleging zich op een zodanige wijze en op een zodanige plaats moet hebben voltrokken dat de open­bare orde is verstoord. Daarbij is ook van belang of willekeurig publiek aanwezig was of had kunnen zijn”.

Een huis van bewaring is bij uitstek een plek waar geen willekeurig publiek over de vloer komt. Daarom haalde de Hoge Raad een streep door de veroordeling wegens openlijke geweldpleging van een gevangene die met anderen amok had gemaakt omdat een medegedetineerde zijn pap niet mocht opwarmen in een personeelsruimte.

Zelfs geweld in de aula van een schoolgebouw is volgens de Hoge Raad niet zonder meer openlijk. Het gerechtshof dat een leerling had veroordeeld die in een groep een medescholier had belaagd, had volgens de Hoge Raad niet in het midden mogen laten of de aula ook toegankelijk was voor anderen dan leerlingen en personeel van de school.

De kritische opstelling van de Hoge Raad blijkt ook uit een recent arrest over een portiek van een flatgebouw. Het hof Den Haag had een verdachte veroordeeld die meegeholpen had in een portiek een buurman af te tuigen die had geklaagd over nachtelijke geluidsoverlast. De Hoge Raad vond dat het hof beter had moeten uitleggen waarom het vond dat dit openlijk was gebeurd, bijvoorbeeld door opmerkingen te wijden aan de zichtbaarheid van de portiek vanaf de straat en de mogelijkheid dat willekeurige derden toegang hadden tot de portiek. Het hof Den Haag mag de zaak nu overdoen. Misschien brengt Google Streetview uitkomst?