Tekst Steven Beek
Foto Loes van der Meer
Welke straf zou u eisen, als u officier van justitie was? In De Eis legt Opportuun twee voorbijgangers een zaak voor.
Op 5 februari 2019 komt een melding binnen bij de politie in Utrecht: bij een vestiging van de Rabobank op Kanaleneiland is een bom neergelegd. De omgeving wordt afgezet, de bank ontruimd en de explosievenopruimingsdienst komt de bom ophalen. Het blijkt een nepbom. Er is gebeld is met een telefoon zonder simkaart, en op camerabeelden is niemand herkenbaar te zien; het onderzoek loopt vast. Maar op 18 februari gebeurt precies hetzelfde, en ditmaal is de man die de bom neerlegt wel herkenbaar in beeld.
Een medewerker van de bank herkent de man op de beelden als een klant met wie hij die dag een afspraak had. Dat is genoeg om de man aan te houden, en hij bekent direct beide bommeldingen.
De feiten:
- De verdachte bekent beide bommeldingen én het plaatsen van zelfgeknutselde nepbommen;
- De man heeft geen strafblad;
- De man is zwakbegaafd;
- Verdachte is een modelverdachte: hij heeft al vóór de rechtszaak op eigen kosten hulp gezocht;
- Volgens de reclassering is het gevaar voor recidive nihil.
Wat eist u?
Heidie Pols eist: 80 uur werkstraf plus intensieve begeleiding
“Bij een verdachte zoals deze vind ik een goede begeleiding van de reclassering het belangrijkste. Hij heeft een langlopend traject bij de reclassering nodig, op niet-vrijwillige basis. Daarom zou ik een voorwaardelijke celstraf eisen, met een lange proeftijd: minstens twee jaar.
“Het is duidelijk dat hij een boete toch niet kan betalen. Een celstraf levert in dit geval volgens mij niets op. Een werkstraf is dus de beste optie. Maar die werkstraf mag niet te kort zijn, hij heeft tot twee keer toe het openbare leven ernstig ontwricht. Twee weken is voldoende.”
Loes van Driel eist: 100 uur werkstraf plus voorwaardelijke gevangenisstraf
“De verdachte had niet de intentie om anderen iets aan te doen. Hij heeft de bommen niet neergelegd om mensen op te blazen of de maatschappij angst aan te jagen. Daarom zou ik een werkstraf eisen van 100 uur.
“Daders moeten gestraft worden, maar we moeten ze waar mogelijk ook helpen. Deze man is niet in staat om de consequenties van zijn acties in te schatten. Maar ik zou niet vertrouwen op zijn schuldbewuste houding: als hij ooit nog eens zoiets doet, moet hij flink worden aangepakt. Daarom zou ik ook een voorwaardelijke gevangenisstraf eisen.”
De officier van justitie legt uit
Cees-Jan Booij is officier van justitie op het arrondissementsparket Midden-Nederland in Utrecht. Hij heeft het onderzoek geleid naar de zaak van de nepbommen en heeft de zaak namens het OM in de rechtszaal behandeld. De eis van Booij is bijna gelijk aan die van Pols en Van Driel: 100 uur werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar.
Wat waren jouw afwegingen bij het bepalen van de strafeis?
“De zaak had twee kanten. Enerzijds was de verdachte ten einde raad: hij had door werkeloosheid schulden opgebouwd en daarom - zonder toestemming - geld van de rekening van zijn schoonmoeder ‘geleend’. Die transacties begonnen op te vallen, dus wilde de bank met hem in gesprek. Om die afspraak niet door te laten gaan, koos hij tot twee keer toe voor het neerleggen van een nepbom.
“Anderzijds is er nogal wat gebeurd: straten zijn afgezet, tramlijnen omgeleid, en twee keer moest het voltallige personeel van de Rabobank uren op straat wachten. Dat levert overlast en schade op, maar zorgt ook voor angst. Het is maatschappijontwrichtend: de verdachte speelt hiermee in op de gevoelens van angst voor terroristische aanslagen.”
Is jouw eis dan niet wat mild?
“Ik ben normaal niet bang om stevige straffen te eisen, maar dit was echt een modelverdachte. Hij heeft zonder enige terughoudendheid alles bekend, heeft zelfstandig ambulante hulp gezocht, is in de schuldhulpverlening gegaan en heeft zelfs de bank benaderd omdat hij de schade wilde vergoeden. Ik wilde als officier uitgebreid in mijn requisitoir vertellen hoe ernstig zijn vergrijpen waren geweest, maar voordat ik aan het woord kwam had hij het gras voor mijn voeten al weggemaaid met een schuldbewust betoog.
“Maar het klopt, je zou in deze zaak ook drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen eisen. Op zichzelf zijn de feiten daar ernstig genoeg voor. Als officier lever je maatwerk, en dat heb ik hier gedaan. Ik heb wel mijn collega’s de zaak voorgelegd en gevraagd: ben ik niet te soft?”
Hoe ben je op 100 uur werkstraf uitgekomen?
“Bij het bepalen van de strafeis kijk je vaak naar jurisprudentie, maar dat was hier moeilijk: er waren bijna geen vergelijkbare zaken. Bij de meeste bommeldingen gaat het de verdachte erom angst te zaaien en dat was hier niet aan de hand. Dit was een meneer die op een kinderlijke manier onder een afspraak uit heeft willen komen. Bovendien wordt bij de meeste bommeldingen uiteindelijk niets gevonden. Hier had de verdachte zelf iets in elkaar geknutseld met draadjes en lampjes, een beetje een Bassie en Adriaan-bom. De Explosieven Opruimingsdienst heeft die op moeten halen, maar het was redelijk amateuristisch.”
De uitspraak
De rechtbank heeft de eis van Booij volledig overgenomen. “Het was een prettige zitting,” zegt Booij. “De verdachte had berouw, de reclassering was optimistisch en de bank stelde zich menselijk op.” Zo menselijk zelfs, dat de man uiteindelijk klant mocht blijven bij de Rabobank.